DONDERDAG 13 MAART 1919.
51
dat ligt er maar aan welken kijk men op deze zaken heeft.
De heeren Pera en Huurman zeggen: dat het terrein niet is
verkocht en bebouwd, ligt aan het feit, dat de weg doodloopt.
Door het maken van een verbindingsweg zal dit terrein veel
meer aantrekkelijk worden voor het bouwen van dat soort
van huizen, dat men daar het liefst zou zien verrijzen Dat
het maken van dezen weg van eenige beteekenis zal zijn, zal
door niemand worden ontkend, maar of die invloed zoo groot
zal zijn, dat men er toe over gaan zal om grond te koopen voor
den bouw van dergelijke woningen, ik geloof er niets van.
Wij zullen daar nooit krijgen huizen, die .tegen een hoogen
huurprijs zullen kunnen worden verhuurd. Men zoekt het
nu eenmaal niet aan dien kant, met dezen oorlogstijd kun
nen wij niet rekenen, maar ook voor dien tijd is er zoo goed
als door niemand moeite gedaan om daar grond te koopen.
De heer Huurman. Dat kwam, omdat er geen straat was.
De heer A. Mulder. Dat kan de oorzaak niet zijn.
Wanneer men had willen aanpakken, dan spreekt het van
zelf, dat de gemeente wel zou zijn overgegaan tot het aan
leggen van een weg. Daar komt nog iets bij, al is het eigenlijk
niet iets, dat in eene openbare raadszitting moet worden
gezegd, men moet niet vergeten, dat men in de toekomst
aan de zijde van het kanaal meer en meer industrieterrein
zal krijgen, dat is eene belangrijke factor, dien wij niet mogen
vergeten. Waar Burgemeester en Wethouders voorstellen om
woningen te doen bouwen, die toch werkelijk heel fatsoenlijk
er zullen uitzien, daar geloof ik, dat het meest gewenscht
zal zijn mede te gaan met het voorstel van Burgemeester en
Wethouders.
Daarbij komt nog, dat er wel gezegd is, dat wij op ver
schillende plaatsen grond hebben. Dat valt niet te ontkennen,
maar dan vraag ik: waar en in welke buurt?
Ik stel mij juist voor, dat wanneer wij die tuinstadwijk
tot stand brengen, wij veel meer de aantrekkelijkheid zullen
vergrooten en dat daar ook door anderen zal worden gebouwd
en dat is voor mij ook een factor, die niet in de laatste
plaats geldt.
Voorloopig, wanneer ik geen andere bezwaren hoor, die
voor mij beslissend zouden zijn, kan ik mij dus wel aansluiten
bij het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De heer de Lange. M. d. Y. Ik wil nog enkele woorden ter
verdediging van ons voorstel in het midden brengen.
In de eerste plaats ben ik van oordeel het is al door
den heer Pera gezegd dat de grond aan het Raamland
werkelijk onverkoopbaar was, omdat zij lag aan een dood
loopend slop en daar bouwt men geen villa's: Nu wordt de
situatie beter, wanneer de verbindingsweg met den Zoeter-
woudschen Singel er komt. Daardoor zal men pas verkoopbaar
terrein krijgen.
In de tweede plaats komt in aanmerking de datum waarop
het vorige besluit ten opzichte van het Raamland is genomen
dat was in December 1913. Daar is onmiddellijk op gevolgd
de oorlog, die nu pas geëindigd is. De prijzen van de bouw
materialen zijn daardoor buitengewoon gestegen, hetgeen zeker
de grootste aanleiding is geweest om den lust tot het bouwen
van woningen te ontnemen. Wij hopen nu, dat wij weder
meer normale toestanden tegemoet gaan waarin de exploi
tanten van huizen den lust krijgen om te gaan overwegen of
zij den grond aan het Raamland voor hun doeleinden geschikt
achten en dan acht ik het aan geen twijfel onderhevig, dat
de gemeente daar koopers voor haar grond zal vinden die
bereid zijn den prijs te betalen, dien zij wenscht, zoodat daar
op den duur eene wijk van heerenhuizen zal ontstaan.
In de derde plaats wil ik er op wijzen, dat het toch be
spottelijk zou zijn, wanneer er aan een boulevard van 30 M.,
huisjes werden geplaatst van eene hoogte van 5 a 6 M. Dat
lijkt nergens naar. Een straat van 15 M. is breed genoeg voor
dergelijke huisjes.
Het vierde argument is dat de gemeentè tal van Hectaren
goeden bouwgrond heeft op andere plaatsen voor den bouw
van arbeiderswoningen en woningen voor kleine ambtenaren,
die veel minder kosten, doordat de aankoopsprijs van dien
grond niet gedrukt behoeft te worden door de zeer groote uit
gaven van aanleg van een boulevard van 30 M. De grond aan
de Burggravenlaan wordt daarvoor veel te duur. En nu zal
men hier maar zoo terloops gaan besluiten om dien grond
uit te gaan geven voor arbeiderswoningen. Wanneer wij nu
dit voorstel van Burgemeester en Wethouders aannemen, dan
zie ik daar zoo wat eene belofte in, dat wij ongeveer wel
zullen goedvinden den prijs dien de bouwvereeniging wil be
talen; we krijgen dan waarschijnlijk voor dezen grond f 2,50
a f 3.waardoor de gemeente belangrijke schade lijdt om
aan een bouwvereeniging een cadeau te geven, terwijl de
gemeente elders grond heeft, die met dien prijs ten volle
betaald is. Wij kunnen dus dezen grond beter bestemmen
voor een ander soort woningen; dat is voor de gemeente
voordeelig en voor de volkshuisvesting in geen enkel opzicht
schadelijk.
