DONDERDAG 30 JANUARI 1919. 29 eeniging van een gedeelte grond, gelegen binnen de gemeente Leiden, benoorden den Lagen Rijndijk en beoosten het aan te leggen Volkspark, en het verleenen van een voorschot en een bijdrage, als bedoeld in art. 30 der Woningwet, in de kosten van aankoop van dien grond en den bouw van een 124-tal woningen. (Zie Ing. St. No. 34.) De beraadslaging wordt geopend. De Voorzitter. Mijne Heeren. Alvorens wij hierover gaan beraadslagen, wil ik een kleine inlichting geven. Het zal de heeren misschien treffen, dat dit stuk zoo laat is ingekomen, terwijl het toch vrij ingewikkeld schijnt. Wij zouden ook niet de viijheid hebben genomen, er den Raad zoo rauwelijks mede te overvallen, als wij niet van oordeel waren, dat hier spoed gewenscht is en het in dezen slechts om eene principiëele be slissing gaat. Zooals de heeren weten, staan de getallen, die wij er in hebben gezet, er alleen in om de diverse goedkeuringen te krijgen. De realiteit komt pas, als de aanbesteding heeft plaats had. Eigenlijk beteekent het dus alleen maar dit: Vindt U goed, dat die stukken door gaan? Als dan de goed keuring gekomen is, zullen wij aanbesteding houden en dan zullen de werkelijke getallen bekeken worden. Het gaat hier dus slechts om eene principiëele beslissing. Vinden de heeren goed, dat aan »de Eendracht" dit stuk land wordt verkocht, dat wij gekocht hebben voor de volkshuis vesting? In laatste instantie komt straks deze aangelegenheid toch weer in den Raaddeze omslag is noodig omdat de stukken moeten worden gezonden aan Gedeputeerde Staten en den betrokken Minister. De prijs van den grond is de kostende prijs, waarbij de 'oppervlakte voor de straten in mindering is gebracht. Het geldt hier dus eene zeer eenvoudige beslissing, die evenwel heel wat voorbereiding heeft gekost; Burgemeester en Wet houders zijn daarom niet eerder in de gelegenheid geweest met dit voorstel bij den Raad te komen. De heer Reimeringer. M. d. V. Juist omdat het hier eene principieele beslissing geldt, wil ik er op wijzen, dat de Commissie voor de Financiën van meening is, dat hier van den goeden weg wordt afgeweken. Oorspronkelijk was de stelregel dat de uitgaven dooi' de ontvangsten moeten worden gedekt. Thans wordt hiervan tot op 50 afgeweken. Dit is m. i. een zeer gevaarlijk standpunt. Wij glijden op die wijze hoe langer hoe meer af. Wanneer het straks wordt 75%, dan wordt slechts a gedeelte betaald. Nu is alles verhoogd geworden behalve de huurprijs, deze had evengoed wat kunnen worden verhoogd. Het ligt m. i. wel op den weg, dat de huurprijs ook wat wordt verhoogd. De heer van der Pot. M d. V. Ik had begrepen, dat door U op het oogenblik nog slechts aan de orde was gesteld de vraag, of dit punt thans als spoedeischend behandeld zou worden. Ik geloof echter, dat ik mag aannemen, dat de Raad met Uw voorstel in dezen accoord gaat. Wat nu het voorstel zelf betreft: op hetgeen de heer Reimeringer en met hem de Commissie van Financiën tegen het voorstel van Burgemeester en Wet houders hebben aangevoerd, wil ik gaarne iets in het midden brengen. Wat toch in het advies van de Commissie van Finan ciën staat, is niet geheel juist. Vooreerst staat daar, dat de helft der kosten door de gemeente betaald zal worden, wat zal moeten wezen: door de gemeenschap, want het zijn Rijk en gemeente samen, respectievelijk voor f en a die de halve exploitatiekosten opbrengen. Nu zegt de heer Reimeringer, dat wij zoodoende meer en meer afwijken van den goeden weg, dien wij vroeger hebben bewandeld, toen de huren de exploitatiekosten konden dekken. Men moet evenwel niet vergeten, dat de prijs der bouwmaterialen