DONDERDAG 20 FEBRUARI 1919.
licht, dan is het perceel van Mej. Bommezijn voor 4800
aan den heer de Cler verkocht. En dus begrijp ik niet,
waarom de gemeente nu ƒ6000.— voor dit huis moet betalen.
Daarom zal. ik tegen dit voorstel stemmen.
De heer Bots. Het perceel stond aangegeven om publiek
te worden verkocht. Toen is de heer de Cler gekomen met
eene aanbieding van 6000.liet kwam ons niet te duur
voor en toen deed het er op het oogenblik weinig aan toe
wien dat huis in eigendom toebehoorde. Wij hebben het door
deskundigen laten taxeeren en die kwamen tot de conclusie,
dat het bij publieke veiling ongeveer zou opbrengen ƒ5300.
Waar boven dit bedrag nog wel eene zekere som bij voorbeeld
300.berekend moest worden om te kunnen afmijnen,
daar kwamen wij tot een bedrag van ƒ5600.—. Wanneer dit
perceel nu uit de hand werd gekocht zouden de onkosten
bedragen 3%, terwijl bij publieken verkoop dit zou wezen
8"/o. Dit maakt derhalve een verschil van ƒ300.Dit alles
in aanmerking nemende en ten einde de zekerheid te hebben,
dat de gemeente eigenares zou worden, hebben Burgemeester
en Wethouders het beter geoordeeld dit pand uit de hand
te koopen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt in
stemming gebracht en aangenomen met 15 tegen 9 stemmen.
Vóór stemmen de heeren van der Lip, Wilmer, van der
Eist, van Gruting, Reimeringer, Bots, J. P. Mulder, Boot,
van der Pot, Hoogenboom, Pera, Sasse, Briët, A. Mulder en
van Hamel.
Tegen stemmen de heeren de Lange, Eerdmans, Sijtsma,
de Boer. Knappert, Oostdam, van Tol, van Romburgh en
Heemskerk.
De heer Huurman komt ter vergadering.
XI. Voorstel:
a. tot aankoop van de perceelen gemeente Leiden, Sectie
K Nis. 589 en 590 en gemeente Leiderdorp, Sectie
A Nis. 111, 112, 113, 114 en 3138;
b. tot aankoop van de perceelen gemeente Leiden, sectie
K Nis. 591 en 592 en gemeente Leiderdorp Sectie
A Nis. 115 en 3139;
c. tot aankoop van het zuidwestelijk gedeelte van het
perceel gemeente Leiderdorp, Sectie A No. 3701;
d. tot vaststelling van den desbetreflenden begrootings-
staat
e. tot het inbrengen van de sub a, b en c genoemde
perceelen in het gemeentelijk grondbedrijf.
(Zie Ing. St. No. 45).
De Voorzitter. Aangezien de betrokken Wethouder bij punt c
eene opmerking wenscht te maken, acht ik het het best het
voorstel gesplitst in stemming te brengen.
a en b worden zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
De heer van der Pot. M. d. V. Bij punt c zou ik eene
enkele opmerking willen maken. In de Stukken staat, dat
Nationaal Grondbezit verklaard heeft er geen bezwaar tegen
te hebben, dat de uitweg van het in haar bezit blijvende
gedeelte van perceel No. 3701 naar den Lagen Rijndijk des-
gewenscht door de gemeente wordt verlegd.
Dit punt is evenwel niet met zooveel woorden als voorwaarde
aan den koop verbonden. Burgemeester en Wethouders zouden
dit alsnog willen doen en daarenboven aan het beding nog
eenige uitbreiding willen geven. Bij het transporteeren van
de acte met de Maatschappij Koolteerproducten is gebleken,
dat in 1916 bij den verkoop van de desbet rellende percee
len door de firma Boot eenige servituten op die perceelen
ten behoeve van het perceel No. 3701 zijn gelegd, waar
van het niet ongewenscht zou zijn, wanneer de gemeente
daarvan af kon komen. Waar Nationaal Grondbezit thans
eigenaar van dit perceel is geworden, daar meenen Burge
meester en Wethouders, dat deze Maatschappij er geen bezwaar
tegen zal hebben afstand te doen van dit servituut.
Daarover is evenwel niet onderhandeld kunnen worden,
aangezien het gisteren eerst bij het opmaken van de acte is
gebleken. Ik heb van morgen nog getracht den vertegen
woordiger van Nationaal Grondbezit te spreken te krijgen.
Dit is mij echter niet mogen gelukken, terwijl hij trouwens
zonder voorkennis van het besluur toch ook wel geen
onmiddellijke beslissing zou hebben kunnen nemen.
