DONDERDAG 30 JANUARI 1919. 25 de andere zooveel ter briketteering ontvangt. Nu heeft U ge lijk, dat de Hollandsche Coinmercieële Maatschappij met bri- ketteeren eerder is begonnen, maar die maatschappij heeft in het begin ook gruwelijk getobd. Men had een Smulders A-pers terwijl volgens het Kolendistributiebureau de R-pers veel beter is. In elk geval ging die briketteering in het begin heel onge lukkig. Ondertusschen hebben wij toen met een andere firma, die beloofde, een, B-pers te zullen aanschaffen, een contract voor een zekere hoeveelheid gesloten. Dat lijkt mij dus zeer verstandig. Wij hadden destijds absoluut geen waarborg, dat die A-pers het goed zou doen en het Kolendistributiebureau raadde ons toen aan, een contract te sluiten met eene firma, die bereid zou worden gevonden op eigen risico een zeer dure B-pers aan te schaffen. Nu heeft de firma Smulders echter met de aflevering van een B-pers erg getreuzeld. Van bevoorrechting is er in elk geval geen sprake. Gesteld, dat U een zekere hoeveelheid noodig hebt van een bepaalde stof en twee firma's bieden zich voor de levering daarvan aan, maar de een begint eerder te werken; dan laat U die natuurlijk leveren. Juist op aanraden van het Kolendistributiebureau moesten wij contracteeren met een firma, die een B-pers bezat, omdat die betere briketten leverde. Het is strikt onpartijdig toegegaan, precies, zooals ik U hier verteld heb. Briketten vervaardigen is niet de moeilijkheid, maar het zoo te doen, dat zij niet weer in gruis vallen. Nu wilde ik even opmerken, dat men wel wat al te veel verwart «deskundigen" en «belanghebbenden". Dat is bij de geheele distributie trouwens de groote moeilijkheid. Wanneer men juist de menschen, die het minst hebben, wil beschermen tegen de menschen, die aan jets geld willen verdienen, dan krijgt men altijd van weerskanten slaag. Want zit men hen, die op meer winst gehoopt hadden in het vaarwater, dan vinden die altijd weer verdedigers en weten de zaak zoo voor te stellen, dat zij, die moeten zorgen dat anderen beschermd worden, eigenlijk de schuldigen zouden zijn. Men moet niet al te veel op de meening van z.g. deskundigen afgaan. Ik zie niet in, waarom iemand een zekere kennis van een niet zoo vreeselijk ingewikkelde zaak zich niet zou kunnen eigen maken. Ik wil volkomen gelooven, dat men om medicus te worden een jaar of vijf, zes noodig heeft van academische studie, in dit geval is dit echter niet noodig; men behoeft niet alles zoo goed te weten, als eeri steenkolenhandelaar het weet. Men krijgt de steenkool toegezonden van de Kolendis tributiebureau en de warenkennis valt er buiten. Als Direc teur moet men iemand hebben, die verstand heeft van distri- bueeren net als voor de levensmiddelen. De heer Sijtsma. Mag ik U even interrumpeeren Ik meende toch, dat er bij het briketteeren niet alleen kennis van distributie, maar ook zakenkennis te pas kwam. De Voorzitter. Het briketteeren geschiedt onder toezicht en aan de hand van adviezen van het Rijkskolendistributje- bureau. Wat ik niet van U begrijp, is, dat U nu eens zegt, dat het zoo verkeerd is, dat de Brandstoffencommissie in de zaak betrokken wordt en dan het zelf weer wenscht. WTat nu den Directeur betreft, over wien U op afkeurende wijze gesproken heeft, kan ik U mededeelen, dat hij door den heer Hartevelt is aanbevolen, omdat gebleken is, dat hij zulk een goed inzicht had in deze distributiezaken. Wanneer hij talent voor organisatie blijkt te hebben, waarom zou hij dan geen goed Directeur kunnen zijn. Wanneer men anderhalf jaar in deze zaken zich heeft ingewerkt, dan zie ik niet in, dat men daar nog geen verstand van zou kunnen hebben. Ik geloof dan ook, dat de Directeur zijne taak goed vervult. Wat de heer Briët betreft, wil ik nog mededeelen, dat op verlangen van het Kolendistributiebureau mijn plaatsvervanger een onpartijdig en onafhankelijk persoon moest zijn; de opmerkingen betreflende den heer Briët meen ik niet ter zake dienende te zijn. Ik ben heel blij, dat de heer Briët zich bereid heeft verklaard mijn werkzaamheden over te nemen; het zou heel moeilijk zijn geweest om voor deze betrekking iemand te vinden. Ik meen thans den heer Sijtsma voldoende te hebben beantwoord. Ik stel thans voor het adres van de Duurte- commissie, dat ampel door mij is besproken geworden, voor kennisgeving aan te nemen. De heer Boot. M. d. V. Ik zou hét woord niet hebben gevraagd, ware het niet, dat mijne firma in het geding was gekomen. Ik gevoel mij derhalve verplicht met een enkel woord den heer Sijtsma te beantwoorden. Door de stukken van den heer Sijtsma, den schrijver van Onze vroede vaderen, althans van den Briefschrijver, is er in Leiden eene stemming van onrust gekomen. Wanneer die stukken niet gepubliceerd zouden zijn geworden, dan zou de duurtecommissie er waarschijnlijk niet over hebben gedacht dit request