24 DONDERDAG 30 JANUARI 1919. de Brandstoffencommissie zich bereid verklaarde mede te wer ken aan eene briketteering. Op de tweede vraag kan ik ant woorden, dat het Rijks-Kolendistributiebureau op briketteering heeft aangedrongen, vooreerst omdat er anders niet voldoende brandstoffen aanwezig zouden zijn en in de tweede plaats met het oog op de werkverschaffing. Op de deide vraag kan ik antwoorden, dat uit het adres van de Duurtecommissie reeds is gebleken, dat de firma Boot en de Graaf geene bevoorrechte positie innemen. Op het oogenblik is de Hollandsche Commercieele Maat- schappij eveneens bezig voor de gemeente te briketteeren. Deze Maatschappij levert reeds briketten af, die geleverd worden aan de categorieën B, C en D. Verder weet men, dat er ook onderhandeld is met de vereeniging van brand stoffenhandelaren deze heeft zich evenwel niet bereid verklaard tot briketteering. Van bevoorrechting is derhalve geen sprake. Bovendien kan de briketteering slechts strekken tot voordeel en nooit tot nadeel van de gemeente. De Brandstoffencom- missie heeft het dan ook zeer op prijs gesteld, dat de firma Boot en de Graaf deze risquante zaak geheel voor eigen risico hebben willen ondernemen. Op de vraag of de Brand- stoffencommissie financieel verantwoordelijk is, kan ik ant woorden, dat dit niet het geval is. De Brandstoffencommissie draagt geen verantwoordelijkheid voor deze onderneming en wanneer er een tekort is, is dit voor rekening van de firma's, die de' briketteering op zich hebben genomen. Op de vijfde vraag kan ik antwoordendat de brikettee ring nog niet is begonnen, doordat de Smulders B-pers nog niet is afgeleverd. Op de zesde viaag eindelijk kan ik antwoorden, dat de bruinkolen voor briketteering zijn toegewezen als reserve huisbrand en dit niet is te beschouwen als eene korting op het rantsoen. Zonder briketteering zijn de bruinkolen even wel voor huisbrand niet bruikbaar; mislukt de briketteering, dan komen de bruinkolen ten bate van de industrie en dan, krijgen wij voor de categorieën B, C en I) daarvoor in ruil zwarte brandstoffen. De bruinkolen, die liggen opgeslagen bij de firma Boot en de Graaf, kunnen derhalve geheel worden beschouwd als reservevoorraad van het Kolendistri- butiebureau. Hiermede meen ik de vragen van den heer Sijtsma vol doende te hebben beantwoord. YVensctit de heer Sijtsma, naar aanleiding van mijn antwoord, nog iets in het midden te brengen? De heer Sijtsma. M. d. V. Ik wil beginnen met U hartelijk dank te zeggen voor de welwillende wijze, waarop U mijne vragen hebt beantwoord. Ik heb deze vragen gesteld, omdat ik meer dan iemand anders kon weten, dat hier onrust heerscht en men in de meening verkeert, dat Leiden in minder gun stige conditie verkeert dan andere plaatsen en nu hebben wij van U zeer uitvoerig gehoord, dat het zoo niet is. Dat zal in ieder geval onder de burgerij eenige geruststelling wekken; want men zal zich kunnen troosten door te zeggenhet is wel een treurige toestand, dat heel Leiden voor een deel in de kou zit, maar wij deelen dit met andere gemeenten en buur- mans leed troost. Dus beschouwd, meen ik, dat ook de Com missie zelf mij dankbaar moet zijn dat ik deze vragen heb gesteld en ook U, Mijnheer de Voorzitter, dankbaar zal zijn voor Uw antwoord. Maar een paar opmerkingen, die niet zoo direct mijn vragen betreffen, maar er wel mede in verband staan, wilde ik nog wel maken. U heeft zich gestooten aan de meening, dat de Commissie niet deskundig zou zijn. Het groote publiek weet niet zoo precies, wie er in zoo'n Commissie zitten, en let alleen maar op de hoofdpersonen. Wanneer wij nu deze per sonen eens nagaan, dan moet men toch zeggen, dat in dit geval de meening niet zoo geheel en al mis is. Nemen wij den Directeur en den ondervoorzitter, Mr. Briët. Die kan men toch geen deskundigen op dit gebied noemen. De heer Kramer is van huis uit predikant en staat thans aan het hoofd eener inrichting voor voogdijkinderen. De heer Briët is jurist, welk beroep zoo ongeveer meebrengt van alles verstand te hebben, maar ik heb toch nooit gehoord, dat een meester in de rechten bijzonder deskundig is op het gebied der brandstoffen voor ziening. Ik wil ten opzichte van Mr. Briët nog even opmerken en dat is een opmerking, die men veel hoort maken er is hier bijna geen lichaam, dat uitgaat van het gemeente bestuur, of Mr.'Briët vervult daarbij een functie. Nu hebben sommige menschen veel werkkracht. En de heer Briët is een jong knap man en heeft ook misschien veel werkkracht. Maar één mensch gaat toch eigenlijk maar één gang. Ik heb eens nageteld uit het Leidsch adresboek, dat Mr. Briët zoo'n 15 functies bekleedde. Sedert dien heeft hij er nog al eenige functies bijgekregen. Eén mensch krijgt op deze manier toch wel eens te veel op de schouders. Hoewel ik aan den anderen kant ook wel weet, dat het dikwijls heel moeilijk is, geschikte menschen te vinden, voor functies als deze, zou ik U, die de meeste personen voor