4 2, 4, 6, 8 en 10 jaren als zoodanig is werkzaam geweest, telkens met 200verhoogd, zoodat het maximum zijner wedde 4500.bedraagt. Art. 2. De leeraren, behalve die in Gymnastiek worden verdeeld in a. leeraren, die 18 of meer lesuren 's weeks hebben; b. leeraren in de nieuwe talen, die minder dan 18 lesuren 's weeks hebben; c. andere leeraren, die minder dan 18 lesuren 's weeks hebben. Art. 3. De leeraren, in artikel 2 sub a bedoeld, genieten, indien zij 18 tot en met 24 lesuren 's weeks hebben, een jaarwedde van 2200 Deze wedde wordt, wanneer de leeraar aan een Gymnasium of Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus, hetzij hier, hetzij elders, of aan daarmede door Burgemeester en Wet houders gelijk te stellen inrichtingen van Hooger of Middelbaar Onderwijs, 3, 6, 9, 12 en 15 jaren is werkzaam geweest, telkens met 200.— verhoogd, zoodat het maximum der jaarwedde 3200.bedraagt. Voor elk wekelijksch lesuur boven 24 uur per week geniet de leeraar eene bezoldiging van 100.per jaar. Buiten toestemming van den leeraar kunnen hem niet dan 30 lesuren per week worden opgedragen. Art. 4. De leeraren, in artikel 2 sub b bedoeld, genieten eene bezoldiging van 150.die sub c van 100.— 'sjaars per wekelijksch lesuur. Deze bezoldiging wordt, wanneer de leeraar aan een Gym nasium of Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus, hetzij hier, hetzij elders, of aan daarmede door Burgemeester en Wethouders gelijk te stellen inrichtingen van Hooger of Middelbaar Onderwijs, 3, 6, 9, 12 en 15 jaren is werkzaam geweest, telkens met 10.per wekelijksch lesuur verhoogd, zoodat de maximum bezoldiging voor de leeraren in artikel 2 sub b bedoeld, 200.en voor die sub c 150.— 'sjaars per wekelijksch lesuur bedraagt. De bezoldiging zal echter nimmer kunnen stijgen boven het bedrag, dat door een leeraar, als bedoeld in artikel 2 sub a en met gelijk aantal dienstjaren, wordt genoten. Art. 5. Bij de berekening van de jaarwedden der leeraren in de natuur- en scheikunde wordt voor 4 tot en met 7 wekelijksche lesuren 1 uur, voor 8 tot en met 15 wekelijksche lesuren 2 uur en voor 16 of meer wekelijksche lesuren 3 uur bijgeteld; eveneens wordt voor den leeraar in de natuurlijke historie voor 8 of meer wekelijksche lesuren 1 uur meer berekend. Art. 6. Alvorens de leeraar in het genot wordt gesteld van eenige periodieke verhooging van wedde, in deze verordening bedoeld, winnen Burgemeester en Wethouders omtrent de geschiktheid en plichtsbetrachting van den betrokken leeraar, door tusschen- komst van Curatoren van het Gymnasium, het advies in van den Inspecteur der Gymnasia. Diens advies wordt door Burgemeester en Wethouders aan den Gemeenteraad overgelegd. Art. 7. De conrector geniet als zoodanig eene jaarlijksche bezoldiging van 200.— boven de wedde, waarop hij als leeraar aan spraak heeft. Art. 8. De bezoldiging van den leeraar in de gymnastiek wordt bij afzonderlijke verordening geregeld. Art. 9. Voor tijdelijke leeraren wordt het bedrag hunner jaarwedde telkens bij hunne aanstelling bepaald. Gaat een tijdelijk leeraar over in vasten dienst, dan worden de jaren, door hem hetzij hier, hetzij elders aan een Gym nasium of Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus of aan daarmede door Burgemeester en Wethouders gelijk te stellen inrichtingen van Hooger of Middelbaar Onderwijs in tijdelijken of vasten dienst doorgebracht, bij de' berekening der hem toekomende periodieke verhoogingen medegerekend. Art. 10. Indien een leeraar aan het