6 Art. 2. De jaarwedde van de. Directrice wordt, wanneer zij, hetzij te Leiden, hetzij elders, 3, 6, 9 en 12 jaren als zoodanig aan eene Hoogere Burgeschool voor Meisjes is werkzaam geweest, telkens met f 125.verhoogd, zoodat het maximum harer wedde 3200.— bedraagt. De jaarwedde van de leeraressen of leeraren, genoemd sub bc, de, f en g 'wordt, wanneer zij aan een Gymnasium of Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus, hetzij hier, hetzij elders, of aan daarmede door Burgemeester eti Wet houders gelijk te stellen inrichtingen van Hooger of Middel baar Onderwijs 3, 6, 9 en 12 jaren zijn werkzaam geweest, voor de leeraressen of leeraren genoemd onder b, c en d telkens met f 125.— en voor die genoemd sub e, en g telkens met f 100.— verhoogd, zoodat het maximum der jaarwedde voor de leeraressen of leeraren genoemd onder b, c en d f 2100. voor die genoemd onder e en f f 1400.en voor de leerares, genoemd onder g f 900.bedraagt. Art. 3. Het maximum aantal lesuren per week voor de leeraressen of leeraren wordt vastgesteld als volgt: voor de onder a, b, c en d genoemde op 16 uren; voor de onder e, f en g genoemde op 10 uren; voor de onder h en i genoemde op 2 uren. Art. 4. Een leerares of leeraar kan evenwel in het vak, waarvoor zij of hij is aangesteld, met meer dan het in het vorige artikel bepaalde maximum aantal lesuren belast worden. In dat ge val genieten de onder a, bc, d, e, f en i genoemde voor elk wekelijksch lesuur boven dat maximum'een bezoldiging van f 100.—, de onder g genoemde van f 75.en de onder h genoemde van 50.— 'sjaars. in geen geval echter kunnen aan een leerares of leeraar buiten haar of zijn toestemming, meer dan 25, respectieve lijk 30 lesuren per week worden opgedragen. Art. 5 Alvorens de leerares of leeraar in het genot wordt gesteld van eenige periodieke verhooging van wedde in deze veror dening bedoeld, winnen Burgemeester en Wethouders omtrent de geschiktheid en plichtsbetrachting van de betrokken leerares of den betrokken leeraar het advies in van de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs. Diens advies wordt door Burgemeester en Wethouders aan den Gemeenteraad overgelegd. Art. 6. De bezoldiging van de leerares of den leeraar in het teeke nen en de kunstgeschiedenis en van de leerares in de gym nastiek wordt bij afzonderlijke verordening geregeld. Art. 7. Voor tijdelijke leeraressen of leeraren wordt het bedrag hunner jaarwedde telkens bij hunne aanstelling bepaald. Gaat eene tijdelijke leerares of een tijdelijk leeraar over in vasten dienst, dan worden de jaren, door haar of- hem, hetzij hier, hetzij elders, aan een Gymnasium of een Hoogere Burger school met vijfjarigen cursus of aan daarmede door Burge meester en Wethouders gelijk te stellen inrichtingen van Hooger of Middelbaar Onderwijs in tijdelijken of vasten dienst doorgebracht, bij de berekeuing der haar of hem toekomende periodieke verhoogingen medegerekend. Art. 8. Ingeval van eene vacature wordt voor de waarneming der lesuren eene vergoeding verleend van f 2.50 per werkelijk gegeven lesuur. In andere gevallen kan alleen dan, wanneer de tijdelijke toestand langer dan eene maand achtereenvolgens duurt, voor elk daarna waargenomen lesuur deze vergoeding worden uitgekeerd. Art. 9. Aan de leeraressen of leeraren kan, na ingewonnen advies van de Commissie van Toezicht, het geven van onderwijs worden opgedragen, zoowel aan bestaande als aan nog op te richten gemeente-instellingen van middelbaar of voorberei dend hooger onderwijs, met inachtneming echter van de slot alinea van art. 4. Art. 2. De jaarwedde