55 met f 200.zoodat het maximum der jaarwedde 3400. bedraagt b. indien hij twaalf of meer, doch minder dan 18 lesuren 's weeks heeft, een aanvangswedde van f 120.'sjaars per wekelijksch lesuur, na 2, 4, 6, 8 en 10 dienstjaren telkens te ver- hoogen met ƒ10.per wekelijksch lesuur, zoodat de maximum bezoldiging f 170.'sjaars per wekelijksch lesuur bedraagt; c. indien hij minder dan 12 lesuren 's weeks heeft, een aanvangswedde van 100'sjaars per wekelijksch lesuur, na het volbrengen van 2, 4, 6, 8 en 10 dienstjaren telkens te verhoogen met 10.— per wekelijksch lesuur, zoodat de maxi mum bezoldiging f 150.'s jaars per wekelijksch lesuur bedraagt. Voor elk wekelijksch lesuur boven 26 per week geniet de leeraar een bezoldiging van f 120.per jaar. Buiten toestemming van den leeraar kunnen hem niet meer dan 30 lesuren per week worden opgedragen. Ar1\ 5. Als diensttijd telt mede de tijd doorgebracht als leeraar of leerares aan gymnasia, hoogere burgerscholen, lycea, middel bare handelsscholen, zeevaartscholen, handelsdagscholen, mid delbaar technische scholen en middelbare scholen voor meisjes en als onderwijzer(es) aan een kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen. Diensttijd aan lagere scholen telt voor de helft mede, tot een maximum van 6 jaren. Voor een doctor, gepromoveerd aan een Nederlandsche Universiteit of Hoogeschool, wordt twee jaren meer dan de werkelijke diensttijd vergolden. Art. 6. Bij de berekening van de jaarwedden der leeraren in de natuur-en scheikunde wordt voor 4 tot en met 7 wekelijksche lesuren 1 uur, voor 8 tot en met 15 wekelijksche lesuren 2 uur en voor 16 of' meer wekelijksche lesuren 3 uur bijge teld; eveneens wordt voor den leeraar in de natuurlijke historie voor 8 of meer wekelijksche lesuren 1 uur meer berekend. Art. 7. Alvorens de leeraar in het genot wordt gesteld van eenige periodieke verhooging van wedde, in deze verordening be doeld, winnen Burgemeester en Wethouders omtrent de geschiktheid en plichtsbetrachting van den betrokken leeraar, door tusschenkomst van Curatoren van het Gymnasium, net advies in van den Inspecteur der Gymnasia. Diens advies wordt door Burgemeester en Wethouders aan den Gemeenteraad overgelegd. Art. 8. De conrector geniet als zoodanig eene jaarlijksche bezol diging van f 200.boven de wedde, waarop hij als leeraar aanspraak heeft. Art. 9. Voor tijdelijke leeraren wordt het bedrag hunner jaarwedde telkens bij hunne aanstelling bepaald. Gaat een tijdelijk leeraar over in vasten dienst, dan wor den de jaren, door hem in tijdelijken of vasten dienst door gebracht, bij de berekening der hem toekomende periodieke verhoogingen medegerekend. Artikel 5 is ten deze van toe passing. Art. 10. Indien een leeraar aan het Gymnasium tevens leeraar aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens is, wordt de som der lesuren, door hern aan elk dier inrichtingen gegeven, als maatstaf voor de berekening zijner bezoldiging aangenomen. Bedraagt het aantal lesuren in dit geval meer dan 24, dan is art. 3, 2e lid van toepassing. Indien evenwel het aantal lesuren aan de Hoogere Burger school voor Jongens alleen reeds 25 of meer bedraagt, dan ontvangt de leeraar, behalve zijn bezoldiging als leeraar aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens, slechts voor ieder lesuur aan het Gymnasium f 140.