26 DONDERDAG 30 JANUARI 1919. is voorgekomen, dat men dagen en weken lang geen melk heeft kunnen krijgen ik noem maar Amsterdam, den Haag daarover dadelijk zoo'n drukte te maken, dat is toch werkelijk nie.t noodig. Vooral, waar de autoriteiten er niets aan kunnen doen, omdat melk niet van te voren kan worden opgedaan. Men kan eene reserve maken van aardappelen of van bootten, maar van melk niet. Daarenboven is nog een groote moeilijkheid deze^ dat een groote massa menschen, die misschien wel eens wat lekkers lusten, of waarvoor het wel goed is, dat zij eens een glas melk drinken, oogenblikkelijk hun best gaan doen om ziekenmelk te krijgen. Dat neemt zoo'n vaart, dat er voor andere menschen niets overschiet. Dit bemoeilijkt de melk voorziening zeer. Nu kan men zeggen: laten de doktoren dan wat strenger zijn, maar dit is voor hen eene zeer moeilijke zaak. Door de burgerij wordt zeer veel misbruik gemaakt van de ziekenmelk. Aan ziekenmelk heeft men hier ongeveer noodig de helft van hetgeen ter beschikking is. Officieel moeten wij ontvangen 2 d.L. per dag per persoon, dit is 13000 L. Voor ziekenmelk hebben wij ongeveer 6500 L. dus blijven er nog 6500 L. ter distribueering over. Wanneer het aantal zieken, die ziekenmelk noodig hebben, evengroot blijft als het op het oogenblik is, dan komt er een tekort aan melk en wordt het voor de melk venters moeilijk om te beslissen aan wie zij melk moeten geven en aan wie niet. Zondag zat men met zoo'n groot tekort, dat de melkslijters de stad niet indurfden. Ik heb allerlei onzinnige verhalen daarover gehoord, maar die heeft men natuurlijk zelf verzonnen. Hierbij meen ik het te kunnen laten. De heer Sijtsma. M. d. V. Wanneer er Zaterdag 2000 Liters melk minder zijn aangevoerd dan Vrijdags, dan moet ik dat toch toeschrijven aan den onwil der boeren, want de koeien zullen dien dag wel niet zooveel melk minder hebben gegeven dan andere dagen. Wat de ziekenmelk betreft, ben ik het geheel eens met wat door U daaromtrent is gezegd. Zou het geen aanbeveling verdienen, dat van de zijde der autoriteiten bij de geneesheeren er op werd aangedrongen zeer con- conscientieus te werk te gaan met het toestaan van zieken melk. Er zijn doktoren, die dat consciëntieus doen, maar er zijn er ook, die zeer gemakkelijk hun naam zetten. Op die manier komt ziekenmelk in gezinnen, waar men het niet noodig heeft. Dat behoort zoo niet te zijn. Ik zou dan ook willen, dat Burgemeester en Wethouders er bij de doktoren op aandrongen, dat zij geen ziekenmelk voorschreven, wanneer dit niet werkelijk hoog noodig is. Zooals U terecht zegt, bevoordeelt men daarmede menschen die het niet noodig hebben en benadeelt men de gemeenschap. De Voorzitter. Ik kan den heer Sijtsma antwoorden, dat het te kort aan melk waarschijnlijk in verband heeft gestaan met de sneeuw, die in de lucht zat; het is dus eene vervoer- kwestie geweest. Wat Uw tweede vraag betreft, moet ik opmerken, dat dit eene heel moeilijke zaak is. Zooals men weet, heb ik ingesteld een controleerend geneesheer, maar het is heel lastig voor een dokter om tegen een zieke te moeten zeggen, dat hij geen melk noodig heeft, daar het moeilijk te controleeren is, hoe iemand zich gevoelt. U geeft evenwel te veel de schuld, aan degenen, die onschuldig zijn. De schuldigen zijn degenen, die niet ziek zijn, maar eene ziekte voorwenden ten einde melk te krijgen. De ware schuldigen trelt men niet, maar degeen, die hierbij zijdelings is betrokken, de dokter, die krijgt de schuld. Ik weet evenwel geen middel om te voorkomen, dat er door verschillende menschen misbruik wordt gemaakt; er zijn zelfs menschen, die ziekenmelk aanvragen om er voor het geheele gezin pap van te koken. De heer Pera. M. d. V. Ik wil met een enkel woord opko men tegen de beschuldiging, die ten aanzien van de doktoren wordt uitgesproken met betrekking tot het verleenen van extramelk aan zieken. Ik zeg dit, omdat ik met eenige speciale gevallen bekend ben, van gezinnen, waar men.het broodnoo- dig heeft, maar waar het niet wordt toegestaan, wel een bewijs dus, dat het verstrekken van melk tot het uiterste beperkt wordt. Ik ken een geval, waar de dokter zegt, dat het driemaal zooveel moest wezen, maar dat hij een derge lijke hoeveelheid niet kan toestaan. Ik zou niet willen mee gaan met de opmerking, alsof er eenige beteekenis aan gehecht zou moeten worden, dat de doktoren meer zouden toestaan, dan strikt noodig is. Het is zeer gemakkelijk te zeggen: De doktoren geven maar; maar ik weet, dat het er in tal van gevalfen Zeer beperkt bij langs gaat en dat men slechts geeft, wanneer men er absoluut toe gedwongen is. De beraadslaging wordt gesloten. 