DONDERDAG 19
DECEMBER 1918.
341
Bovendien ben ik ook van oordeel, dat de heer van Eek
wel zoo beleefd had kunnen zijn om het briefje van belang
hebbenden even te beantwoorden. Al heeft men in den handel
ook te doen met menschen, die men niet soliede acht, men
zal toch naar mijne meening de beleefdheidsvormen ook tegen
hen in acht moeten nemen. En dit geldt te meer, waar het
hier zoo'n langdurig onderzoek geldt.
Ik heb deze motie mede onderteekend, omdat de drukke
werkzaamheden, die de Directeur van den Keuringsdienst
heeft en ook die van de keurmeesters, die zich ook wel leenen
voor arbeid bij het Levensmiddelenbedrijf, mij deden twijfelen
of er hier niet sprake kon zijn van een verzuim van de zijde
van den keuringsdienst, maar na Uw pertinente verklaring
aan welker juistheid ik niet mag twijfelen dat dit niet
het geval is, acht ik mij verplicht mijn handteekening onder
die motie geplaatst in te trekken, hoewel ik toch van meening
ben, dat wanneer men den heelen dag in het Levensmiddelen-
bedrijf zit, men wel eens geen lust of gebrek aan tijd zal
hebben om al zijn krachten te geven aan een minitieus
onderzoek van de hier bedoelde waren en dat heeft dan ook
bij mij de vraag doen rijzenhoe komt het, dat het onderzoek
zoo lang heeft geduurd?
Na Uwe verklaring omtrent dit punt wil ik echter op het
oogenblik niet meer op de zaak ingaan.
De Voorzitter. De rede van den heer Sijtsma was mij
heel sympathiek. Ik kan mij volkomen in zijn gedachtengang
verplaatsen, maar men heeft nu eenmaal menschen, die meer
kunnen doen dan de meeste anderen. Dergelijke personen
kunnen b.v. 14 uren per dag werken met denzelfden lust en
toewijding en nu ben ik er absoluut van overtuigd, dat de
hoer van Eek niet het geringste van zijn werkzaamheden laat
varen om die bijbetrekking waarvoor hij is aangewezen,
omdat hij daarvoor op het oogenblik, waarop die functie
moest worden waargenomen, het meest in aanmerking kwam
ook goed te vervullen. Het is met den heer van Eek even
als met mij gesteld. Ik moet ook allerlei dingen aanpakken
en tijden lang boven de 8 uur werken en ik geloof daarom
den heer Sijtsma op dit punt geheel gerust te kunnen stellen.
De heer Wilmer. M. d. V. Ik wil even met verbazing con-
stateeren, dat de heer Sijtsma, na de stukken aandachtig te
hebben gelezen, en tijdig te hebben kennis genomen van den
inhoud der motie, nu, na het gesproken woord van den Voor
zitter, besluit zijn handteekening onder de motie in te trekken,
terwijl dat gesproken woord niets anders zegt dan hetgeen in
de stukken al is weergegeven. De Voorzitter heeft niets meer
gezegd, dan in het schriftelijk praeadvies is verklaard.
De Voorzitter. Ik geloof toch van wel!
De heer Wilmer. Ik vind zulk een houding onbegrijpelijk
en wilde dit slechts even opmerken. Ik herhaal nog eens, dat
in mijne beschouwingen, evenmin als in de motie, iets per
soonlijks is gelegen.
De heer Briêt. M. d. V. Een enkel woord over de motie.
De Raad is niet tevreden over het antwoord van Burgemeester
en Wethouders, maar welk resultaat willen de voorstellers
van de motie bereiken? Willen zij terugzending naar Burge
meester en Wethouders om een praeadvies, of is het slechts
hunne bedoeling te zeggenwij vinden het praeadvies niet
voldoende. Het is niet uitvoerig genoeg. Dit zou wezen eene
simpele verklaring, die niet het minste effect zou sorteeren
en daarom vermoed ik, dat achter de motie' iets anders steekt
dan uit de woorden zou kunnen worden opgemaakt. Het
resultaat zal dan in werkelijkheid minder onschuldig zijn dan
zich zoo laat aanzien. De woorden bedoelen alleen Burge
meester en Wethouders in verzuim te stellen voor de weinige
inlichtingen, die zij in deze zaak hebben gegeven. Het resultaat
zal evenwel wezen, dat de heeren, die het request hebben
ingediend, in het gelijk worden gesteld in hunne bewering
ten aanzien van den gemeentelijken keuringsdienst. Wanneer
de Raad dat wenscht, dan moet hij voor de motie stemmen
wenscht hij dat niet, dan moet hij er tegen stemmen. Omdat de
motie dus iets anders bedoelt,dan de woorden zeggen, zal ik tegen
de motie stemmen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De motie-Wilmer wordt in stemming gebracht en verwor
pen met 20 tegen 5 stemmen.