onderscheidene commissies aanwijst, willen aanraden, in deze niet te veel van onzen geachten collega te vergen. Nu wilde ik nog iets zeggen in verband met den achter stand, welke in Leiden in vergelijking met andere gemeenten te constateeren zou zijn. Dat is toch ook op andere plaatsen gememoreerd. En toen mij daarover allerlei klachten bereik ten, heb ik daaromtrent een onderzoek ingesteld en in de eerste plaats kwam ik bij kolenhandelaren terecht. Dit zijn zeker deskundigen, maar als belanghebbenden niet geheel onpartijdig; dat erken ik. Dezen echter verklaarden ook, dat Leiden bij andere gemeenten ten achter was gesteld op grond van de briketteering. Ik heb ook nog op andere plaatsen mijn licht ontstoken en voorts de zaak besproken met den Directeur zelf. En die zeide mij ook, dat wij eenigszins ach ter gesteld zijn bij anderen. Hij kon een paar dagen geleden de zesde eenheid eigenlijk nog niet geldig verklaren en wan neer de kolenhandelaren zoo welwillend hadden willen zijn daartoe mede te werken, zou hij begonnen zijn met een halve eenheid te distribueeren. Ik heb tot mijn genoegen vernomen, dat er later misschien tengevolge van de opmerkingen, die in wijden kring mede door de peis zijn gemaakt in zoo verre gesuppleteerd is, dat op het oogenblik de zesde een heid geheel kon verschaft worden. Dus op het oogenblik zijn wij dan misschien evenver als sommige andere gemeenten; maar er schijnt dan toch wel achterstand geweest te zijn, wanneer althans niet de heer Kramer zelf mij verkeerd heeft ingelicht. Wat betreft de beantwoording van de derde vraag ben ik geheel dankbaar. De geruchten hebben de ronde gedaan, dat de Brandstoffencommissie in deze op eigen initiatief had ge handeld of nog erger; het doet mij genoegen, te vernemen, dat dit niet zoo is, maar dat men met andere firma's ook onderhandeld heeft. Enkele brandstoffenhandelaren verzekerden mij échter dat een combinatie van brandstoffenhandelaren al met briquetteeren begonnen waren, voordat nog de firma Boot en de Graaf er aan dacht en dat zij hadden aangeboden een bruinkoolbriket te leveren. Die briket zou bruikbaar verklaard zijn door de met onderzoek belaste hoogleeraren aan de Technische Hoogeschool te Delft, maar de Brandstoffencommissie zou ze hebben afgekeurd. Toen had men er verder van afgezien. Verder heeft U nog genoemd de Naamlooze Vennootschap De Hollandsch commer cieele Maatschappij, die levert thans 60 ton per week. Deze maatschappij had echter evengoed meer kunnen leveren. Die maatschappij maakte reeds briketten, voordat de Brandstoffen commissie met de firma Boot en de Graaff een contract had gesloten. Deze firma heeft mij verzekerd, dat men evengoed 100 ton in plaats van 60 ton per week kon leveren. De reserve brandstoffen, die men verwacht, dat door de firma Boot en de Graaf in brikettenvorm zal worden geleverd, zou dus voor een gedeelte al lang door deze maatschappij geleverd kunnen zijn geworden. Waarom is dat niet geschied en waarom is men niet bij. deze maatschappij gebleven De Voorzitter. Maar die maatschappij werkt ook voor de gemeente. De heer Sijtsma. Die maatschappij levert 60 ton zooals ik zei, doch niet 100. Die maatschappij werkt met dezelfde machines. Wij zouden derhalve iedere week 40 ton meer briket ten kunnen distribueeren. De firma Boot en de Graaf zou met October met briketteeren zijn begonnen. Nu is het Februari en nog is men met briketteeren niet begonnen. Wanneer men deze maand er niet meer mede aanvangt, heeft het dit jaar geen nut meer. Waarom heeft men dit werk dan niet opgedragen aan eene maatschappij, die wel behoorlijk kan werken. Waarom heeft men nu juist gezocht een contract af te sluiten met de firma Boot en de Graaff, die blijkt niet in staat te zijn aan zijn contract te voldoen. Deze firma heeft wel dure machines aangeschaft, maar zij werken niet. Uit Deventer heb ik bericht ontvangen, dat daar de Smulderspers wel degelijk goed werk levert. Waarom hier niet? Deze enkele opmerkingen meende ik nog te moeten maken. Nogmaals zeg ik U hartelijk dank voor de welwillende wijze waarop U mijne vragen heeft beantwoord. Men zal door Uw antwoord in enkele opzichten gerustgesteld zijn. Waar echter nog niet is gebleken waarom de Commissie, die bij andere firma's goed en beter terecht had gekund, zich uitsluitend tot de firma Boot en de Graaf wendde, daar meende ik nog deze laatste opmerkingen te maken. Misschien kunt U ook dit nog ophelderen? De Voorzitter. Met deze laatste kwestie komt U te onver wacht, dan dat ik deze thans geheel volledig zou'kunnen beantwoorden. Ik herhaal wat ik zooeven reeds heb gezegd, dat men niet slechts bij deze eene firma gevraagd heeft of zij bereid was tot briketteering; er bestaat wel degelijk ook een zelfde contract met de Hollandsche Commercieele maatschappij. Door het Kolendistributiebureau wordt eene bepaalde boeveel heid bruinkolen geleverd, waarvan de eene firma zooveel en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 4