3*. bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke di recte belasting. Worden gesteld in handen van de Reclamecommissie. 4°. advies van de Gezondheidscommissie op de concept verordening tot wijziging van die op de wateren in de Ge meente Leiden. Dit advies luidt als volgt: «Leiden, den 27 Januari 1919. Onder terugzending van de desbetreffende stukken, heeft de Gezondheidscommissie de eer UEd. Achtb. bij deze te be richten, dat bij haar geen bezwaar bestaat tegen de voorstel len aan den Gemeenteraad, in zake eene wijziging der ver ordening op de wateren. De Gezondheidscommissie W. C. Mulder. Voorzitter. E. Gorter. Waarn. Secretaris. Aan Burgemeester en Wethouders te Leiden." Wordt besloten dit te behandelen bij punt 10 van de agenda. 5°. Verzoek van den Leidschen Bestuurdersbond om de huurprijzen van eenige gemeentewoningen niet met 15 te verhoogen. Dit verzoek luidt als volgt: «Leiden 29 Januari 1919. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geven beleefd te kennen, T. Groeneveld en J. J. van Stra len, resp. voorzitter en secretaris van de Leidsche Bestuur dersbond; dat zij met verwondering hebben kennis genomen van het voorstel, door Burgemeester en Wethouders aan den Raad gedaan, om de huur van verschillende gemeentewouingen met 15% te verhoogen; dat zij meenen dat een dusdanige verhooging buitensporig moet worden genoemd, omdat moeilijk kan worden aangeno men dat een stijging der huur met 15 »/0 noodig is om het duurdere onderhoud te bestrijden; dat immers de Huurcommissiewet slechts als geldend motief voor huurverhooging aanmerkt de meerdere kosten, welke ter zake van de betreffende woningen zijn besteed en het riiet is aan te nemen, dat hetgeen het onderhoud thans meer kost dan vroeger, 15% der huur zou bedragen; dat niet uit het oog mag worden verloren dat eenmaal verhoogde huurprijzen zeer waarschijnlijk niet meer zullen worden verlaagd, zelfs niet als de tegenwoordige duurdere onderhoudskosten weer meer normaal zullen zijn; dat overigens in de practijk is gebleken dat huurverhoo- gingsaanvragen van 15% door de Huurcommissie in den regel niet worden toegestaan, waaruit mag worden afgeleid dat deze als onrechtmatig zijn te beschouwen; dat de gemeente, door op dusdanige wijze in tegenstelling met haar taak, een slecht voorbeeld in de richting van huur- opdrijving te geven, een aanmoediging schept voor particu liere huiseigenaren, die tot nog toe huiverig om zulk een verhoogirig van huren te vragen, thans, zich beroepende op de gemeente, die ten deze het voorbeeld gaf, daartoe geree- der zullen overgaan; Redenen, waarom ondergeteekenden Uwen Raad met klem verzoeken, het voorstel van Burg. en Wethouders om ver schillende gemeentewoningen met 15% in huur te verhoogen, niet ongewijzigd aan te nemen. 't Welk doende enz., Voor de Leidsche Bestuurdersbond, T. Groeneveld, Voorzitter. J. J. v. Stralen, Secretaris Wordt besloten dit te behandelen bij punt 3 der agenda. 6°. Advies van de afdeeling Leiden van den Bond van Roomsch Katholieke Middenstandsvereenigingen van den Handeldrijvenden en Industrieelen Middenstand in Nederland in zake de verlichting van den gemeentelijken Vischwinkel op de Vischmarkt na des avonds 8 uur. Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders ter afdoening. 7°. Advies van de afdeeling «Sint Antonius van Padua" van den Nederlandschen Roomsch Katholieken Bond van per soneel in dienst van openbare lichamen en bedrijven en van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 6