Er is gezegder worden aan die zijde geen groote huizen
gevraagd. Laat men dan maar eens goed rond zien, dan zal
men tal van groote huizen zien staan aan den Hoogen Rijn
dijk en den Zoeterwoudschen Singel en die huizen staan nooit
leeg, maar zijn te allen tijde bewoond.
De heer Hoogenboom. M. d. V. Na hetgeen de heer de Lange
tot toelichting heeft gezegd, behoef ik niet veel meer aan zijne
woorden toe te voegen. Ik zou alleen willen opmerken, dat ik
mij bij de onderteekenaars van dit amendement heb geschaard
omdat punt f het zwaartepunt is van het voorstel van Burge
meester en Wethouders, en door aanneming daarvan eene
wijziging zal worden gebracht in de wijze van bebouwing van
het Raamland aan de Burggravenlaan. Door verschillende
heeren is opgemerkt, dat de oorzaak van het niet slagen van
het bebouwingsplan van het Raamland is gelegen in het niet
doorloopen van de boulevard. De heeren, die dit argument
hebben bestreden, zou ik willen wijzen op het motief, dat
Burgemeester en Wethouders zelf in 1913 (Ingekomen Stuk
330) bij het doen van hun toenmalig voorstel in zake de
exploitatie van het Raamland naar voren hebben gebracht.
Zij hebben toen aldus geargumenteerd:
«Alvorens tot den verkoop van verschillende perceelen kan
worden overgegaan, zal een krachtdadig begin moeten worden
gemaakt met den aanleg van wegen op het Raamland, aan
gezien het niet te verwachten is dat zich eerder vele gegadigden
voor de verschillende perceelen zullen aanmelden."
Toen is evenwel de krachtige aanleg van den weg niet ter
hand genomen, men heeft zich slechts beperkt tot het eerste
gedeelte.
In 1913 is er door Burgemeester en Wethouders dus zelf reeds
op gewezen, dat om het Raamland goed te kunnen exploiteeren
men het Raamland van wegen moet voorzien. Wanneer thans
door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld om over
te gaan tot den aanleg van wegen, dan wil dit nog niet zeggen,
dat men daarom zou moeten afzien van het oorspronkelijk
plan om het Raamland te doen bebouwen met flinke heeren
huizen en men behoeft daarom nog niet mede te gaan met
het voorstel van Burgemeester en Wethouders om het Raam
land in exploitatie te geven aan Tuinstadwijk. Tuinstadwijk
wenscht huizen te bouwen, die iets meer zijn dan arbeiders
woningen. Nu zegt de heer Sijtsma, dat het heel aardige
huizen zullen zijn. Hij heeft er eene teekening van gezien en
meent, dat die huizen aan die laan niet zullen misstaan. Het
eenige wat ik weet van Tuinstadwijk is, dat indertijd eene
brochure werd toegezonden aan de leden van den Raad door
den archictect P. Kuiper Jr., waarin eenige schetsen van
huizen voorkomen benevens een plattegrond aangevende, hoe
zulk een tuinstadwijk er uit zou zien. Het zijn alle huizen
zonder verdieping; zeer bescheiden huizen, die in geen
enkel opzicht passen aan dezen boulevard. Nu Burgemeester
en Wethouders voorstellen den boulevard Burggravenlaan te
verlengen en eene verbinding tot stand te brengen met den
Zoeterwoudschen Singel, daar meen ik, dat het dan zeer goed
mogelijk zal zijn, dat daar flinke heerenhuizen zullen worden
gebouwd. Ik geloof dan ook niet, dat wij op het oogenblik mede
moeten gaan met het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders. Daarom heb ik mij geschaard bij de onderteekenaars
van het voorstel van den heer de Lange, omdat ik het beter
vind de zaak nog eens af te wachten; wellicht, dat nu voor
den bouw van heerenhuizen aldaar meer neiging zal ontstaan.
En nu zouden wij dat nog meer in de hand willen werken
door den Raad niet meer gebonden te doen zijn aan het voor
stel, zooals dat in 1913 is aangenomen, n.l. de bebouwing
van de Burggravenlaan met opzichzelf staande villa's, maar
door toe te staan, dat daar ook aaneengesloten woningen, eens
gezinshuizen gebouwd mogen worden.
Dat is de reden. Mijnheer de Voorzitter, waarom ik met de
de andere voorstellers dit voorstel heb onderteekend en waarom
ik meende, dat wij op het oogenblik niet met het voorstel
van Burgemeester en Wethouders mede moesten gaan. Wij
willen nog een paar jaar wachten en eens zien ot de exploi
tatie van het Raamland na de uitbreiding der wegen niet
beter ingang zal vinden.
De heer de Lange heeft het ook al gezegd, dat wanneer wij
dezen grond, die volgens het plan van 1913 f8.a ƒ12.
per M2. zou moeten opbrengen, nu aan eene vereeniging als
Tuinstadwijk is, gaan verkoopen, welke misschien maar 2.
a f 3.zal kunnen betalen, dit voor de gemeente een finan
cieel nadeel zal zijn en waar andere heeren zeggen, dat er
elders genoeg grond voor Tuinstadwijk is te vinden, daar
ligt het in de rede, dat wij die woningen niet hier toelaten
waar zij niet hooren, en waar het daardoor afstaan van grond
voor de gemeente financieel nadeelig zou zijn.
De heer van der Pot. M. d. V. Ik ben er eigenlijk dank
baar voor, dat de heer de Lange zijn amendement heeft