34 10 uur des morgens bestaat, schreef men ons, dat tot nu toe geen klachten te dezer zake bij het gemeentebestuur werden geuit, blijkbaar omdat het den bakkers onverschillig is, of' zij ten 10 of ten 12 uur met verkoop aanvangen, vermits tusschen 10 en 12 uur wel niet veel verkocht zal worden. Over het algemeen genomen rijden de bakkerswagens daar niet uit voor 12 uur, zoodat de bakkers blijkbaar niet voor dien tijd met bakken gereed zijn. Echter bestaat ook daar het verbod vóór 6 uur voorbereidende werkzaamheden te verrichten. In Dord recht wordt, gelijk men ons berichtte, met verbod van brood- vervoer vóór '10 uur (brood verkoop is niet verboden) geen moeilijkheid ondervonden. Het schijnt daar voor de kleine bakkers mogelijk tegen 10 uur met hun baksel vrijwel gereed te zijn; de groote bakkerijen kunnen althans met een deel van hun product de straat op. In Nijmegen ontbreekt zelfs een vervoer-en verkoopverbod geheel. In Zaandam is zoowel het vervoer-als het verkoopverbod gesteld op 10 uur. Op grond van bovenstaande gegevens, die natuurlijk nog naar verkiezing met tal van inlichtingen uit andere gemeenten te vermeerderen zijn, hebben wij gemeend, als uiterste con cessie aan de gecombineerde organisatie's van de patroons hier terstede, het vervoer-en verkoopverbod op 11 uur des voormiddags te moeten stellen (zie art. 3 en 4). Met des te meer gerustheid meenen wij in dezen ons stand punt te kunnen handhaven, omdat wij aan een anderen wensch der organisatie's zijn tegemoet gekomen door de be paling van art. 3, lid 3, waar onder zekere voorwaarden dispensatie wordt verleend van het verbod, om bakkersnacht- arbeid te verrichten gedurende de uren van 4 tot 6 des morgens ten aanzien van de voorbereidende werkzaamheden (het aanmaken en onderhouden van het vuur in de ovens, den arbeid verbonden aan het deegmaken en daarmee ver band houdende werkzaamheden). Door deze concessie zal het mogelijk zijn dadelijk ten zes ure des morgens met het bakken van brood aan te vangen, waardoor de bakkers te Leiden ontegenzeggelijk in gunstiger conditie komen dan hun vakgenooten in de meeste andere gemeenten, waar een dergelijke bepaling niet bestaat. Op verlangen der organisatie's werd hierbij tevens rekening gehouden met de belangen der gezellen door te bepalen, dat de arbeiders met bovengenoemde werkzaamheden belast, in vier achtereenvolgende weken slechts één week deze werkzaam heden mogen verrichten, terwijl per bakkerij niet meer dan 2 arbeiders op bovengenoemde uren met dezen arbeid mogen worden belast. Waar derhalve in verschillende gemeenten, hierboven vermeld, bij strengere bepalingen dan in dit ontwerp zijn opgenomen tot nu toe van de zijde der werkgevers en ondernemers geen klachten over een niet op tijd klaar kunnen krijgen van het brood vernomen zijn, gelooven wij, dat hier ter stede, waar meer elastische bepalingen worden voorgesteld, de vrees der bakkerspatroons en gezellen- organisatie's, dat het in iedere bakkerij een haasten en jakkeren zal worden, om op tijd gereed te komen, tenzij het vervoer- verbod op 1 uur des namiddags gesteld wordt, ongegrond zal blijken, terwijl daarentegen bij verwezenlijking hunner wenschen de broodfabrieken met hunne depothouders ernstig zullen worden benadeeld. Aan den wensch van andere zijde geuit, om ten behoeve der fabrieken het drieploegenstelsel in onze verordening op te nemen, hebben wij gemeend niet te moeten voldoen, mede omdat de kans groot is, dat alle nachtarbeid in de toekomst tot het strikt noodzakelijke zal worden teruggebracht. In eene stad als Haarlem, die zeker met Leiden mag worden verge leken, wordt dit ploegenstelsel door geen enkelen bakker verlangd, zelfs niet door de groote fabrieken; men is daar zelfs zeer tegen. Opgemerkt dient ook, dat de behoefte aan een drieploegenstelsel hier ter stede door de Directies dei- broodfabrieken zelve geenszins algemeen wordt gevoeld. Ten einde tegemoet te komen aan die bakkerijen, welke brood naar de buitengemeenten leveren, hebben wij de be paling opgenomen, dat het geoorloofd zal zijn brood in gesloten kisten of wagens te vervoeren van eene in de gemeente ge vestigde brood bakkerij naar deze plaatsen of naar de laad plaats van eenen openbaren spoor-, tram- of stoombootdienst (art. 3, lid 26). Voor betere controle hebben wij aan deze concessie de voorwaarde verbonden, dat dit vervoer geschiede langs den kortsten weg. Het vervoer van brood naar depothouders binnen de ge meente zal mogen aanvangen ten 10 ure, mits dit vervoer weder geschiede in gesloten wagens of kisten en langs den kortsten weg (art. 3, lid 2a). Van de verdere wenschen der organisatie's, waaraan door ons is tegemoet gekomen, memoreereu wij1°. dispensatie van het verbod van nachtarbeid vóór des morgens 6 uur en na des avonds 6 uur gedurende het tijdvak van 10 uur des avonds tot 6 uur van den daaropvolgenden voormiddag vóór den nacht van Vrijdag op Zaterdag, den nacht onmiddellijk voorafgaande