Tegen stemmen de heeren van Hamel, Timp, Pera, Briët,
J. P. Mulder, van Gruting, Knappert, Zwiers, Hoogenboom,
Sasse, Sijtsma, Heemskerk, Reimeringer, van der Eist, de
Boer, van Tol, van Romburgh, Bots, van der Pot, en van
der Lip.
Vóór stemmen de heeren Wilmer, Oostdam, de Lange,
Eerdmans en Boot.
De heer Fokker had onder de beraadslaging tijdelijk de
vergadering verlaten.
De heer Huurman komt ter vergadering terwijl de heer
van Gruting thans de vergadering tijdelijk verlaat.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt daarop
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
VIII. Voorstel tot het doen rooien en verkoopen van boomen.
(Zie Ing. St. No. 324.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Reimeringer. M. d. V. Tot mijn groote spijt heb
ik aangetroffen het voorstel om 24 linden aan den Witten
Singel te doen rooien. Het spijt mij, dat de discussie, die
hierover gehouden is, niet meer resultaat heeft opgeleverd
en dat men deze 24 linden, die een sieraad zijn voor den singel,
wil rooien.
De heer Eerdmans. M. d. V. Tot mijn spijt heb ik hier niet
gevonden een voorstel om te rooien die boomen, die zich uit
strekken van de Heerenstraat tot aan Zuiderzicht. Vooral de
boomen die in het begin staan, staan zoo dicht op de huizen,
dat zij zelfs zijn ingemetseld in het kleine straatje, dat daar het
smalle voetpad vormt en ik geloof, dat het zeer gewenscht
was, dat men daar eens de proef nam met het laten staan
van één rij boomen. Maar ik vermoed wel, dat een voorstel
daartoe strekkende weinig kans van slagen zal hebben, want
dezen zomer heb ik op dat gedeelte van den singel al eens
de aandacht gevestigd als een van de gedeelten, waar men
goed een proef zou kunnen nemen. Ik begrijp, dat men
terugdeinst voor het rooien op groote schaal, maar ik zou
wenschen, dat alsnog zou worden overwogen om aan dat
eerste gedeelte, waar de singel zeer smal is, en de takken
bijna de ramen van de huizen raken, aan een kant de boomen
te rooien.
He heer Reimeringer. M. d. V. Ik heb de eer hierbij een
voorstel in te dienen, om 24 boomen niet te rooien.
De Voorzitter Ik kan den heeren mededeelen, dat ik het
volgende voorstel van den heer Reimeringer heb ontvangen:
»De ondergeteekende stelt voor om de 24 lindeboomen aan
den Witte Singel niet te rooien."
Aangezien dit voorstel voldoende wordt ondersteund maakt
het een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Bots. M. d. V. Ik zou de heeren er eveu aan
willen herinneren, dat het heele jaar aan Burgemeester en
Wethouders en ook aan mij, als Wethouder van Fabricage,
wordt verzocht om boomen weg te nemen. Die boomen zijn
voor veel menschen een groot kruis en wanneer er boomen
waren weggenomen, dan kwamen de menschen nog zeggen,
dat zij zoo blij zijn, dat dit gebeurd is. Ik zelf heb de nadeelige
gevolgen vari die boomen ook ondervonden, toen ik nog
woonde aan de Hooigracht en ik vond het een groot bezwaar
dat ze zoo dicht voor mijn huis stonden.
Bij Bouw- en Woning-Toezicht is men er altijd op uit
om den toevoer van lucht en licht te bevorderen. Wanneer
de menschen op den Witten Singel nu klagen, dat zij door
die boomen geen licht en lucht hebben, meenden wij, dat
wij aan die klachten moesten tegemoetkomen door daar
boomen te rooien zonder het natuurschoon te schaden.
Ja, Mijnheer de Voorzitter, over smaak valt niet te twisten.
De een zal een boom mooi vinden, terwijl de ander ervan
overtuigd is, dat die boom, zonder het natuurschoon te
bederven, kan worden weggenomen.
De heer de Lange. M. d. V. Ik ben een bewoner van den
Witten Singel en ik zou den Raad aanbevelen om het voor
stel van Burgemeester-en Wethouders aan te nemen. Niet
omdat ik er persoonlijk belang bij heb, maar als bewoner
kan ik de gunstige gevolgen van een dergelijk Raadsbesluit
beoordeelen, dat in een vorig jaar is genomen, waarbij be
sloten is, de boomen bij mij in de buurt om den anderen te
rooien.
Wij moeten niet vergeten, dat de boomen op den singel
niet alleen van belang zijn voor de wandelaars, maar dat de
bewoners van de perceelen aldaar bij het al of niet aanwe
zig zij n van die boomen het grootste belang hebben. De boo
men staan er Zoo dicht op elkaar, dat de huizen daar niet
voldoende van zon en licht genieten. De gunstige resultaten,
die het rooien bij mij in de buurt hebben opgeleverd zou ik
nu ook gaarne gunnen aan de bewoners van de huizen, die
bij dit voorstel belang hebben.
Daarom beveel ik bet voorstel van Burgemeester en Wet
houders ten zeerste aan.