40
DONDERDAG 20 FEBRUARI 1919.
over de verhooging van den prijs van het duinwater. Het
blijkt daaruit, dat reeds 24 December 1917 bij Burgemeester
en Wethouders is ingekomen het verzoek om den prijs van
het duinwater te mogen verhoogen. Nu bebben Burgemeester
en Wethouders op mijne vraag in September 1918 en in de
vorige vergadering gedaan, geen antwoord kunnen geven, of
dit tarief was ingekomen.
Nu is mij gebleken, dat alleen het tarief al of niet in bloc,
zie prospectus 1918 art. 2 sub 1, is verhoogd geworden door
een eigenaardig geval ten opzichte van drie arbeiderswoningen.
Ik ben U dan ook erkentelijk voor Uw antwoord en eveneens
de Duin waterleidingmaatschappij die sinds 1904 zoo prachtig
gehandeld heeft door de gebruikers niet voor alle vertrekken
te laten betalen, waarvoor verschuldigd was. Waar nu voor
ieder alles evenwel zoo duur is geworden, had de Duinwater-
leidingmaatschappij echter ook nu niet het tarief, in zake het
aantal vertrekken, zoo streng moeten toepassen.
De Voorzitter. Ik heb in de vorige vergadering namens
Burgemeester en Wethouders gezegd, dat het tarief niet ver
hoogd was geworden behalve in een enkel geval, maar dat
ik op het oogenblik niet precies kon mededeelen, hoe de
vork in den steel zat. Ik heb gemeend het verstandigst te
doen met eene schriftelijke uiteenzetting te geven; wat ver
der door de Duinwaterleidingmaatschappij is gedaan, valt
geheel binnen hare bevoegdheid.
De heer Fokker M. d. V. Wanneer denken Burgemeester
en Wethouders te komen met de omgewerkte salarisverorde-
ning, die noodig zal zijn, nu het amendement van den heer
Reimeringer is aangenomen en wanneer mogen wij die nieuwe
verordening tegemoet zien?
De heer van der Lip. Te zijner tijd zullen Burgemeester
en Wethouders met de gewijzigde voorstellen komen. Ik heb
er steeds op gewezen, dat de aanneming van de motie-Reime-
ringer tengevolge zou hebben, dat de salarisregeling een tijd
uitgesteld zou moeten worden, want dat de omwerking zeer
moeilijk is.
De heeren wilden dit niet gelooven en dachten dat het maar
een bangmaker was, maar ik kan het nu met nog grootere
beslistheid zeggen, dat het werk wat nu gedaan moet worden
zeer lastig is. Ik heb van te voren daartegen gewaarschuwd
en gezegd, dat er een tijdje mee heen zou gaan, voordat de
regeling klaar zou zijn. Dus de Raad kan niet klagen, yvan-
neer het wat lang duurt.
De heer Fokker. Het antwoord, dat de geachte Wethouder
hier geeft is niets anders dan mij met een kluitje in het
riet sturen. Ik heb gevraagd of wij spoedig die voorstellen
tegemoet kunnen zien. En daarop antwoordt de Wethouder,
dat wij die voorstellen wel te zijner tijd zullen zien ver
schijnen en de Raad maar de gevolgen moet ondervinden
van zijn stoutheid om dat amendement aan te nemen, waar
Burgemeester en Wethouders tegen waren. Ik moet dan ook
constateeren, dat ik niet heb gekregen het antwoord, dat ik
hoopte te zullen krijgen, namelijk, dat wij spoedig de in
diening van die voorstellen zullen zien.
De heer van der Lip. De wijze waarop de heer Fokker
hier spreekt is zeker wel de meest goedkoope. Het is weer
wat men zou kunnen noemenlawaai maken.
De heer Fokker. Dat is een persoonlijk feit!
De heer van der Lip. De heer Fokker weet, althans kan
weten, dat de nieuwe regeling vele bezwaren met zich brengt.
Nu vraagt hij betrekkelijk spoedig: wanneer is zij gereed?
Daarop kan ik geen ander antwoord geven dan ik gegeven
heb. Ik heb bij de behandeling uitdrukkelijk gezegd, dat de
aanneming van de motie ons in vele onnoodige moeielijk-
heden zou brengen en nu is het heel gemakkelijk om voor
zoo'n motie te stemmen en dan weer spoedig in den Raad
te vragen, wanneer de regeling gereed is. Als de heer Fokker
haar zelf eens in elkaar moest zetten, zou hij de moeilijkheden
daarvan terdege ondervinden. Ik kan dus niet anders zeggen,
dan dat wij met die regeling bezig zijn en dat de gewijzigde
voorstellen te zijner tijd zullen worden ingediend.
De heer Fokker. Ik wensch te protesteeren tegen de woor
den van den heer van der Lip, dat de wijze waarop ik hier
spreek eene van veel lawaai maken is. Dat is eene uitdruk
king, die ik niet laat passeeren en ik verlang, dat de heer
van der Lip die woorden terugneemt. Wanneer hij dat niet
doet zal ik mijne gedragslijn tegenover den heer van der Lip
moeten wijzigen.
De heer van der Lip heeft gezegd: laat de heer Fokker
het zelf doen. Ik stel mij daarvoor volkomen beschikbaar.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik wil nog even een woordje
zeggen over de exploitatie van de ijsbaan aan den Zoeter-
woudschen Singel. Ik heb indertijd mijn goedkeuring aan
de desbetreffende verordening gehecht, omdat in de toelichting
werd gezegd, dat men op deze wijze vlugger en .doelmatiger
de ijsbanen klaar had en niet enkel omdat ik dacht dat
daardoor het gevaar van verdrinken minder groot zou worden.
