338 DONDERDAG 19 DECEMBER 1918. De heer Bots. M. d. V. Volgens het Rapport van den Directeur van Gemeentewerken is deze zaak onderzocht en toen is gebleken, dat slakken en vliegasch voor deze werken niet geschikt waren, het zou te veel stagnatie veroorzaken. De heer Eerdmans. M. d. V. Ik verneem van den geachten Wethouder, dat over deze aangelegenheid de Directeur van Gemeentewerken is geraadpleegd en dat deze als zijne meening heelt te kennen gegeven, dat de afvalproductie van de gas fabriek niet geschikt is voor dit werk. Ik heb vernomen, dat deze Directeur meer gewend is te antwoorden, dat de afval producten der gasfabriek niet geschikt zijn, wat tengevolge heeft, dat de gasfabriek heel wat kosten moet maken om deze afvalproducten, die anders voor de wegen zouden kunnen worden gebruikt, te doen vervoeren. Nu wij zulk eene be langrijke ophooging gaan tot stand brengen, daar kan ik mij niet begrijpen, dat de Directeur van Gemeentewerken gelijk zou hebben, dat de afvalproducten der gasfabriek hiervoor niet zouden kunnen worden gebezigd. Ik geloof, dat waar zich eene dergelijke opinie heelt vastgezet, dat deze producten niet kunnen gebruikt worden, het tijd is, dat de Raad zich door middel vau eene motie der meerderheid eens uitspreekt, dat men zich met een dergelijken gang van zaken niet langer kan vereenigen. Het is redelijk, dat de afvalproducten der gasfabriek al is het in strijd met de theorie van den Directeur van Gemeentewerken, worden gebruikt, omdat hieraan voor de gemeente voordeel is verbonden Daarom is het toch te doen. Ik zal dan ook bet voorstel van den heer Fokker ondersteunen en mij niet laten opdringen het advies van den Directeur van Gemeentewei ken, dat ingaat tegen het financieel inzicht van den Raad. De heer Bots. M. d. V. Men heeft mij verkeerd begrepen. Het gaat niet ortl de qualiteit, maar om de quantiteit. De hoeveelheid is te klein, voor zulk een groot werk. liet is daarom beter om deze afvalproducten te gebruiken voor kleinere werken. De heer Eerdmans. Ook daarvoor worden deze afvalpro ducten niet gebruikt. De heer Bots. Wanneer het maar werken zijn waarvoor zij gebezigd kunnen worden. De Voorzitter. Ik kan aan den Raad de verzekering geven, dat zoowel Burgemeester en Wethouders als de Commissie van Fabricage wenschen, dat een werk op een zoo'n voor- deelig en tegelijkertijd zoo'n goed mogelijke wijze wordt uit gevoerd. Het is evenwel heel gemakkelijk om te zeggen: zoo moet het gebeuren. Ik verklaar namens Burgemeester en Wethouders, dat wij indien wij van Commissarissen der gas fabriek een advies in die richting ontvangen, zullen mede werken om de zaak op de meest rationeele wijze tot stand te brengen, al mocht onze eerste adviseur er ook nog zoo tegen zijn. Wij zijn wel zoo verstandig, dat wij ons een eigen oordeel kunnen vormen. De beraadslaging wordt gesloten. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het praeadvies besloten. VII. Praeadvies op het verzoek van de Naamlooze Vennoot schap Leidsche Haridelsvereeniging in zake het onderzoek van een door den Gemeentelijken Keuringsdienst van Eet- en Drinkwaren ter keuring medegenomen partij specerijen. (Zie Ing. St. No. 319.