bij den Raad in te dienen. Ik moet dan ook constateeren, dat de ontstemming onder de bewoners van Leiden te danken is aan den Leidschen briefschijver, die door den Voorzitter zoo netjes is beantwoord, waarvoor ik zeer dankbaar ben, en niet verder over deze zaak wil spreken. Ik dank U Mijnheer de Voorzitter. De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel van Bur gemeester en Wethouders zonder hooldelijke stemming aan genomen. De Voorzitter. Ik zou thans nog eene andere zaak ter sprake willen brengen, n.l. de melkvoorziening. Het komt mij voor beter te zijn dit nu te doen dan straks aan het eind der vergadering. Kan de Raad dit goedvinden? Dan is hiertoe besloten. Ik wil over deze kwestie iets zeggen, omdat er zoo licht onaangenaamheden voortkomen uit iets, wat niet te voor komen is. De oorzaak, dat wij Zondag 1.1. een melkloozen dag hebben gehad, is deze. Op Zaterdag j.l. was de melkaanvoer zóó gering, dat er niet genoeg melk aanwezig was om alle uitgegeven en geldig ver klaarde bons te honoreeren. Dit is bij een artikel als melk niet te voorzien: de aanvoer is niet constant en kan vooraf niet worden bepaald. Ook kunnen geen voorraden worden gemaakt omdat het artikel te zeer aan bederf onderhevig is. Ook kan het aantal bons niet worden verminderd, daar de z g. ziekenbons voor 30 dagen tegelijk moeten worden uitge geven om klachten van het publiek over wachten e.d. te voorkomen. Het te kort waarvoor men Zaterdag kwam te staan (plotselinge daling met 2000 Liter) was onverwacht groot en, daar als regel Zondags nog minder melk dan Zater dags wordt aangevoerd, was te voorzien dat er des Zondags een zéér groot te kort zou zijn. Dit was Zaterdags pas -r 11 uur bekend en eerst nog later werd vernomen dat de ver wachte regeeringsmelk dien dag niet zou komen. Met het oog hierop besloten de gezamenlijke melkverkoopers des Zondags niet te ventendoch, voor zoover mogelijk, alléén melk in de winkels te verkoopen. Een en ander om te voorkomen, dat plunderingen van melkwagens, zooals vroeger van broodwagens, zouden plaats vinden. Daar dit eerst Zaterdag na den middag vaststond kon geen waarschuwing meer worden gegeven. Trouwens dit zou ook niet verstandig zijn geweest, omdat in het tegenovergestelde geval Zaterdagavond een algemeene run op de melkwinkels zou zijn ontstaan. Zonder twijfel is het voor vele inwoners een onaangename verrassing geweest, dat de melkboer des Zondags niet aan de deur kwam, doch daar staat tegenover dat hierdoor ongetwijfeld véél opschudding is voorkomen, terwijl zij die inderdaad niet buiten melk konden, in ieder geval in de melkwinkels nog konden krijgen, evenals geconden seerde melk en melkpoeder. Buitendien zij opgemerkt, dat het besluit om niet te venten genomen is door de melkverkoopers zelve en het venten niet door de autoriteiten, wat ook niet wel mogelijk zou zijn, is verboden. Wel dient erkend, dat deze maatregel door de betrokken ambtenaren niet is tegengegaan, wat wel heel verstandig is. Ik wil deze uiteenzetting niet eindigen zonder de opmerking dat deze allerminst als «rechtvaardiging" is bedoeld. Waar door de Gemeente in deze geen maatregelen zijn genomen valt er niets te rechtvaardigen. Men mag betreuren, dat er dien dag een groot te kort aan melk in Leiden was, doch waar onverwachts geen melk iskan geen melk worden gegeven! In dit opzicht zou men beter doen niet al te zeer te letten op een enkel inconvenient hier ter stede en niet aanstonds voor klachten daarover ruimte in de plaatselijke bladen te vragen. Laat men integendeel blij zijn dat Leiden, wat melkvoorziening betreft nog een eldorado is, vergeleken met tal van andere steden en dat één melklooze Zondag, hoe onaangenaam deze voor sommigen dan ook mogen zijn, nog niet het recht geeft tot openbare klachten, die zelfs in steden met vele melklooze dagen niet worden gehoopd. Ik heb hier toevallig een uitknipsel uit de «Nieuwe Rotter- damsehe Courant", niet eens officiéél «Wegens geringen aanvoer zal morgen alleen volle melk gedistribueerd kunnen worden, ten behoeve van zieken, zwakken en kinderen". Daar krijgt men dus in het geheel geen melk. De kwestie is dus deze, dat dit de moeilijkste veertien dagen van de melkvoorziening zijn en dat dit is de moeilijkste maand, die er in het geheele seizoen zal komen. Wij hopen natuurlijk, dat het het volgend jaar beter zal zijn. Zooals de heeren weten, is de melkschaarschte voornamelijk een gevolg van de vetschaarschte, waardoor er veel boter gemaakt moet worden en er dan melk te weinig overblijft. Nu komt net het slechtste seizoen. Einde Februari is het al beter. Met dat al is er natuurlijk niets van te zeggen, of wij misschien niet nog wel eens zoo'n dag zullen krijgen. Maar om, terwijl het hier nu voor den eersten keer is gebeurd, en het in andere plaatsen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 5