44
DONDERDAG 13 MAART 1919.
dat hij voor datzelfde feit door het Gerechtshof te 's Gra-
venhage veroordeeld is geworden tot eene voorwaardelijke
gevangenisstraf van vijf maanden;
dat het Gerechtshof daarbij in overeenstemming met den
officier van Justitie, zijn zeer gunstig verleden als staats
burger en gemeente-werkman in aanmerking heeft genomen
en daardoor deze, op zich zelf niet zware straf over hem
heeft uitgesproken;
dat echter die straf, nu zij gepaard is gegaan met een
niet eervol ontslag uit de Gemeentedienst en al de mogelijke
gevolgen daarvan, ten slotte toch nog zwaar, zelfs zeer zwaar
voor hem is geworden
dat namelijk zoowel het een als het ander moreel alreeds
zeer drukkend voor hem is en blijft, terwijl bovendien, onder
zijne maatschappelijke omstandigheden, de materieele ge
volgen al niet minder bezwarend zijn;
dat toch zijn niet eervol hem niet alleen onmiddellijk ge
heel broodeloos heeft gemaakt, maar tevens, in verband met
zijn reeds een-en-zestig jarigen leeftijd, eene toekomst heeft
geschapen, welke bijna hopeloos zorgwekkend zal zijn;
dat dit laatste vooral het geval is door het verlies van
het recht op pensieoen voor zich en zijne echtgenoote;
dat daarbij het verlies van dit recht nog in het bijzonder
eene kittere verzwaring van zijne straf is, wijl hij, om be
doeld pensieoen te kunnen verkrijgen, al die jaren welke hij
de gemeente gediend heeft, een zekerlijk niet gering deel
van zijne inkomsten heeft moeten missen;
dat evenwel deze geheele voor hem zoo verschrikkelijk
zware druk zijner straf en hare gevolgen nog in niet geringe
mate verlicht zou worden, wanneer het Uwe Raad zoude
mogen behagen, hem dat verloren recht althans in zooverre
wederom te verleenen, dat het bedrag van beide pensieoeneri
worde bepaald naar het aantal dienstjaren waarvoor hij heeft
bijgedragen of, zoo dit eventueel niet doenlijk mocht zijn,
naai' de som der door hemzelf gestorte gelden en dan zijn
eigen pensieoen ook eerst op zijn vijf-en-zestigsten jaar zoude
ingaan;
redenen waarom requestrant zich tot U, Edelachtbare Heeren,
wendt, met het eerbiedig verzoek, zoowel hem als zijne echt
genoote alsnog het recht op een zoodanig pensieoen te willen
toekennen.
't Welk doende, enz.
Hoogachtend, H. Botermans.
's-Gravenhage, 8 Maart 4919."
De Voorzitter. Ik vestig er Uwe aandacht op dat depen-
sionneering niet geschiedt door de gemeente, maar door het
Rijk en dat art. 7, tweede lid van de pensioenwet voor de
gemeenteambtenaren 1913 luidt:
»Wij behouden ons voor om, den pensioenraad gehoord,
ten aanzien van een gemeenteambtenaar, die om een der in het
•eerste lid van dit artikel genoemde redenen wordt ontslagen,
te bepalen, dat hem eene toelage uit het fonds wordt verleend.
Deze toelage overschrijdt niet het bedrag, dat de belangheb
bende, werd hij gepensionneerd aan pensioen zou ontvangen."
Botermans zal zich dus met zijn verzoek tot het "Rijk moeten
wenden. Voor het eventueel pensioen van zijne weduwe kan
betrokkene gewoon doorstorten, precies als bij eene levens
verzekering.
Ik stel dus voor om dit verzoek niet ontvankelijk te verklaren.
Aldus wordt besloten.
6°. Rapport van de Commissie ad hoc in zake de jaarwedde
en de pensionneering van de Wethouders.
Is bereids onder de Ingekomen Stukken opgenomen.
7°. Adres van de afdeeling Leiden van den Revolutionairen
Socialistischen Vrouwenbond, in zake verlaging van den gas-
prijs en goedkoopere beschikbaarstelling van rijkswege van
diverse distributieartikelen.
Dit adres luidt als volgt:
«Leiden, 12 Maart 1949.
Aan de Raad der Gemeente Leiden.
Mijne Heeren.
