DONDERDAG 13 MAART 1919. 53 toch ook kleine lage huisjes zijn gebouwd aan bt'eede wegen en ik heb nooit den indruk gekregen, dat dit misstond, dat dit leelijk was en daarom geloof ik niet, dat het aspect van onze Burggravenlaan zoo leelijk zal worden, wanneer aan weerszijden aardige woningen worden geplaatst, die alleen maar wat laag zijn. Wel kan men zeggen: is daarvoor nu eene breedte van 30 M. noodig? Neen, die is daarvoor niet noodzakelijk, maar die is daar om andere redenen aangenomen. Die Burggraven- laan vormt daar een gedeelte van een zeer langen weg, een half uur gaans, die in het uitbreidingsplan parallel met den singel rondom de gemeente is getrokken, een weg, die in zijn geheel in gebruik zal worden genomen, wanneer wij allen er waarschijnlijk niet meer zullen zijn en waarvan de Directeur van Gemeentewerken het betreurde, dat wij hem op 30 M. wilden brengen. De Directeur had daarvoor liever aan de breedte van 40 M. vast gehouden. Hij zegt: in het grondplan van een stad als Leiden, die over 50 jaar mogelijk 100000 inwoners zal tellen, hoort een dergelijke ringweg en die moet dan een breedte hebben van minstens 40 M. en men doet verkeerd wanneer men daarop gaat afdingen tot 30 M. Maar men heeft onzes inziens met het oog op de enorme aanleg- kosten water in zijn wijn te doen en daarom hebben wij gezegd, dat 30 M. breedte voldoende was. Dat maakt in elk geval de aanblik van de straat niet minder en dat zal aan de toekomstige belangen toch wel in voldoende mate tegemoetkomen. En dan eindelijk was het derde bezwaar van de voorstellers, dat wij op die wijze niet voldoenden grond zouden overhouden voor betere woningen. De heer Huurman zegt in dit verband: op welke terreinen wilt gij dan stichten huizen van hoogere huurwaarde? Ik zou den heer Huurman willen antwoorden, dat wij den bouw daarvan willen overlaten aan het particulier initiatief. De heer Huurman. Maar dan moet er toch gelegenheid tot bouwen zijn. De heer van der Pot. Daar heeft U natuurlijk gelijk in, maar wanneer de grenzen der gemeente zijn uitgezet gelijk in het annexatieplan is aangegeven, dan is er terrein genoeg. Ik denk bv. aan den Haagweg tot aan de Vink. Dat terrein is uitnemend geschikt voor villabouw. Verder de uitbreiding der gemeente naar den kant van Oegstgeest. In de Inge komen Stukken is gewezen op den trek naar het Westen in tal van groote steden. Aan dien kant zal gevraagd worden naar huizen van hooge huurwaarde. Die terreinen zijn hier voor uitnemend geschikt. De gemeente heeft daarvoor dan ook niet te zorgen, dat doet de particuliere bouw wel. De gemeente heeft te zorgen voor woningen, omtrent welker voorziening de zorg aan de gemeente is opgedragen volgens de Woningwet, en waarin gelegen is een sociaal belang, dat er genoegzaam van aanwezig zijn. Nu zegt de heer Huurman, dat de grondprijs van het Raamland te hoog was. Ik geloof evenwel dat wanneer de grondprijs verlaagd was van ƒ10 en ƒ12 tot ƒ6 en ƒ8, dat er niet veel meer aanvragen tot het bouwen op Raamland zouden zijn ingekomen. De heer Huur man weet dat ook wel. De grondprijs is voor den bouw van zulke huizen niet van zoo'n groote beteekenis. De grondprijs is derhalve geen factor die den bouw noemenswaard zal hebben tegengehouden. De voornaamste factor, die particu lieren bouw in het algemeen thans tegenhoudt, zijn de groote bouwkosten, die evenwel wel weer wat zullen dalen. Ook in onze gemeente ziet men het zelfde verschijnsel, dat de trek niet is naar het Oosten, maar naar het Westen. In het Westen worden de woningen gebouwd van hoogen huur prijs. Waarom dat zoo is, is moeilijk te zeggen, maar het is een verschijnsel, waarmede rekening moet worden gehouden. Daar is nog grond genoeg en daarom behoeft men voor die woningen het Raamland niet te reserveeren. Ik geloof, dat ik hiermede voldoende de vragen en argumenten van de verschillende sprekers heb beantwoord. De heer Huurman. M. d. V. Ik wil beginnen te consta- teeren, dat de geachte Wethouder verschillende van onze argumenten als gegrond heeft moeten erkennen. Het is mij opgevallen den geachten Wethouder zoo herhaaldelijk te hooren zeggen: ik geef toe. De heer van der Pot zegt zich te hebben gehouden aan de gewoonte en heeft gemeend, dat het niet noodig was het rapport van den Directeur van Gemeentewerken in het praead- vies te bestrijden. Wanneer Burgemeester en Wethouders een rapport van den Directeur noodig hebben om er een voorstel »door" te krijgen, dan wordt van zulk een rapport wel gebruik gemaakt. De Voorzitter. Dat heeft