— 'sjaars. Bij samentelling der lesuren geschiedt de verdeeling der jaarwedde over de inrichtingen naar verhouding van het aantal aan elke inrichting gegeven lesuren. Het bovenstaande geldt ook voor den leeraar in de gym nastiek, met dien verstande, dat waar in het eerste en tweede lid van dit artikel een bezoldiging van f 140.per lesuur is vastgesteld, deze voor dezen leeraar 120.'sjaars zal bedragen. Art. 11. In geval van eene vacature wordt voor de waarneming der lesuren eene vergoeding verleend van f 3.per werkelijk gegeven lesuur. In andere gevallen kan alleen dan, wanneer de tijdelijke toestand langer dan een maand achtereenvolgens duurt, voor elk daarna waargenomen lesuur deze vergoeding worden uitgekeerd. Art. 12. Aan de leeraren kan, na ingewonnen advies van Curatoren, het geven van onderwijs worden opgedragen, zoowel aan be staande als aan nog op te richten gemeente-instellingen van voorbereidend hooger of middelbaar onderwijs, met inacht neming echter van het derde lid van artikel 3 en het derde lid van artikel. 4. Art. 13. Met uitzondering van den leeraar in de Hebreeuwsche taal, mogen de leeraren, wier bezoldiging bij deze verordening geregeld is, zonder toestemming van den Gemeenteraad, geene bezoldigde betrekkingen buiten de in het vorige artikel be doelde aannemen. Art. 14. Met het einde van den cursus, waarin zij den leeftijd van 70 jaar hebben bereikt, wordt den leeraren, wier bezoldiging bij' deze verordening geregeld is, ontslag uit hunne betrekking verleend. Den leeraar in de gymnastiek wordt ontslag uit zijne be trekking verleend met het einde van den cursus, waarin hij den leeftijd van 65 jaar heeft bereikt. Art. 15. Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 Januari 1919, met uitzondering van de bepalingen be treffende de bezoldiging van den leeraar in de gymnastiek, welke op een nader te bepalen datum, doch uiterlijk op 1 September 1919 in werking treden. Op eerstgenoemden datum vervalt de verordening van 15 Juli 1915 (Gemeenteblad No. 7), gelijk die gewijzigd is bij verordening van 23 Mei 1918 (Gemeenteblad No. 17). III. VERORDENING, regelende de jaarwedden der leeraressen en leeraren aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes te Leiden. Art. 1. De jaarwedden der leeraressen en leeraren aan Burgerschool voor Meisjes worden vastgesteld als a. voor de Directrice, op b. voor een leerares in de nieuwe talen, op c. voor een leerares of leeraar in de wiskunde en de wiskundige aardrijkskunde, op d. 1°. voor een leerares of leeraar in de geschie denis en aardrijkskunde, op 2°. voor een leerares of leeraar in de geschie denis, op 3°. voor een leerares of leeraar in de aardrijks kunde, op e. voor een leerares of leeraar in de natuur- en scheikunde, op f. voor een leerares of leeraar in de plant- en dierkunde, op g. voor een leerares of leeraar in het teekenen, op h. voor een leerares in de gymnastiek, op i. voor een leerares in de handwerken, op j. voor een leerares of leeraar in het schoon schrijven, op k. voor een leerares of leeraar in de staatsweten schappen, op de Hoogere volgt: f 3300.— 2200.— 2200.— 2200.— 2200.— 1350.— 1350.— 1350.- 1350.— 1000.— 800.— 100.— 400.— Art. 2. De jaarwedde van de Directrice wordt, wanneer zij, hetzij te Leiden, hetzij elders, 2, 4, 6, 8 en 10 jaren als zoodanig aan een Hoogere Burgerschool voor Meisjes is werkzaam ge weest, telkens met f 100.verhoogd, zoodat het maximum harer wedde 3800.bedraagt. De jaarwedden van de leeraressen of leeraren, genoemd sub b, c, d, 1°. d, 2°, d, 3°, e, g, h en i worden, wanneer zij een diensttijd hebben van 2, 4, 6, 8 en 10 jaren, voorzooveel betreft de leeraressen of leeraren, genoemd sub b, c, d, 1°, d, 2°, d, 3°, e, f, g en h telkens met f 100.en voor zooveel betreft de leerares, genoemd sub i telkens met f 80.ver hoogd, zoodat het maximum der jaarwedde voor de leeraressen of leeraren genoemd onder b, c, d, 1° en d, 2° 2700. voor die genoemd onder d, 3°, e, f en g f 1850.voor de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 3