36 DONDERDAG 20 FEBRUARI 1919. De heer Sijtsma. M. d. V. U hebt een zeer verstandig woord gesproken. Dat doet U dikwijls, dat erken ik, maar in dit geval was het al een bijzonder verstandig woord. En dat ver heugt mij te meer, omdat het eigenlijke debat niet ging tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders, maar hoofd zakelijk tegen een paar uitingen van den heer Sijtsma. En nu heeft een van mijn democratische medestanders, zij het dan ook van andere politieke overtuiging, sterk tegen mij uitgevaren. Ik was gansch op den verkeerden weg. Err nu had deze bestrijder natuurlijk gedacht, dat ik van de zijde van Burgemeester en Wethouders ook nog een goede opstop per zou krijgen, en wat gebeurt, mijne woorden ontmoeten geen bezwaar bij U, Mijnheer de Voorzitter, integendeel, U sluit er U volkomen bij aan. Ik stem volkomen in met de woorden van den Voorzitter, dat de wasch het huiselijk leven van de arbeiders zeer veronaangenaamt. Zij, die de toestan den bij de arbeiders kennen, zullen dat beamen. Men komt daar in een klein kamertje en ziet om de kachel allerlei goe deren, die te drogen hangen en een onaangename lucht ver spreiden. En nu is het niet alleen een zaak van democratie, maar ook een van gezond verstand om te zeggendaar moe ten wij aan ontkomen, en dat kan door de wasch buiten het huis te brengen. Ik ben daarvan een groot voorstander, maar ik vrees, dat deze proef zal mislukken en dat men daardoor voor langen tijd zoo niet voor altijd van de zaak af zal zijn en daarom achtte ik het beter, dat dit voorstel van Burgemeester en Wethouders werd verworpen, en Burgemeester en Wethou ders met een voorstel kwamen overeenkomstig het door mij aangegeven idee. Dan zal men zeggen is Leiden een van de eersten, maar daar geven Burgemeester en Wethouders niet om. Het komt niet voor op mijn programma, zegt deheerWil- mer, of iets mag of niet mag, en in dit verband wil ik ver der even aan mijn overbuurman zeggen, dat het vrijzinnig democratisch gemeenteprogram een van de eerste van alle partijprogramma's was en nu wel eenigszins is verouderd. Wanneer de heer Wilmer nog een half jaar geduld heeft zal hij zien dat wij een nieuw program hebben. Men moet evenwel niet altijd slaafs een program volgen. Een programma dient niet voor elke zaak en voor elke gemeente. Het is nog zoo verkeerd niet er van af te wijken. Wanneer ik wist, dat dit plan zou slagen en het begin zou wezen van de oprichting van eene gemeentelijke was- scherij, dan zou ik van harte het voorstel van Burgemeester en Wethouders steunen. Ik zal het evenwel nu toch doen, omdat ik niet gaarne een goed voornemen van Burgemeester en Wethouders in den weg zou willen staan, te meer waar het op zulke goede principieele gronden rust als door den Voorzitter zijn aangegeven. De heer Wilmer. M. d. V. Ik ben het volkomen met-U en den heer Sijtsma eens, dat het van groot belang is, wanneer de wasch buitenshuis kan worden gedaan. De gevolgtrekking, die hieruit gemaakt wordt, bevreemdt mij echter, namelijk dat er dus eene gemeentelijke wasscherij dient te worden opgericht. Nu zou de heer Sijtsma dit voorstel, dat toch wel beantwoordt aan zijne wenschen, willen verwerpen uitprincipien- reiterei, alleen om maar zijn zin te krijgen, dat er eene gemeentelijke wasscherij wordt opgericht. Wanneer men van meening is, dat het gewenscht is, dat de wasch buitenshuis wordt gedaan, dan moet dit voorstel van Burgemeester en en Wethouders worden aangenomen. Men heeft hier te maken met eene zeer sympathieke samenwerking tusschen het particulier initiatief en de ondersteuning van Overheidswege. Men zou slechts bezwaar kunnen hebben tegen de ƒ2000. die dit voorstel aan de gemeente zal kosten. Maar iedereen zal erkennen, dat de omstandigheden, waarin 'wij verkeeren het voteeren van deze ƒ2000.wel billijken. De heer Heemskerk. M. d. V. Ik ben het niet eens met het denkbeeld van den heer de Lange, dat over het algemeen de vrouwen de wasch liever aan huis doen. Men doet dit, omdat het noodzakelijk is, maar de wanorde en de onaan genaamheid, die hierdoor in huis wordt verwekt is van dien aard, dat elk middel moet worden aangegrepen om de arbeiders van dien plaag te bevrijden, ik juich het voorstel van Burge meester en Wethouders volkomen toe, omdat de mogelijkheid bestaat op deze wijze te komen tot de oprichting van eene gemeentelijke wasscherij. Mede een gevolg van dit plan zal wezen, dat ook de particuliere wasehinrichtingen tengevolge van de concurrentie der gemeente de prijzen zeer zullen