sindsdien enorm is gestegen en daarom kunnen wij moeilijk anders handelen dan door ons wordt voorgesteld, willen wij den woningnood bestrijden dooi' woningbouw. Hiertoe zijn thans noodig crisisbijdragen van Rijk en gemeente, die zeker een grooten last leggen op beide, maar nu eenmaal, zoolang de buitensprorige duurte aanhoudt, onvermijdelijk zijn. Verder is niet juist, wat de Commissie van Financiën beweert, dat alles verhoogd is gewor den behalve de huurprijzen. De Commissie heeft het systeem, dat bij de toekenning van subsidie thans wordt gevolgd, blijk baar niet geheel begrepen. Het systeem is dit, dat door de huren gedekt moeten wor den de volle exploitatiekosten, naar de tegenwoordige om standigheden, met uitzondering alleen van de annuïteit. Die ziet U in de begrooting voor de tegenwoordige omstandigheden anders berekend dan in de begrooting voor normalen tijd. Nu is zij berekend tegen hoogere rente. En bovendien is de bouw som aanmerkelijk hooger. De verdere posten zijn echter precies eender. De onderhoudsuitgaven per woning bijv. komen op 30.—, het bedrag, dat het rijk op het oogenblik noodig acht voor dergelijke woningen. In de huren ligt dus opgesloten de veel hoogere kosten van onderhoud van den tegen woord igen tijd, verder de hoogere grondbelasting, enz. Dat is het systeem, dat sinds een half jaar ongeveer geldt De annuïteit is het eerrige bedrag, dat verschilt. De huren zijn dan ook niet zoo bijzonder laag, namelijk van f 3.60 tot f 3.80; dat is, verge leken bij vier jaar geleden, een aanmerkelijk bedrag. De Voorzitter. Mijne heeren. Wij zijn nu aan het einde van onze agenda. Ik wilde, alvorens tot de rondvraag over te gaan nog voor het volgende toestemming vragen: Een poos geleden hebben Burgemeester en Wethouders een crediet gevraagd voor het beschikbaar stellen van goedkoope Rijks- kleeding. Intusschen zijn er goedkoope schoenen gekomen, terwijl ik ook een aanbod heb gekregen voor goedkoope ge breide handschoenen en dergelijke zaken. Kunnen de heeren goedvinden, dat hetzelfde crediet ook voor schoenen, handschoenen en dergelijke artikelen dienen zal en niet alleen voor de kleeding? Aldus wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming besloten. De heer van Romburgh. M. d. V. In de vergadering van 26 September j.l. heb ik tot U de vraag gericht, of het abon nement van het duinwater zou verhoogd worden. U hebt daarop geantwoord, dat dit niet het geval zou zijn, en dat alleen door de nieuwe contracten voorkomen wordt, dat voor payementen beneden de 10.zegelrecht verschuldigd is. In het prospectus van de Leidsche Duinwater Maatschappij van 1918 is nu toch de prijs van het duinwater verhoogd en wel voor de categorie van woningen, van 2 vertrekken en een keuken en boven een vertrek en een zolder, waar men vroeger f 1.12a betaalde pn nu 1.37^ per kwartaal of f 4.50 en ƒ5.50 per jaar. Mogen die verhoogingen plaats hebben onder goed keuring van Burgemeester en Wethouders, of moet dat door den Raad geschieden? De Voorzitter. Zoover ik mij herinner betrof de wijziging, die wij toen hebben aangebracht, enkel een blok huizen, dus slechts een ondergeschikt punt. Van eene verhooging der abonnementsgelden is Burgemeester en Wethouders niets bekend; zij zijn echter bereid deze kwestie nader te onder zoeken. En ik zou den heer van Romburgh dan willen vragen, mij na afloop van de vergadering op te geven, welk prospectus hij bedoelt. De Voorzitter doet thans de deuren sluiten. De vergadering wordt na eenigen tijd heropend. Niemand meer het woord verlangende, wordt de vergadering gesloten. Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 9