40
Wij geven U derhalve in overweging ons College te mach
tigen perceel Sectie M No. 868, groot 4.1760 H.A. en
perceel Sectie M No. 867, groot 0.439U H.A., beide deel
uitmakende van het Raamland, tot ultimo December 1919
resp. aan de vereeniging tot aanleggen en onderhouden van
volkstuintjes »Ons Belang" en aan de vereeniging, gevormd
door bewoners van de Heerenstraat en omgeving, voor den
aanleg van volkstuintjes op de boven aangegeven wijze uit
te geven tegen een aan de gemeente te betalen vergoeding
van f 400.per H.A. en verder onder de gebruikelijke voor
waarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 61. Leiden, 6 Maart 1919.
In verband met de voorgenomen uitbreiding van het
Stedelijk Museum »Lakenhal" zullen eenige woningen tegen
1 Mei a.s. door de bewoners moeten worden verlaten.
Aangezien het aan de gezinnen, die deze woningen bewo
nen, ongetwijfeld niet mogelijk zal zijn alle een andere woning
tegen dien datum te betrekken, zal de gemeente tot den bouw
van nog een zestal noodwoningen dienen over te gaan.
Op het terrein aan de Magdalena Moonsstraat, alwaar inge
volge Uw besluit van 12 Augustus j.l. (Ingek. Stukken no. 199)
reeds 10 noodwoningen zijn geplaatst, is voor die 6 nood
woningen nog voldoende ruimte beschikbaar.
Na gepleegd overleg met den Inspecteur van de Volksge
zondheid, met de uitvoering van de Woningnoodwet 1918
belast, meenen wij U te moeten voorstellen 2 der woningen
volgens type A en de overige 4 woningen volgens type H,
op de teekening nader aangeduid, te doen vervaardigen.
De in blokken van twee aanééngebouwde houten woningen
bevatten volgens type A één woonkamer, twee groote en één
kleine slaapkamer en volgens type H één woonkamer, twee
kleine en één groote slaapkamer.
Verder bevindt zich in elk der woningen een portaal, een
bergplaats en een privaat.
Van degenen, aan wie prijsopgave gevraagd werd, ver
klaarde J. W. Reijneveld, timmerman en aannemer alhier
zich bereid de woningen binnen 6 weken na de gunning
voor bewoning gereed op te leveren voor de som van f 13.950.
De overige aanbiedingen bleken niet onbelangrijk hooger
te zijn.
De kosten van grondwerken, bestrating, rioleering, het
maken van de noodige afscheidingen en het aanleggen van
gas- en waterleiding worden dezerzijds geraamd op ƒ2600.
zoodat de stichtingskosten in totaal worden begroot op
f 16550.
Van dit bedrag kan, vermits de woningen aan de van Rijks
wege gestelde eischen voldoen, 9/io gedeelte aan het Rijk
worden gedeclareerd.
Wij geven U mitsdien in overweging door vaststelling van
den hierbijgaariden suppletoiren begrootingsstaat een bedrag
van f 16550.— beschikbaar te stellen ten behoeve van de
plaatsing van nog een zestal noodwoningen op het terrein
aan de Magdalena Moonsstraat en de levering en plaatsing
dier woningen ondershands op te dragen aan J. W. Reijne
veld, timmerman en aannemer alhier, voor de som van
f 13950.—.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 62. Leiden, 6 Maart 1919.
Bij de behandeling van ons voorstel in zake de verhuring
van de perceelen weiland in den Pesthuispolder, Sectie L.
nis 552 en 1199 aan den Staat der Nederlanden, in de raads
zitting van 28 Juni j.l„ deelde de Voorzitter in antwoord op
een vraag van Uw medelid, den heer Fokker, mede, dat ons
College met betrekking tot het gebruik van het voormalige
Pesthuis met den Minister van Justitie in briefwisseling was
getreden.
In 1823 werd dit gebouw, dat te voren aan het Rijk ver
huurd was voor militair hospitaal, door de gemeente aan het
Rijk ten gebruike afgestaan voor de oprichting van eene
correctioneele gevangenis. Sindsdien bleef het voormalige
Pesthuis met bijbehoorende erven bij het Rijk in gebruik,
zij het ook, dat de bestemming in den loop der jaren ver
andering onderging.
Op deze geleidelijke verandering van bestemming, die zon
der toestemming van de gemeente plaats had, werd dezer
zijds tot nog toe geen aanmerking gemaakt, doch toen ons
uit de Memorie van Toelichting op Hoofdstuk IV der Staats
begroting voor 1918 gebleken was, dat de Regeering het
voornemen had de Rijkswerkinrichting voor Vrouwen, die
nog in een gedeelte van het voormalige Pesthuis gevestigd
was, naar elders over te brengen en de daardoor vrijkomende
lokalen mede in gebruik te geven aan het in 1910 op het
terrein der Rijkswerkinrichting opgerichte tijdelijk Rijks
opvoedingsgesticht voor Jongens, was o.i. het oogenblik aan
gebroken, om het gebruik nader te regelen. Immers kon,
zoolang de Rijkswerkinrichting voor Vrouwen in het gebouw-
gevestigd was, met eenigen goeden wil misschien nog gedacht
worden aan een soort gevangenis, nu het Rijk deze inrich
ting naar elders wilde overplaatsen en het gebouw met bijbe
hoorende terreinen geheel voor het Rijksopvoedingsgesticht
wilde doen inrichten, kon in geenen deele meer gezegd wor
den, dat een en ander voor eene gevangenis, waarvoor de in
gebruikgeving in 1823 plaats had, bestemd bleef. Het gebruik
zou daardoor toch een geheel ander karakter krijgen.