van de Directrice, wordt, wanneer zij, hetzij te Leiden, hetzij elders, 2, 4, 6, 8 en 10 jaren als zoodanig aan eene Hoogere Burgerschool voor Meisjes is werkzaam geweest, telkens met f 100.verhoogd, zoodat het maximum barer wedde f 3800.bedraagt. De jaarwedde van de leeraressen of leeraren, genoemd sub bc, d, e, f en g wordt, wanneer zij een diensttijd 'hebben van 2, 4, 6, 8 en 10 jaren, telkens met ƒ100.ver hoogd, zoodat het maximum der jaarwedde voor de leeraressen of leeraren genoemd onder b, c en d f 2700.voor die genoemd onder een f ƒ1850.en voor de leerares, genoemd onder g f 1000.bedraagt. Als diensttijd telt mede de tijd doorgebracht als leerares of leeraar aan Gymnasia, hoogere burgerscholen, lycea en middelbare scholen voor meisjes en als onderwijzer (es) aan een kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen. Diensttijd aan lagere scholen telt voor de helft mede, tot een maximum van 6 jaren. Voor een doctor, gepromoveerd aan een Nederlandsche Universiteit of Hoogeschool wordt twee jaren meer dan de werkelijke diensttijd vergolden. Art. 3. Het maximum aantal lesuren per week voor de leeraressen of leeraren wordt vastgesteld als volgt: voor de onder a6, c en d genoemde op 16 uren; voor de onder e, f en g genoemde op 10 uren; voor de onder ft en i genoemde op 2 uren. Art. 4. Een leerares of leeraar kan evenwel in het vak, waarvoor zij of hij is aangesteld, met meer dan het in het vorige artikel bepaalde maximum aantal lesuren belast worden. In dat geval genieten de onder a, b, cd, e, f en i genoemde voor elk wekelijksch lesuur boven dat maximum eene bezoldiging van f 110.de onder g genoemde van ƒ80.en de onder h genoemde van f 50.— 'sjaars. In geen geval echter kunnen aan een leerares of leeraar buiten haar of zijn toestemming, meer dan 25, respectievelijk 30 lesuren per week worden opgedragen. Art. 5. Alvorens de leerares of leeraar in het genot vVordt gesteld van eenige periodieke verhooging van wedde in deze veror dening bedoeld, winnen Burgemeester en Wethouders omtrent de geschiktheid en plichtsbetrachting van de betrokken leerares of den betrokken leeraar het advies in van de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs. Diens advies wordt door Burgemeester en Wethouders aan den Gemeenteraad overgelegd. Art. 6. De bezoldiging van de leerares of den leeraar in het teekenen en de kunstgeschiedenis en van de leerares in de gymnastiek wordt bij afzonderlijke verordening geregeld. Art. 7. Voor tijdelijke leeraressen of leeraren wordt het bedrag hunner jaarwedde telkens bij hunne aanstelling bepaald. Gaat eene tijdelijke leerares of een tijdelijk leeraar over in vasten dienst, dan worden de jaren, door haar of hem in tijdelijken of vasten dienst doorgebracht, bij de berekening der haar of hem toekomende periodieke verhoogingen mede- gerekend. Art. 2, derde, vierde en vijfde lid, is ten deze van toepassing. Art. 8. Ingeval van eene vacature wordt voor de waarneming der lesuren eene vergoeding verleend van f 3.per werkelijk gegeven lesuur. In andere gevallen kan alleen dan, wanneer de tijdelijke toestand langer dan eene maand achtereenvolgens duurt, voor elk daarna waargenomen lesuur deze vergoeding worden uitgekeerd. Art. 9. Aan de leeraressen of leeraren kan, na ingewonnen advies van de Commissie van Toezicht, het geven van onderwijs worden opgedragen, zoowel aan bestaande als aan nog op te richten gemeente-instellingen van middelbaar of voorbe reidend hooger onderwijs, met inachtneming echter van de slotalinea van art. 4. f i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 6