52 van het perceel No 3701 voornoemd uitweg zou verleenen naar het perceel No. 3688 of op andere wijze te harer keuze, naar den Lagen Rijndijk, terwijl deze uitweg wat breedte, beharding enz. betre't, zou worden gemaakt in overleg met den eigenaar van het perceel No. 3701 en in de kosten van aanleg en onderhoud door dezen voor een vierde deel zou worden bijgedragen. Inmiddels is echter gebleken, dat de Maatschappij Nationaal Grondbezit geen eigenares is geworden van het geheele per ceel No. 3701, daar een smal strookje, zijnde het zuidelijk gedeelte, gebleven is aan de firma Hoot, waardoor, aangezien bij den verkoop niet anders werd bedongen, ook ten behoeve van dit stuk de bij bovengenoemde akte gevestigde servituten zijn blijven gelden. De Maatschappij Nationaal Grondbezit heelt ons te kennen gegeven voor haarzelf geen prijs te stellen op het behoud van deze servituten, wanneer slechts de gemeente ten behoeve van het perceel 3791 (oud 3701 ged.) uitweg verleent naar den Lagen Rijndijk. Deze uitweg zou kunnen bestaan uiteen eenvoudig overpad, ter breedte van 2 Meter, in verband waarmede dan de bepaling omtrent de kosten van aanleg van een verharden weg kan vervallen. De firma Root wenscht echter, ook tegen geldelijke ver goeding, geen afstand te doen van haar verkregen rechten, zoodat de genoemde servituten ten opzichte van het aan deze firma toebehoorende gedeelte van perceel 3701 niet komen te vervallen. Aan het servituut met betrekking tot het gedurende 50 jaren niet bouwen van een scheepstim merwerf' kar: derhalve niet worden ontkomen. Anders staat het echter met het servituut van uitweg naar de spoorlijn LeidenHoofddorp. Aan den aankoop van het zuidwestelijk gedeelte van het perceel Leiderdorp, Sectie A. No. 3791 (oud 3701 ged.) kan toch als voorwaarde worden verbonden, niet alleen het vervallen van dit servituut voor zooveel het thans aan de Maatschappij Nationaal Grondbezit behoorend deel van dit perceel betreft, doch bovendien de bepaling, dat de verkoopster nimmer ten laste van dat nog aan haar behoorend deel of een stuk daarvan een recht van uitweg zal vestigen, waardoor dit recht ook weder ten laste van de door de Maatschappij Koolteerproducten aan de gemeente verkochte perceelen zou kunnen worden uitgeoefend. Op grond, van een en ander stellen wij U voor de bij Uw besluit van 20 Februari 1919 aan den aankoop van het zuid westelijk gedeelte van het perceel gemeente Leiderdorp Sectie A. No. 3701 verbonden voorwaarden te wijzigen en te doen luiden als volgt: wonder voorwaarde, dat zullen vervallen alle bij akte van 31 Maart 1916 gevestigde servituten ten behoeve van het perceel Leiderdorp, Sectie A. No. 3791, en ten laste van de bij die akte verkochte perceelen, waartegenover de gemeente ten behoeve van het perceel No. 3791 voornoemd uitweg verleent naar het perceel No. 3688 of op andere wijze, te harer keuze, naar den Lagen Rijndijk, in den vorm van een eenvoudig voetpad ter breedte van 2 Meter en voorts onder bepaling, dat nimmer ten behoeve van het aan de firma Boot gebleven zuidelijk deel van het perceel 3701 over per ceel 3791 een recht van uitweg in welken vorm ook, worde verleend". Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 78. Leiden, 28 Maart 1919. In nevensgaand adres vraagt de vereeniging «Schoolkinder- voeding" alhier ook thans weder, behalve de gewone jaar- lij ksche subsidie van 1500.welke op de begrooting 1919 is uitgetrokken, een extra-subsidie ten bedrage van ƒ5000. Hare aanvrage houdt ook ditmaal in hoofdzaak verband met de buitengewone tijdsomstandigheden, zooals in het adres nader is uiteengezet. Het tekort over het loopende boekjaar moet dientengevolge, niettegenstaande de giften en bijdragen van particulieren ongeveer 600.— meer bedragen, dan in het vorige boekjaar, op f 5200.worden geraamd. In deze omstandigheden zijn er o. i. wel termen aanwezig, het verzoek, om een extra-subsidie van f 5000.deelachtig te worden, in te willigen. Wij geven U mitsdien in overweging door vaststelling van nevensgaanden staat van af- en overschrijving volgnummer 178 der begrooting voor 1919 te verhoogen met ƒ5000.