Een en ander brachten wij bij schrijven van '13 Mei 1918
onder de aandacht van den Minister van Justitie, onder
opmerking, dat eene nadere regeling in zake het gebruik van
het voormalige Pesthuis, naar wij vertrouwden, ook aan den
Minister in de gegeven omstandigheden wel gewenscht zou
voorkomen. Deze nadere regeling zou dan o.i., zoo schreven
wij aan den Minister, hierop kunnen neerkomen, dat de eigen
dommen der gemeente aan het Rijk ten gebruike werden
afgestaan voor nader overeen te komen doel tegen een matige
vergoeding voor dat gebruik en met de mogelijkheid voor de
gemeente, om het gebruik te eeniger tijd op te zeggen. Na
het uitwerken van de tusschen het Rijk en de gemeente te
trefïen regeling zou een en ander aan de goedkeuring van
Uwe Vergadering worden onderworpen.
Nadat de Minister zich bereid had verklaard aan de tot
standkoming van eene regeling als door ons bedoeld zijne
medewerking te verleenen, werd dezerzijds eene dergelijke
regeling ontworpen en tenslotte met den Minister daaromtrent
overeenstemming verkregen.
Zooals uit de ter inzage liggende correspondentie blijkt, is
het de bedoeling het voormalige Pesthuis c.a. voor den tijd
van 25 jaren, met stilzwijgende verlenging voor den tijd van
5 jaren, indien de huur niet drie jaren te voren is opgezegd,
aan het Rijk te verhuren tegen betaling van een jaarlijkschén
huurprijs van 1000.Aanvankelijk hadden wij ons een huur
termijn van 10 jaren gedacht. Hiertegen bleek echter bij den
Minister bezwaar te bestaan. Achtte Zijne Excellentie een der-
gelijken termijn voor een inrichting als het Rijksopvoedings
gesticht in het algemeen reeds te kort, nu eene noodzakelijke
en omvangrijke verbouwing moest plaats vinden, waarmede
een aanzienlijk bedrag gemoeid was, gold dit bezwaar in nog
meerdere mate en was dan ook bij den Minister de
vraag gerezen, of de uitgaven voor die .verbouwing wel
gerechtvaardigd zouden zijn, indien het Rijk slechts gedu
rende zóó korten tijd zekerheid had over de gebouwen te
kunnen beschikken. Zijnerzijds werd dientengevolge gevraagd
om den huurtermijn op b.v. 25 jaren vast te stellen, met
stilzwijgende verlenging voor den tijd van 5 jaren, indien de
huur niet drie jaren tevoren was opgezegd.
Onder de verhuring zijn niet begrepen de Pesthuislaan, voor
zoover gelegen tusschen den Morschsingel en den spoorweg
der H. IJ. S. M., alsmede de aan den ingang der laan gelegen
Pesthuisbrug. Vooral met het oog op den huurtermijn van
25 jaren achten wij het n.l. wenschelijk, dat dit gedeelte der
Pesthuislaan, met inbegrip van de brug over de Morschsin-
gelsloot, blijvend aan de verhuring wordt onttrokken. Wel
iswaar zullen het laangedeelte en de bedoelde brug dan niet
alleen in eigendom, doch ook in beheer en onderhoud bij de
gemeente zijn, doch het is voor de gemeente van belang de
onbeperkte beschikking over dat weggedeelte te behouden
met het oog op het maken van eventueele toegangen naar
de aangrenzende terreinen. Het gedeelte der Pesthuislaan
tusschen den spoorweg en het Pesthuis kan echter zonder
bezwaar bij de huur van het Pesthuis worden gevoegd. Niette
min is met het oog op den stratenaanleg overeenkomstig het
uitbreidingsplan, onder de huurvoorwaarden eene bepaling
opgenomen, krachtens welke de gemeente het recht heeft
gedurende den huurtijd dit stuk der Pesthuislaan, hetzij
gedeeltelijk, hetzij over de volle lengte uit de huur te nemen,
mits daarvan één jaar te voren aan den huurder schriftelijk
kennis gevende en onder verplichting, dat de gemeente als
dan op andere wijze voor een behoorlijken toegangsweg naar
het Pesthuis moet zorgen. Vermindering van den huurprijs
bij geheele of gedeeltelijke onttrekking van de laan uit de
huur zal hiermede uit den aard der zaak niet gepaard die
nen te gaan.
De wijze van gebruik van het gebouw c.a, hetzij voor
gevangenis, hetzij voor opvoedingsgesticht of eene dergelijke
inrichting wordt aan den Minister overgelaten. Verder zal de
Staat het gebouw, de bijbehoorende gronden en de Pesthuis
laan, voor zoover deze is gelegen tusschen den spoorweg en
het Pesthuis, gedurende den huurtijd voor zijne rekening
moeten onderhouden. Bij het einde van den huurtijd of bij
het ontruimen van het gebouw c. a. zal de Staat niet .ver-