Wanneer de gemeente de ijsbaan aan den Zoeterwoudschen
singel nog niet in exploitatie neemt omdat hét ijs nog te
zwak is, dan kan men immers evengoed op de stadsgrachten
gaan rijden. Nu is de ijsbaan zoo geëxploiteerd geworden
van gemeentewege, dat het werkelijk niet slechter kon. Toen
er op de andere singels en grachten al lang werd gereden,
mocht men op deze, ijsbaan nog niet rijden. Nu geef ik toe, dat
men van gemeentewege met het openstellen van een ijsbaan
voorzichtig moet zijn. Evenwel 8 dagen later, toen men in
Friesland plannen maakte voor het houden van de elfsteden
tocht het was meen ik den achtsten Februari werd
bekend gemaakt, dat de ijsbaan den volgenden dag Zondag
geopend zou worden. Ik heb toen. de politie opgebeld en
gezegd, dat er nog sneeuw op de baan lag en mijn twijfel
erover uitgesproken dat de baan den volgenden dag klaar
zou kunnen zijn, wanneer er niets aan werd gedaan. De
politie heeft mij toen geantwoord, dat dit moest worden
gedaan vanwege Gemeentewerken.
Ik heb toen den heer Driessen, Directeur van Gemeente
werken, opgebeld en die zei, dat de politie er voor had te
zorgen, terwijl hij zijn personeel daarvoor beschikbaar had
gesteld. Ik ben er Zondags heengegaan. Toen waren er een
paar mannen bezig aan het vegen. Ik zei, dat ik het niet
aardig vond, dat er geen baan was. Zij antwoordden, dat zij
den vorigen dag van 1 uur tot 's avonds voor het politiebureau
hadden gestaan om een aanstelling te krijgen. Zij waren nu
maar zelf begonnen te vegen, terwijl zij de menschen naliepen
om een kleinigheid te mogen ontvangen. Waren er Zaterdag
avond een paar banen gemaakt, dan had men daar mooi kunnen
rijden. Nu ging het publiek elders, waar wellicht wel gevaar
was te verdrinken. Men heeft dus het tegendeel bereikt van
wat men wilde bereiken. Menschen, die het mogelijk minder
goed konden betalen, zijn lid geworden van de Leidsche IJsclub
en de gemeente heeft kosten gemaakt voor niets.
Ik kwam 's avonds over negenen, toen er niemand meer op
de baan was, daar voorbij. Daar stonden eenige menschen
met karren met ladders en touwen en planken. Ik. vroeg:
wat doet gij daar? Zij antwoordden, dat hun was opgedragen
daar te blijven tot 9 uur. De exploitatie is niet geweest als
het behoort. Wanneer men het voortaan op dezelfde wijze zou
willen doen, dan is het beter er maar mede op te houden, of
laat men er voor zorgen dat de baan goed in orde is.
De Voorzitter. Ik kan mij begrijpen, dat de exploitatie
voor den eersten keer niet vlekkeloos is geschied en dat het
werk wat vlugger had kunnen gebeuren. Waarom, zoo vraag
ik mij echter af, heeft dé heer Sijtsma, die toch een telefoon
heeft, mij niet even opgebeld en mij zijne bevindingen mede
gedeeld? Dan was de zaak dadelijk in orde gebracht.
Ik ben het echter ten volle met den heer Sijtsma eens,
dat die zaak zoo goed mogelijk moet worden aangepakt.
De heer Wilmer. M. a. V. Er is een prijzenswaardig
streven bij de gasverbruikers om zooveel mogelijk te zorgen
dat hun maandelijksch verbruik niet gaat boven de 60 M*.
op welk aantal meters rabat is toegestaan.
Nu zou ik aan den Wethouder die met dezen tak van
dienst belast is. in overweging willen geven, dat zooveel
mogelijk getracht wordt om tusschen de twee maandelijk-
sche meteropnemingen niet al te langen tijd te laten ver-
loopen. Men doet zijn best om niet boven de 60 M8. te gaan,
en, wanneer er een maand voorbij is, verlangt men naar den
opnemer. Maar daar zijn zelfs wel eens 5 weken overheen-
gegaan, of een dag of 2 meer. Zou het niet mogelijk zijn
telkens na een maand de meter te doen opnemen, zoodat de
menschen geholpen worden in hun loffelijk streven om be
neden de 60 M3. te blijven.
De heer van der Pot. Wat de heer Wilmer zegt, dat de
tijd tusschen twee meteropnemingen wel eens vijf weken,
dus twee of drie dagen boven de maandelijksche opneming
heeft geduurd, is inderdaad juist.
Men heeft altijd streng de hand gehouden aan den regel,
dat de meteropnemingen precies na een maand geschiedden.
Maar nu is het onlangs voorgekomen, dat door het heerschen
van de griep onder het personeel, dat met de opnemingen
belast is, dit niet op den juisten dag is kunnen geschieden.
Maar die epidemie is nu voorbij en men zal dus weder de
hand kunnen houden aan het geregeld op tijd opnemen.
Daarbij komt nog, dat de personen, die nu zoo'n moeite
hebben gedaan om beneden de 60 Ms. te blijven, waarschijn
lijk binnenkort zullen kunnen worden tegemoetgekomen,