34
DONDERDAG 20
FEBRUARI 1919.
wasschen aan de depots te bezorgen en te halen, het mijns
inziens de voorkeur zou verdienen die wasschen thuis te
laten afhalen en bezorgen. Hoewel ik dus volkomen met het
voorstel van Burgemeester en Wethouders instem, zou ik in
overweging willen geven, dat men later, wanneer er sprake
mocht zijn van het oprichten van meerdere depots, eerst zou
overwegen, of er geen middelen zouden kunnen worden gevonden
om die wasschen bij de gezinnen te laten afhalen en bezorgen.
Het spreekt vanzelf, dat dit eenige kosten met zich zal brengen,
maar, die zullen naar mijne meening niet zoo erg hoog zijn,
wanneer men in aanmerking neemt, dat er later andere depots
zouden moeten worden opgericht.
In de tweede plaats is terecht de opmerking gemaakt, zoo
wel in de bladen als bij de besprekingen in verschillende
vereenigingen, dat, hoe goed bedoeld het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders ook moge wezen, het toch voor
vele gezinnen bezwaarlijk zal zijn om het bedrag te betalen,
dat hier wordt gevraagd.
Wanneer wij nemen een prijs van 18 cent per K G. en
voor een gezin gemiddeld 10 K.G, dan acht ik eene uitgave
van f 1.80 per week te veel 'voor een arbeidersgezin. Hoewel
ik niet tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders
zal stemmen, zou ik aan Burgemeester en Wethouders toch
in overweging willen geven zoo spoedig mogelijk te komen
met een rabatstelsel voor verschillende categorieën.
De heer A. Mulder. M. d. V. Ik heb met genoegen gezien,
dat Burgemeester en Wethouders er niet aan denken eene
stedelijke waschinrichting in het leven te roepen. Burgemeester-
en Wethouders zijn met dit voorstel gekomen om eenigszirrs
ter wille te zijn en om te trachten iets te doen in het belang
van de menschen, die moeten tobben om de wasch schoon te
krijgen. Ik ben evenwel van meening, dat hoe goed ook be
doeld, men met dit voorstel bezijden de plank gaat. Terecht
heeft de heer Heemskerk er op gewezen, dat de arbeiders
geen 20 cent per K. G. voor de wasch kunnen betalen. Waar
bovendien de wasch gebracht zal moeten worden naar een
zelfde punt, daar zie ik ervan komen, dat van deze inlichting
gebruik zal worden gemaakt door de middenstanders over
wie in het tegenwoordige stadium zich de zorg van de gemeente
nog niet behoeft uit te strekken, waar de middenstanders de
wasch nog wel zelf kunnen betalen. Er zijn moeilijkheden
met de wasehingredienten, maar wij gaan op dat punt toch
al weer vooruit. De kosten zullen bedragen een paar duizend
gulden, wel niet zoo'n groote som. Ik geloof evenwel niet, dat
wij dien weg op moeten. De werkman zal aan deze inrichting
niets hebben. Hij zal er geen gebruik van kunnen maken.
Daarom zal ik tegen het voorstel van Rurgemeester en Wet
houders stemmen.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik ben geen bewonderaar van
het voorstel van Burgemeester en Wethouders en wil er een
enkel woord over zeggen. Mijns inziens komen Burgemeester
en Wethouders te laat met dit voorstel. Wanneer Burgemeester
en Wethouders met dit voorstel waren gekomen, toen het
moeilijk was aan waschmiddelen te komen, zou het meer recht
van bestaan hebben gehad en had men er meer van kunnen
profiteeren. Gedurende de oorlogsjaren is bet waschgoed
evenwel verminderd en op het oogenblik is de toestand van
dien aard, dat er zijn,.die maar heel weinig te wasschen hebben.
Nu er meer zeep en loog te krijgen is, nu komen Burgemeester
en Wethouders met dit voorstel.
Ik beu het verder geheel met de vorige sprekers eens, dat
de prijs te hoog is om al de arbeiders er van te doen profiteeren.
Wie het 't meest noodig heelt zal men er nog mee buiten
sluiten. Men betaalt bij zijn eigen waschbaas, meen ik, ook
20 of 21 cent per Kilogram, terwijl men dan de wasch niet
eens zelf behoeft te gaan brengen. Ik geloof dan ook, dat
dit voorstel op niets zal uitloopen. Het zal worden een dood
geboren kind. Ik ben bang, dat hierdoor zal worden tegenge
houden de oprichting van eene gemeentelijke wasscheiij.
Het goede is dikwijls de vijand van het betere. Het betere
zal tenslotte moeten zijn eene gemeentelijke waschinrichting.
Dat mag iets meer kosten voor de gemeente, maar dan kunnen
wij het gansche beheer voeren en zal er meer gebruik van
worden gemaakt en men zal ook met meer succes kunnen
reclameeren. Want wanneer er straks bezwaren worden
gemaakt, zal dat van den eenen bleeker op den andere worden
geschoven. Immers volgens dit voorstel krijgt iedere bleeker
iets van die levering.
Dat allemaal zal, zooals ik voorzie, tengevolge hebben, dat
met de zaak worde opgehouden en dan ligt die kwestie weder
voor jaren neder. Men zal er dan niet meer mede beginnen,
want zal men zeggen het is eenmaal mislukt.
Daarom geloof ik dat bet beter is om het voorstel van
Burgemeester en Wethouders, hoe goed bedoeld het ook moge
zijn, af te stemmen, in afwachting, dat Burgemeester en
"Wethouders overwegen of er misschien aanleiding is om
werkelijk met eene gemeentelijke wasscherij te komen.