Burgemeester en Wethouders stellen nu voor dit perceel
erbij te koopen onder het door mij bedoelde beding, namelijk
het vervallen van de servituten, die op de perceelen, welke
wij van de Maatschappij Koolteerproducten gekocht hebben,
rusten. Dit is vooreerst het servituut, dat er gedurende 50
jaar op deze perceelen geen scheepsbouwwerf mag worden
gevestigd. Dit servituut is voor de gemeente wel niet van
zooveel belang, maar toch is het gemakkelijker, wanneer deze
last niet meer op onzen grond rust.
In de tweede plaats is er een servituut van uitweg, zelfs
voorzoover noodig gelegenheid gevende om een spoorweg
lijntje te leggen naar de spoorlijn Leiden Hoofddorp, blijkbaar
daar indertijd op gevestigd ten behoeve van de scheepswerven
van de firma Boot, maar op het oogenblik bestaande ten
behoeve van het perceel No. 3701, dat overgegaan is aan
Nationaal Grondbezit.
En dan is er eindelijk nog het servituut van uitweg naar
den Lagen Rijndijk.
Gok in het bestaande servituut is opgenomen een last van
den eigenaar van het heei schend erf om een gedeelte van de
kosten aan dien weg te betalen, maar dat is daar, naar het
mij voorkomt, zeer weinig helder in omschreven. Er staat,
dat die kosten voor beide pai tijen zullen zijn in verhouding
tot de grootte van het perceel en van de perceelen van de
Maatschappij Koolteerproducten
Het is veel beter, dit aldus vast te leggen, dat in de kosten
van aanleg en onderhoud voor 1/i wordt bijgedragen door den
eigenaar van het heerschend erf, waarop het oude beding
ongeveer neerkomt. Dat voorkomt alle moeilijkheden.
De zaak komt dus hierop rieer, dat ten behoeve, van het
perceel 3701, dat behoort aan de Maatschappij Nationaal
Grondbezit, wordt gevestigd een nieuw servituut, duidelijk
geregeld, en naar het mij voorkomt het eenige servituut,
waarbij juist de eigenaars van het land belang hebben, terwijl
de oude servituten vervallen. Hiertoe stellen Burgemeester en
Wethouders voor aan punt c nog toe te voegen de volgende
zinsnede
«onder voorwaarde, dat zullen vervallen alle bij akte van
31 Maart 1916 gevestigde servituten ten behoeve van het
perceel Leiderdorp, Sectie A No. 3701, en ten laste van de
bij die akte verkochte perceelen, waartegenover de gemeente
ten behoeve van het perceel No. 3701 voornoemd uitweg
verleent naar het perceel No, 3688 of op andere wijze, te
harer keuze, naar den Lagen Rijndijk, zullende deze uitweg
wat breedte, beharding enz. betreft, worden gemaakt in over
leg met den eigenaar van het perceel No. 3701 en in de
kosten van aanleg en onderhoud door dezen voor een vierde
deel worden bijgedragen."
De beraadslaging wordt gesloten en punt c wordt zonder
hoofdelijke stemming aan genomen.
De punten d en e worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
XII. Voorstel in zake het van gemeentewege ter hand
nemen van de volksbewassching.
(Zie Ingek. St. No. 40).
Hierbij wordt eveneens aan de orde gesteld het advies van
de Gezondheidscommissie van 20 Februari 1919.
Dit advies luidt als volgt:
«Leiden, den 20 Februari 1919.
In antwoord op Uw schrijven van den 17en Februari j.l.
No. 16/95 B30 hebben wij de eer U mede te deelen, dat de
Gezondheidscommissie geen bezwaar maakt tegen de daarin
vermelde volksbewassching.
Namens de gezondheidscommissie
W. C. Mulder,
Voorzitter.
W. C. de Graaff,
Secretaris.
Aan Burgemeester en Wethouders te Leiden."
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Heemskerk. M. d. V. Met veel genoegen heb ik
het voorstel van Burgemeester en Wethouders gelezen. Gaarne
zou ik echter nog een paar inlichtingen daaromtrent ontvangen.
In de eerste plaats is mij niet duidelijk uit de toelichting,
of het de bedoeling is van Burgemeester en Wethouders dat
deze wasschen geregeld bij de depots moeten worden bezorgd en
afgehaald. Want Burgemeester en Wethouders zeggen terecht,
dat met één depot voorloopig kan worden volstaan, maar Bet
spreekt vanzelf, dat wanneer die zaak eenmaal aan den gang
is, er in de toekomst omgezien zal moeten worden naar
meerdere depots.
Nu komt het mij voor, waar het vooral voor de arbeiders
en dqn kleinen middenstand moeielijk zal zijn, geregeld die
A