dalen. Ik zal dan ook stemmen voor het voorstel van Burge meester en Wethouders. De heer de Lange. M. d. V. Ik wil nog slechts dit opmerken, dat wij toch ervaring genoeg hebben om te weten, dat de Overheid bij al wat zij doet op dit terrein er nooit in zal slagen de bevolking te bevredigen. Ze zal groote uitgaven doen en de ontevredenheid zal er werkelijk niet door worden verminderd. De Overheid is niet geroepen om te wasscben, kruidenierswaren te veikoopen of in granen te handelen. Dat kan zij niet en daarom oogst zij altijd weer ontevredenheid bij al die maatregelen. Daarom moet ook gebroken worden met het tegenwoordige systeem en moet terug worden gekeerd naar den ouden weg. Laat de bleekers voor de wasch zorgen, voor de Overheid is de tijd om daaraan te beginnen gelukkig weer voorbij. Coöperatie is uitnemend, maar er komt niets van terecht onder leiding van de gemeente, omdat de gemeente geen coöperator is. Wij moeten dien weg niet verder op. Laten de bouw- vereer.igingen als die complexen woningen stichten, bij die woningen een waschgelegenheid bouwen voor gezamenlijk gebruik van alle daarbij betrokken gezinnen, maar wij moeten de werkzaamheden van de gemeentelijke autoriteiten niet meer doen toenemen in die richting. De heer Fokker. Ik had gezwegen als de heer de Lange niet had gesproken. De heer de Lange zegt, dat de maatschappij moet probeeren zichzelf te redden, maar ik geloof integendeel, dat de gemeente hier moet voorgaan. Wanneer in deze de gemeente niet voorgaat, komt de bevolking er wellicht nooit toe om de wasch buitenshuis te krijgen. Daarom moeten wij niet doen zooals de heer de Lange zegt en de mehschen maar aan hun lot overlaten. Wij moeten ze niet laten zwemmen, maar wij moeten hun de helpende hand en den stok toesteken om ze te redden. De heer Eerdmans. Ik zou nog eene formeele opmerking willen maken, buiten de zaak staande. In deze kwestie wordt telkens gesproken van de svolksbewassching". Het komt mij voor, dat het niet goed is hier het woord volksbewassching te gebruiken. Ik zou willen, dat de meergegoeden hier niet buiten het Nederlandsche volk werden geplaatst. Er is geen Nederlansch volk zonder hen. Het is een kleinigheid, maar het kwam mij voor van belang te zijn. De Voorzitter. Ik zou den heer de Lange willen toevoegen, dat ik zijn betoog op eene gezonde basis acht te berusten en ik er veel voor kan gevoelen. Maar aan den anderen kant ben ik het met den heer Fokker eens, dat men hier de menschen niet zichzelf moet laten redden. Toch voel ik ook veel voor het idee van den heer de Lange, dat men in de toekomst zou krijgen complexen woningen met, daarnaast wasscherijgelegenheden en als het kan een badhuis. Dit kon misschien een beter systeem zijn, dan dat men een wasscherij van gemeentewege op zou richten. Maar daar schieten wij voorloopig niet mede op. Op het oogenblik hebben wij te maken met dit concreet plan, en dan geloof ik, dat het goed is, dat thans de gemeenschap helpend optreedt. Ik geef vol komen toe, dat het niet goed is om alle aangelegenheden door ambtenaren te laten behandelen, omdat men veel ver langens en zorgen van de individuen dan niet zoo goed kan behartigen, maar houd vol. dat ons plan niets praejudicieert. Hier wordt slechts een eerste stap gedaan om degenen, wien het leven in huis onaangenaam wordt gemaakt door drogende wasch, een pleizieriger leven te bezorgen. Wat de opmerking van den heer Eerdmans betreft, ik zie in het gebruik van het woord»volksbewassching" geen bezwaar. Er staat uitdrukkelijk in ons praeadvies, dat er geen weistandsgrens is en daarom zou ik dus zeggen, dat de meer gegoeden hier niet van het Nederlandsche volk zijn uitgesloten. Wij behooren allemaal tot het Nederlandsche volk en iedereen kan van de volksbewassching gebruik maken. In het voorstel ligt geen onderscheid in rang of stand be sloten. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt in stemming gebracht en aangenomen met 21 tegen 5 stemmen. Vóór stemmen de heeren van der Lip, Wilmer, Bots, J. P. Mulder, Boot, Eerdmans, van der Pot, Sijtsma, Hoogenboom, Knappert, Oostdam, Sasse, Briët, Huurman, Fokker (die in middels ter vergadering is gekomen), van Tol, Heemskerk, van Hamel, van der Eist, van Gruting en Reimeringer. Tegen stemmen de heeren de Lange, de Boer, Pera, A. Mulder en van Romburgh. XIII. Vaststelling van het 2e suppletoir kohier (forensen) der plaatselijke directe belasting, dienst 1918/1919. (Zie Ing. St. No. 47). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 6