De heer de Lange. Wij moeten vooral in dezen tijd alle
verzoeken, ook aan de gemeentebesturen gericht, beoordeelen
naar den datum waarop zij inkomen.
Het verzoek van de gemeentenaren om eene wasscherij op
te richten is ingekomen in den aanvang van de maand October j.l.
toen de groote oorlog nog woedde, en de winter voor de deur
stond, terwijl wij ons nu bevinden in de maand Februari,
4 maanden later, nu gelukkig die oorlog achter ons ligt en
de winter bijna achter den rug is.
Het komt mij daarom voor, dat het praeadvies van Burge
meester en Wethouders achter de feiten aankomt. Daarvan
maak ik aan Burgemeester en Wethouders geen verwijt.
Integendeel. Wij mogen ons gelukwenschen, dat die oorlog
geëindigd is, maar ik bedoel daarmede, dat naar mijne meening
daarmede ook vervallen is de reden, die tot het voorstel van
Burgemeester en Wethouders aanleiding gaf. Al is de maat
schappelijke toestand nog niet zooals w:ij haar zouden wensehen,
wij gaan toch week aan week vooruit in de goede richting
en wij hopen, dat wij binnen enkele maanden weder over
voldoende waschmiddelen kunnen beschikken, zoodat onze
huismoeders op hunne gewone wijze weder de wasch kunnen
behandelen en zelf hunne goederen kunnen wasschen, wat
zij naar mijne meening het liefst doen.
Het komt mij daarom voor, dat wij niet den weg op moeten,
dien Burgemeester en Wethouders willen inslaan.
Waarom moest het gemeentebestuur zich in de laatste jaren
zoo indringen in de particuliere aangelegenheden? Dat was
eenvoudig een. noodtoestand. Burgemeester en Wethouders
hebben dat ook niet van harte gedaan en ik_kan mij ook
niet voorstellen, dat zij van harte op zich nemen de zorg
voor de vuile wasch van de Leidsche huismoeders. Wij moeten
trachten weder zoo spoedig mogelijk, als de omstandigheden
het toelaten, terug te keeren tot de normale maatschappelijke
verhoudingen.
Onze arbeiders en de andere menschen moeten door voldoende
verhooging van bezoldiging zoo spoedig mogelijk weder de
beschikking krijgen over de noodige middelen om alles wat
zij noodig hebben voor hun levensonderhoud, weder zelf uit
hun inkomsten te betalen en niet meer ondersteund worden
op allerlei manieren. Dat is de meest ongezonde toestand, dien
wij er op na kunnen houden.
Die weg moet verlaten worden; hij is heilloos. Wij hebben
hem moeten inslaan door den oorlog gedreven, maar waai
de oorzaak verdwenen is, moeten wij de crisismaatregelen
ook zoo spoedig mogelijk opruimen.
Ik ben er beslist tegen om de gemeentelijke bemoeiing met
het maatschappelijke leven nu nog verder uit te strekken en
zal daarom tegen het voorstel van Burgemeester en Wet
houders stemmen.
De heer Wilmer. M. d. V. Ik zou eene enkele opmerking
willen maken over hetgeen de heer Sijtsma heeft gezegd. Hij
betreurt het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
omdat het in den weg zou staan aan de oprichting van eene
gemeentelijke wasscherij. Nu is mijns inziens de oprichting
van eene gemeentelijke wasscherij zoowel om principieele als
om praktische redenen te veroor deelen. Wanneer de heer
Sijtsma zich wil houden aan het programma van zijne eigen
partij, dan moet hij de oprichting van eene dergelijke was
scherij veroordeelen. In het program van de Vrijzinnig demo
cratische partij staat, als ik mij niet vergis dat de
gemeente bedrijven mag uitoefenen, welke monopolistisch zijn
of er direct verband mede houden.
De heer Sijtsma. Dat programma is verouderd.
De heer Wilmer. U erkent dus, dat een nog vigeerend
program verouderd is. Het spijt mij, dat Burgemeester en
Wethouders in hun praeadvies niet met meer kracht op
komen tegen de oprichting van eene gemeentelijke wasscherij.
Er staat, dat de gemeente vvoor alsnog" niet moet overgaan
tot de oprichting van eene gemeentelijke wasscherij. Ik had
liever gezien, dat hiertegen met meer kracht was opgekomen,
omdat deze inrichting slechts te rechtvaardigen zou zijn om
redenen van dringende noodzakelijkheid. Ik ben het niet
eens met den heer de Lange, dat de gemeentebemoeiingen
zich niet moeten uitstrekken op dit gebied. Het is eene zeer
sympathieke bemoeiing, waarmede men het particulier ini
tiatief ter hulp wil komen. Het doel van het yoorstel is
coöperatie. Men wil de menschen bij elkander brengen om
ben coöperatief de wasch te laten doen. Het particulier ini
tiatief is hiertoe niet in staat. Wanneer men den arbeider
alleen laat staan, dan zal hij er niet toe komen om op
coöperatieve wijze de wasch te doen wasschen. Nu geloof ik
niet, dat het juist is opgemerkt, dat men als particulier voor
een wasch evenveel moet betalen als door de gemeente zal
worden berekend. Het bedrag, dat voor een particulier ge
vraagd wordt, varieert tusschen de dertig en de acht en
dertig cent. Het verschil is derhalve wel zeer groot.