lesuren, door hem aan elk dier inrichtingen gegeven, als
maatstaf voor de berekening zijner bezoldiging aangenomen,
behalve wanneer de lesuren, aan het Gymnasium en de Hoogere
Burgerschool gegeven, niet naar denzeltden maatstaf worden
bezoldigd. In dit laatste geval is echter ook artikel 4 laatste
lid van toepassing.
Bij sameutelling der lesuren geschiedt de verdeeling der
jaarwedde over de inrichtingen naar verhouding van het
aantal aan elke inrichting gegeven lesuren.
Wanneer ingevolge de laatste zinsnede van het eerste lid
van dit artikel de jaarwedde moet worden ingekort, geschiedt
de verdeeling der jaarwedde over de inrichtingen naar ver
houding van de jaarwedde, die de leeraar zonder die inkorting
aan elke inrichting zou hebben genoten.
Art. 11.
In geval van eene vacature wordt voor de waarneming der
lesuren eene vergoeding verleend van f 2.50 per werkelijk
gegeven lesuur. In andere gevallen kan alleen dan, wanneer
de tijdelijke toestand langer dan een maand achtereenvolgens
duurt, voor elk daarna waargenomen lesuur deze vergoeding
worden uitgekeerd.
Art. 12.
Aan de leeraren kan, na ingewonnen advies van Curatoren,
het geven van onderwijs worden opgedragen, zoowel aan
bestaande als aan nog op te richten gemeente-instellingen
van voorbereidend hooger of middelbaar onderwijs, met inacht
neming echter van de slotalinea van artikel 3.
Art. -13.
Met uitzondering van den leeraar in de Hebreeuwsche taal,
mogen de leeraren, wier bezoldiging bij deze verordening
geregeld is, zonder toestemming van den Gemeenteraad, geene
bezoldigde betrekkingen buiten de in het vorige artikel bedoelde,
aannemen.
Art. 14.
Met het einde van den cursus, waarin zij den leeftijd van
70 jaar hebben bereikt, wordt den leeraren, wier bezoldiging
bij deze verordening geregeld is, ontslag uit hunne betrekking
verleend.
Art. 15.
Overgangsbepaling.
De leeraren, die door het in werking treden dezer veror
dening eene lagere wedde zouden erlangen, dan vóór die in
werking treding door hen werd genoten, behouden de door
hen genoten wedde, benevens de daaraan krachtens de ver
ordening van 15 Mei 1902 (Gemeenteblad No. 9) verbonden
aanspraken op verhooging,onverminderd hunne aanspraken
op eventueele verhooging, ingevolge de bepalingen dezer ver
ordening.
Art. 16.
Deze verordening treedt in werking op 1 October 1915.
Op dien datum vervalt de verordening van 15 Mei 1902.
(Gemeenteblad No. 9), gelijk die laatstelijk gewijzigd is bij
verordening van 4 Februari 1915 (Gemeenteblad No. 4).
III. VERORDENING van 23 September 1915 (Gem.Blad
No. 17), regelende de jaarwedden der leeraressen en
leeraren aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes
te Leiden.
Art. 1.
De jaarwedden der leeraressen en leeraren aan de Hoogere
Burgerschool voor Meisjes worden vastgesteld als volgt:
a. voor de Directrice opf 2700.
b. voor een leerares in de nieuwe talen op. 1600.
c. voor een leerares of leeraar in de Wiskunde
en de wiskundige aardrijkskunde op 1600.
d. voor een leerares of leeraar in de geschiedenis
en aardrijkskunde, op1600. -
e. voor een leerares of leeraar in de natuur- en
scheikunde, op1000.
f. voor een leerares of leeraar in de plant- en
dierkunde, op1000.
g. voor een leerares in de handwerken, op500.
h. voor een leerares of leeraar in het schoonschrij
ven, op
i. voor een leerares of leeraar in de staatsweten
schappen, op
100.-
300.—
lesuren, door hem aan elk dier inrichtingen gegeven, als
maatstaf voor de berekening zijner bezoldiging aangenomen.
Bedraagt het aantal lesuren in dit geval meer dan 24, dan
is art. 3, 2e lid van toepassing.
Indien evenwel het aantal lesuren aan de Hoogere Burger
school voor Jongens alleen reeds 25 of meer bedraagt, dan
ontvangt de leeraar, behalve zijn bezoldiging als leeraar aan
de Hoogere Burgerschool voor Jongens, slechts voor ieder
lesuur aan het Gymnasium 140. 'sjaars.
Bij samentelling der lesuren geschiedt de verdeeling der
jaarwedde over de inrichtingen naar verhouding van het
aantal aan elke inrichting gegeven lesuren.
Art. 11.
In geval van eene vacature wordt voor de waarneming
der lesuren eene vergoeding verleend van f 3.per werkelijk
gegeven lesuur. In andere gevallen kan alleen dan, wanneer
de tijdelijke toestand langer dan een maand achtereenvolgens
duurt, voor elk daarna waargenomen lesuur deze vergoeding
worden uitgekeerd.
Art. 12.
Aan de leeraren kan, na ingewonnen advies van Curatoren,
het geven van onderwijs worden opgedragen, zoowel aan
bestaande als aan nog op te richten gemeente-instellingen
van voorbereidend hooger of middelbaar onderwijs, met in
achtneming echter van het derde lid van artikel 3.
Art. 13.
Met uitzondering van den leeraar in de Hebreeuwsche taal,
mogen de leeraren, wier bezoldiging bij deze verordening
geregeld is, zonder toestemming van den Gemeenteraad, geene
bezoldigde betrekkingen buiten de in het vorige artikel be
doelde, aannemen.
Art. 14.
Met het einde van den cursus, waarin zij den leeftijd van
70 jaar hebben bereikt, wordt den leeraren, wier bezoldiging
bij deze verordening geregeld is, ontslag uit hunne betrekking
verleend.
Art. 15.
Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden
op 1 Januari 1919. Op dien datum vervalt de verordening
van 15 Juli 1915 (Gemeenteblad No. 7), gelijk die gewijzigd
is bij verordening van 23 Mei 1918 (Gemeenteblad No. 17).
III. VERORDENING, regelende de jaarwedden der leeraressen
en leeraren aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes
te Leiden.
Art. 1.
De jaarwedden der leeraressen en leeraren aan de Hoogere
Burgerschool voor Meisjes worden vastgesteld als volgt:
a. voor de Directrice, op f 3300.
b. voor een leerares in de nieuwe talen, op 2200.
c. voor een leerares of leeraar in de wiskunde
en de wiskundige aardrijkskunde, op 2200.
d. voor een leerares of leeraar in de geschiedenis
en aardrijkskunde, op2200.
e. voor een leerares of leeraar in de natuur- en
scheikunde, op 1350.
f. voor een leerares of leeraar in de plant- en
dierkunde, op 1350.
g. voor een leerares in de handwerken, op 500.
h. voor een leerares of leeraar in het schoon
schrijven, op100.
i. voor een leerares of leeraar in de staatsweten
schappen op400.—