U toch mis. Wat de Wethouder zei, was volkomen juist. De heer Huurman. Maar wat ik zei, is ook juist. De Voorzitter. Neen, dat is onjuist, maar het doet niets af aari Uw betoog. De heer Huurman. De geachte Wethouder is van meening, dat wanneer aan het begin van de Burggravenlaan heeren huizen worden gebouwd, de andere huizen hierdoor zouden worden gedrukt. Ik meen juist het tegenovergesteldeik meen dat men aan een boulevard van 30 M. breed grootere huizen sticht, en in de achtergelegen straten die toch ook nog 15 M. breed worden kleinere. Het is toch nooit vertoond dat aan een boulevard kleine huizen worden gezet en aan de daarachter gelegen smalle straten, grootere. De heer van der Pot. Ik bedoel met «daarachter" niet de zijstraten, maar het verlengde van de boulevard. Ik geloof niet, dat de grootere huizen verderop van de boulevard worden gedeprecieerd, wanneer aan het begin van de boulevard kleinere huizen worden gebouwd. De heer Huurman. Maar wat voor huizen wilt U dan doen bouwen in de achter gelegen straten De heer van der Pot. De zelfde woningen. Ik zou ook het aan weerszijden gelegen terrein in exploitatie willen geven aan Tuinstadwijk. De woningen dezer vereeniging komen slechts ten deele aan de boulevard zelf. De heer Huurman. Het argument van den heer van der Pot dat er op dit terrein geen schuld rust, gaat naar mijn meening niet op. Dit kan toch nooit aanleiding geven om het maar voor een koopje aan de een of andere bouwver- eeniging af te staan. Dan wil ik er nog eens op wijzen, dat men bijna al de toegangswegen naar de gemeente heeft bedorven door te smalle wegen en onaanzienlijke kleine woningen heeft ge bouwd. En nu zullen wij hier krijgen een nieuwe flinke breede verkeersweg, maar den bouw weder even klein op zetten als voorheen. De geachte Wethouder meent, dat deze manier goed is, maar het is opvallend, dat degenen in den Raad, die iets van bouwkunde weten, alsmede de Direc teur van Gemeentewerken eene andere opinie zijn toegedaan. De heer van der Pot alleen meent, dat het belang van Leiden gediend is om de uitgangen van de gemeente vol te bouwen met kleine woningen. De heer van der Pot heeft mij omtrent mijn opmerking over grootere woningen verkeerd begrepen. Ik begrijp heel goed, dat de gemeente vooralsnog geen zorg heeft voor het bouwen van woningen tegen een huurwaarde van 5 of 600.Maar ik heb alleen gezegd, dat men als overheid er rekening mede moet houden, dat dergelijke woningen gesticht kunnen wor den. Zoo, dat de gemeente zorgt dat er terrein voor beschik baar is. Nu vind ik, dat dit terrein juist geschikt is voor dergelijke huizen. Nu wil men dit bestemmen voor een ander doel en daarom heb ik gevraagdwijs mij een terrein aan, waar zoogenaamde heerenhuizen kunnen worden gebouwd. De heer van der Pot. Dat heb ik gedaan De heer Huurman. Daar zal ik U straks op antwoorden. Ook heeft de Wethouder gezegd, dat het niet zooveel uit maakt of men 1.- of 2.meer ol minder voor den grond betaalt, maar de heer van der Pot zag voorbij, dat tot nog toe een groote oppervlakte voor een villa gekocht moest worden. Ik erken, dat als men een huis bouwt van 6 M. breed en 20 of 25 M. diep, het er niet zooveel toe doet, of de prijs 2 meer of minder is, maar hier moest 3 of 4 maal zooveel grond worden gekocht als er noodig is voor het huis omdat de grond bestemd was voor villabouw. Daarom heb ik gezegd stel, dat zou blijken, dat die grond te duur zou zijn en de prijs zou dan ƒ1.of 2 lager worden gesteld, dan zou dat lang niet zooveel geld kosten, dan wanneer men, zooals nu wordt voorgesteld, de grond goedkoop moet leveren aan Tuinstadwijk. Ik begrijp niet, dat er zooveel bezwaar kan zijn om nog eenige jaren te wachten en het nog eens een jaar of 5 te probeeren. Laten wij het eens probeeren met het stelsel, zooals dit door den heer de Lange c.s. is voorgesteld. Het is gepro beerd met villa's, dat ging niet. Is het nu niet voorzichtig om het nog eens een paar jaar te probeeren met een ander plan als het dan blijkt, dat het nog niet gaat, dan is het immers nog geen bezwaar dit terrein te bestemmen voor de volks huisvesting. Laten wij daarom voorzichtig zijn met het nemen van een besluit. Ik geloof, dat men dezen uitleg zou bederven, wat een ernstige fout en een ramp voor de gemeente zou zijn. De heer de Lange. M. d. V. Ten slotte nog eene enkele opmerking. Ik zal niet herhalen wat de heer Huurman heeft gezegd. Dit zou niet nuttig en niet aangenaam zijn. Het heeft

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 11