Ondergeteekenden, respectievelijk Voorzitster en Secreta
resse van de Revolutionnaire Socialistische Vrouwenbond
afdeeling Leiden, brengen het volgende onder Uwe aandacht:
dat de gasprijzen, ondanks de vele verzoeken tot Uwe Raad
gericht, nog steeds schandelijk hoog zijn;
dat de ondergoederen, beschikbaar gesteld voor de arbeiders
en daarmee gelijkgestelden, in prijs veel te hoog zijn, zoodat
de arbeiders practisch deze ondergoederen toch niet kunnen
k°datetsajet, een artikel, waar in de huisgezinnen der arbeiders
groot gebrek aan is, niet van overheidswege beschikbaar
wordt gesteld
dat zij aandringen op distributie van kleiaardappelen, in-
plaats van oneetbare veenaardappelen. Mocht dit niet in Uwe
macht liggen, zoo verzoeken zij U met klem nogmaals bij
den Minister krachtig aan te dringen op distribueering van
eetbare aardappelsoorten
dat de suiker, een gezond volksvoedsel, in te kleine hoe
veelheid wordt verstrekt;
dat het melkrantseen absoluut onvoldoende is en slechts de
beter gesitueerden in staat zijn het ontbrekende aan te vullen
door er hoogere prijzen voor te betalen
dat zij er krachtig op aandringen, dat de varkens indertijd
door de gemeente aangekocht om gemest en daarna gedis
tribueerd te worden, alsnog beschikbaar worden gesteld.
Redenen waarom ondergeteekenden zich tot Uwe Raad
wenden met het verzoek aan bovenstaande klachten tegemoet
te komen, door onmiddellijke verlaging van den gasprijs en
door die maatregelen te treffen, welke eene goedkoopere
beschikbaarstelling van rijkswege der distributie artikelen
kunnen bevorderen.
Namens de afdeeling Leiden der Rev. Soc.
Vrouwenbond,
De Voorzitster, E. J. Franke v. Galen.
De Secretaresse, E. v. Welzen Meijers,
Morschstraat No. 45."
Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
om praeaavies.
8°. Adres van de afdeeling Leiden van den Bond van Technici
ten geleide van een motie, in zake het lang uitblijven van
de voorstellen der Commissie ad hoe, betreffende de salaris
regeling.
Dit adres luidt als volgt:
«Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, het Bestuur'
van de Afd. Leiden van den Bond van Technici, laatstelijk
goedgekeurd bij Kon. Besl. van 22 Dec. 1915 No. 50
dat in de afdeelingsvergadering van 5 Maart 1919 bijgaande
motie is aangenomen
dat het vertrouwt dat Uw Raad zijn aandacht aan deze
motie zal schenken
dat de Bond v. Technici nog steeds niet door de Commissie
ad hoc in de gelegenheid is gesteld zijn ingediende voorstellen
d.d. Dec. 1918 mondeling toe te lichten
en verzoekt Uwen Raad zijn afkeuring uit te spreken over
het lange uitblijven van het Rapport van de Commissie ad hoe,
welke Commissie in November is benoemd, en thans, 4 maanden
daarna, nog geen salaris-voorstellen bij Uwen Raad heeft
ingediend.
't Welk doende enz.
de Ridder, Voorzitter.
Leiden, 11-3-1919. C. van der Hoogt, Secretaris.
Met één bijlage.
Leiden, 11 Maart 1919.
Motie.
De Afd. Leiden van den Bond van Technici, in vergadering
bijeen op 5 Maart 1919,
gezien de besprekingen gevoerd inzake de aanhangige
questie tot herziening der salarissen van de ambtenaren in
dienst bij de Gemeente Leiden,
gehoord de mededeelingen van het Afd. Bestuur waaruit
blijkt dat bij herhaling bij de door den Gemeenteraad benoemde
Commissie ad hoe zonder resultaten op spoed werd aan
gedrongen,
Spreekt haar groot leedwezen uit over de gebleken wijze
waarop met de vérstrekkende belangen der ambtenaren,
zonder aannemelijken grond wordt gedraald,
en besluit deze motie ter kennis te brengen van den Raad
en de Pers."
Voorzitter. Namens Burgemeester en Wethouders stel ik
voor dit, vooral met het oog op den eersten onderteekenaar,
de Ridder, als zeer onbeschaamd te qualificeeren adres voor
kennisgeving aan te nemen.
Hiertoe wordt besloten.
9°. Adres van den Algemeenen Nederlandschen Timmerlie-
denbond en nog 5 andere bonden, om bij werken in eigen
beheer en in bestekken van gemeentewerken in te voeren de
8-urigen werkdag, en 45-urige werkweek ®n den vrijen