Gymnasium tevens leeraar aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens is, wordt de som der 2, 4, 6, 8 en 10 jaren als zoodanig is werkzaam geweest, telkens met ƒ200.verhoogd, zoodat het maximum zijner wedde ƒ5500.bedraagt. Art. 2. De leeraren, behalve die in teekenen en gymnastiek, worden verdeeld in a. leeraren, die 18 of meer lesuren 'sweeks hebben; b. leeraren die 12 of meer, doch minder dan 18 lesuren 's weeks hebben; c. leeraren, die minder dan 12 lesuren 's weeks hebben. Art. 3. De leeraren, in artikel 2 sub a bedoeld, genieten, indien zij 18 tot en met 24 lesuren 's weeks hebben, een aanvangs- wedde van ƒ2900.'sjaars, na het volbrengen van 2, 4, 6, 8, 10, 12 en 14 dienstjaren telkens te verhoogen met ƒ200. zoodat het maximum der jaarwedde 4300.bedraagt. Voor elk wekelijksch lesuur boven 24 uur per week geniet de leeraar eene bezoldiging van ƒ140.per jaar. Buiten toestemming van den leeraar kunnen hem niet meer dan 30 lesuren per week worden opgedragen. De leeraren, in artikel 2 sub b bedoeld, genieten eene aan- vangswedde van ƒ160.die sub c van ƒ140.'sjaars per wekelijksch lesuur, na het volbrengen van 2, 4, 6, 8, 10 en 12 dienstjaren telkens te verhoogen met 10.per wekelijksch lesuur, zoodat de maximum bezoldiging voor de leeraren in artikel 2 sub b bedoeld 220.en voor die sub c 200. 'sjaars per wekelijksch lesuur bedraagt. Art. 4. Als diensttijd telt mede de tijd doorgebracht als leeraar of leerares aan gymnasia, hoogere burgerscholen, lycea, middel bare handelsscholen, zeevaartscholen, handelsdagscholen, mid delbaar technische scholen en middelbare scholen voor meisjes en als onderwijzer(es) aan een kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen. Diensttijd aan lagere scholen telt voor de helft mede, tot een maximum van 6 jaren. Voor een doctor, gepromoveerd aan eene Nederlandsche Universiteit of Hoogeschool, wordt twee jaren meer dan de werkelijke diensttijd vergolden. Art. 5. Bij de berekening van de jaarwedden der leeraren in de natuur- en scheikunde wordt voor 4 tot en met 7 wekelijksche lesuren 1 uur, voor 8 tot en met 15 wekelijksche lesuren 2 uur en voor 16 of meer wekelijksche lesuren 3 uur bijgeteld eveneens wordt voor den leeraar in de natuurlijke historie voor 8 of meer wekelijksche lesui'en 1 uur meer berekend. Art. 6. Alvorens de leeraar in het genot wordt gesteld van eenige periodieke verhooging van wedde, in deze verordening bedoeld, winnen Burgemeester en Wethouders omtrent de geschiktheid en plichtsbetrachting van den betrokken leeraar, door tusschen- komst van Curatoren van het Gymnasium, het advies in van den Inspecteur der Gymnasia. Diens advies wordt door Burgemeester en Wethouders aan den Gemeenteraad overgelegd. Art. 7. De conrector geniet als zoodanig eene jaarlijksche bezol diging van ƒ200.boven de wedde, waarop hij als leeraar aanspraak heeft. Art. 8. De bezoldiging der leeraren in het teekenen en de gymna stiek wordt bij afzonderlijke verordening geregeld. Art. 9. Voor tijdelijke leeraren wordt het bedrag hunner jaarwedde telkens bij hunne aanstelling bepaald. Gaat een tijdelijk leeraar over in vasten dienst, dan worden de jaren, door hem in tijdelijken of vasten dienst doorgebracht, bij de berekening der hem toekomende periodieke verhoogingen medegerekend. Artikel 4 is ten deze van toepassing. Art. 10. Indien een leeraar'aan het Gymnasium tevens leeraar aan de Hoogere Burgerschool voor jongens is, wordt de som der

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 4