— te vinden door afschrijving van den post voor Onvoorziene Uitgaven. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 5 Maart 1919. Aan dén Raad der Gemeente Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen ondergetee- kenden, Mr. J. E. Heeres, voorzitter en M. M. Woud. secre- resse van het bestuur der vereeniging «Schoolkindervoeding" te Leiden, goedgekeurd bij Kon. Besluiten van 28 Nov. 1894 No. 20 en van 6 Oct. 1899 No. 49, dat de vereeniging met hare werkzaamheden tengevolge van het heerschen der Spaarische griep een inaand later is begonnen dan gewoonlijk en wel op den 7den Januari j. 1. dat reeds bij den aanvang een buitengewoon groot aantal kinderen aan de maaltijden deelnam; dat dit aantal dagelijks nog toeneemt, niettegenstaande door het Bestuur der vereeniging een ernstig onderzoek wordt ingesteld, alvorens de kindeken tot de maaltijden toe te laten dat bij de voedselschaarschte met het eindigen van het vorig seizoen, inzonderheid van het brood en het vet het gevaar voor ondervoeding niet uitgesloten was; dat hierop door eenige Hoofden der Scholen de aandacht werd gevestigd; dat tengevolge daarvan door de Hoofden der Scholen, voor wie zulks beslist noodig werd geacht melk werd verstrekt; dat deze melkverstrekkirig de vereeniging eeri niet onaan zienlijk offer heeft gekost; dat' de inkomsteu aan giften, bijdragen en dergel. be duidend meer hebben bedragen dan in het vorig jaar; dat de financiën der vereeniging echter niet toereikend zijn om dagelijks eene uitgave van f 100.—te kunnen dragen dat de vereeniging met. hare werkzaamheden gaarne wilde doorgaan tot half April; dat zonder Uwen steun haar nuttig werk eerder zou moeten beëindigd worden; reden waarom zij Uwen Raad eerbiedig verzoeken in het bezit te worden gesteld van eene exstra subsidie van vijf duizend gulden. 't Welk doende J. E. Heeres, Voorzitter. M. M. Woud, Secretaresse. N°. 79. Leiden, 28 Maart 1919. Wij hebben de eer U hiernevens een voorstel te doen tot het aanbrengen van eenige kleine wijzigingen in de ontwerp verordening tot beperking van den nachtarbeid, tevens houdende verbod van Zondagsarbeid in broodbakkerijen. U aangeboden bij ons schrijven van 4 Maart j.l. (Ing. St. No. 53). Zooals met een oogopslag kan worden gezien, betreffen die wijzigingen hoofdzakelijk redactieverbeteringen, aangebracht naar analogie van andere bepalingen van dezelfde verordening. De wijziging van het tweede lid sub c van art. 2 met betrekking tot den tweeden Kerstdag is noodig, omdat het verbod op dien dag om 9 uur weer in moet gaan (zie eerste lid sub b). De verandering in de laatste zinsnede van het tweede lid van art. 2, tenslotte, is eene verbetering van eene fout. WIJZIGINGEN aan te brengen in de ontwerpverordening tot beperking van den nachtarbeid, tevens houdende ver bod van Zondagsarbeid in broodbakkerijen te Leiden. (Ingek. St. n°. 53 1919). In art. 2 van de ontwerpverordening tot beperking van den bakkersnachtarbeid enz. wordt in het 2eMid sub c achter de komma achter het woord „nacht" ingelascht «onmiddellijk" en achter de komma achter het woord »zelven" «mits voor 9 uur 's avonds",. Voorts wordt in het tweede lid sub d in stede van voor afgaande aan den Vrijdag" gelezen »van Donderdag op Vrijdag", achter de komma achter het tweede woord »nacht" ingevoegd «onmiddellijk'', inplaats van het eerste woord »dag" gelezen «Israelietischen werkdag" en achter het tweede woord «Zater dag" ingelascht »en gedurende de bovengenoemde lsraelietische feestdagen". In de laatste zinsnede van lid 2 van art. 2 wordt inplaals van »9" »10" gelezen. Ten. slotte worden in art. 6 lid I. sub. b de woorden «en de" achter het woord «Zaterdag" vervangen door alsmede in den nacht van Vrijdag op Zaterdag en gedurende de in art. 2 sub. II. d bedoelde". De Commissie voor de Strafverordeningen. Aan den Gemeenteraad van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 6