aan den werkdag voor de Christelijke feestdagen, genoemd in art. 2, lid 1 sub a en den nacht voorafgaande aan den tweeden Kerstdag en op dien dag zelven, indien deze valt op een Zaterdag of Dinsdag (zie art. 2, lid 2), terwijl voor de lsraëlietische bakkerijen eene afzonderlijke bepaling werd gemaakt. Aan deze concesssie wordt de voorwaarde verbonden, dat vanal 9 uur des avonds tot middernacht alleen voorbereidende arbeid mag worden verricht. Wij meenden ten dezen aan de bakkerspatroons, gezellen en het publiek te moeten tegemoet komen, omdat des Zaterdags brood moet worden gebakken en afgeleverd voor den Zaterdag, den Zondag en den Maandagmorgen en derhalve voor het bakken van deze groote hoeveelheid brood veel meer tijd noodig is dan op andere dagen der week, een motief dat evenzeer van kracht is voor den dag voorafgaande aan de Christelijke feestdagen, vermeld in art. 2 lid 1 sub a. Het oorspronkelijk door onze Commissie voorgestelde aanvangsuur van 2 uur, dat ook in verschillende andere gemeenten geldt, hebben wij bij nader inzien laten varen, waar van de zijde der organisatie's het bezwaar werd geuit, dat dit uur met het oog op de bestaande ovenruimte veel te laat was om de benoodigde hoeveelheid brood zoo tijdig gebakken te hebben, dat dit nog bij de clientele thuis kon worden bezorgd. Bovendien werd nog aangevoerd, dat te Leiden niet voldoende noodhulpen waren, om het te kort aan tijdruimte eventueel te kunnen aanvullen met arbeidskrachten. Vergunning om op den 2en Kerstdag bakkersarbeid te verrichten als uitzondering op het bepaalde bij art. 2 lid 1 sub a werd door ons verleend in verband de sedert jaren te Leiden bestaande gewoonte op den 2en Kerstdag brood te bakken en te bezorgen, indien de dag voorafgaande aan den eersten Kerstdag, of volgende op den tweeden Kerstdag geen Zondag is. Op déze wijze wordt voorkomen, dat op één dag voor drie dagen tegelijk moet worden gebakken. 2°. Opneming van de bepaling, dat onder bakkersnachtarbeid niet begrepen zal zijn het aanmaken en het onderhouden van het vuur in de ovens, op Zondag of in den nacht van Zondag op Maandag (zie art. 1, 2e alinea). Deze concessie is gedaan, omdat naar de patroons en gezellen ons verzekerden, vele ovens, die van Zaterdagavond af hebben stil gestaan, des Maandagsmorgens niet zoo spoedig als noodig is weder op baktemperatuur zijn te krijgen, indien men niet vroeger dan het einde van den wettelijken nacht met het aanmaken en onderhouden der vuren zou kunnen beginnen. Deze bewering werd op deze wijze toegelicht, dat vele ovens 4 a 5 uur te voren moeten worden aangemaakt, om een behoorlijke baktemperatuur te krijgen, wanneer den dag tevoren daarin niet is gebakken. Het spreekt van zelf, dat niet vroeger dan strikt noodig is met het stoken der ovens zal worden begonnen, omdat daardoor meer brandstoffen zouden worden gebruikt dan noodig is en de werkgever onnoodig schade zou lijden. Per broodbakkerij is voor het aanhouden der vuren slechts 1 arbeider noodig, terwijl in de fabrieken dit werk aan den persoon, belast met de bewaking, kan worden opgedragen. 3°. Opneming in de definitie broodbakkerij en" van alle inrichtingen, waar stoffen een tot het bakken van brood strekkende bewerking ondergaan (art. 1 sub a). Deze redactie, ontleend aan het ontwerp-bakkerswet van Minister Talma dient, om, ter voorkoming van misverstand duidelijk te doen uit komen, dat men de verordening niet kan ontduiken door deze stoften te maken in andere inrichtingen dan een brood bakkerij en deze daarna naar een broodbakkerij te doen vervoeren. 4°. Opneming in art. 4 van de slotwoorden»of waarop het eene bewerking heeft ondergaan." Deze woorden zijn op uit drukkelijk verzoek der patroons en gezellen opgenomen, om te voorkomen, dat een leverancier om zijn klanten te bedienen, het brood des morgens zou gaan opwarmen, waardoor het van versch brood moeilijk valt te onderscheiden en de controle zeer zou worden bemoeilijkt. 5°. Uitzondering in art. 1 sub b van die werkzaamheden, welke dienen tot bewaking of reiniging der inrichting. Deze uitzondering is ook opgenomen in de redactie van art. 1 sub b der Amsterdamsche verordening en scheen onze Commissie ook rationeel ter voorkoming van misverstand. Gelijk men zien zal is bij het samenstellen dezer verorde ning ruimschoots gelegenheid gegeven aan de Leidsche patroons en gezellen om hunne wenschen kenbaar te maken en is met deze wenschen ook in vele opzichten rekening gehouden. Dat hierdoor de Leidsche verordening tegenover die van andere gemeenten niet eenvoudiger is geworden, zal wel niemand verwonderen. Op verschillende punten wijkt de U hierbij aangeboden verordening van die uit andere gemeenten af, speciaal door gunstiger bepalingen tegenover de bakkersgezellen en hunne patroons. Onze Commissie heeft evenwel gemeend, dat alleen door ook en niet in de laatste plaats met de belangen van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 2