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Wilmer. M. d. V. Als ik over deze aangelegenheid iets wil zeggen, dan doe ik dit ik stel er prijs op, dit nadrukkelijk te verklaren uit zuiver zakelijke overwegingen geheel en al afgescheiden eenerzijds van de personen, die bij den Leidschen Keuringsdienst zijn betrokken, anderzijds van de personen, die annex zijn met de Naamlooze Vennootschap Leidsche Haridelsvereeniging. Ik had gaarne gezien, Mijnheer de Voorzitter, dat in het praeadvies van Burgemeester en Wethouders op het adres van de Naamlooze Vennootschap Leidsche Handelsvereeniging het optreden van den Leidschen Keuringsdienst in deze over tuigend was verdedigd. Ik had dit gaarne gezien, Mijnheer de Voorzitter, omdat door een afdoende weerlegging van de beschuldigingen, geuit door de Naamlooze Vennootschap de Leidsche Handelsver eeniging, tevens indirect zoude zijn weerlegd verscheidene andere beschuldigingen welker waarheid ik noch bevestigd noch ontkennen kan die zich om deze heen hebben ge groepeerd. Tot mijn leedwezen is dit praeadvies van Burgemeester en Wethouders mijn inziens echter niet overtuigend. Onweerlegd blijft eerstens de aanklacht, dat in zulk een belangrijke zaak 't betreft een partij goed ter waarde van f 3500.een herhaald schrijven van belanghebbenden onbeantwoord is gebleven. Onweerlegd blijft vervolgens de bewering van adressante, dat een tijd van vijf maanden voor het onderzoek der goederen ongemotiveerd lang is. Dat een onderzoek van «eenige hon derden monsters", zooals het praeadvies zegt, vijf maanden en misschien zelfs nog langer moet duren, schijnt ook inder daad onverklaarbaar, althans zoo men aanneemt dat de Keuringsdienst voldoende hooger en lager personeel tot zijn uitsluitende beschikking heeft. In het praeadvies van Burgemeester en Wethouders wordt gezegd, dat de schade, welke de Leidsche Handelsvereeniging door de langdurige inbeslagneming heelt gefeden, door die Naamlooze Vennootschap aan zichzelf moet woiden geweten, »daar zij vooruit hare maatregelen had kunnen nemen." Mijnheer de Voorzitter, ter wille van de rechtvaardigheid moet ik hier opmerken, dat bedoelde Naamlooze Vennootschap zulks heeft gedaan. Voordat zij de waren kocht, heeft zij eerst vijf monsters laten keuren. Van de vijf monsters werden er twee (foelie en kruidnagel) afgekeurd. Toen heeft zü daar voor andere artikelen van haren leverancier gevraagd1 en verkregen. Mijnheer de Voorzitter, resumeerende, druk ik er nogmaals mijn leedwezen over uit, dat door het praeadvies van Burge meester en Wethouders niet overtuigend de rechtvaardigheid in het optreden van den Gemeentelijken Keuringsdienst is bewezen. Dit spijt mij, vooral om dien Keuringsdienst zelf. Deze gevoelens heb ik in samenwerking met eenige andere leden van den Raad neergelegd in een motie, die ik de eer heb U aan te bieden. De Voorzitter. Ik ontvang de volgende motie van de lieeren Wilmer, Eerdmans, Sijtsma en. Boot. Undergeteekenden hebben de eer den Raad de volgende motie voor te stellen »de Raad der Gemeente Leiden, Hebbende kennis genomen van het praeadvies van Burge meester en Wethouders op het. adres van de Naamlooze Vennootschap «Leidsche Handelsvereeniging" betreflende het onderzoek van een door den Gemeentelijken Keuringsdienst van eet- en drinkwaren ter keuring medegenomen partij specerijen. Overwegende: 1°. dat daarin niet is gegeven de reden, waarom een herhaald schrijven van genoemde Naamlooze Vennootschap onbe antwoord is gebleven, 2°. dat daaruit niet is gebleken, waarom bedoeld onderzoek nu na vijf maanden nog niet is geëindigd, 3°. dat het een gemeentebelang mag worden geacht, dat de reputatie van den gemeentelijken keuringsdienst ongerept blijft. Spreekt zijn leedwezen uit over de onvoldoende weerlegging der beschuldigingen in bedoeld praeadvies, en gaat over tot de orde van den dag." J. H. Wilmer. B. D. Eerdmans. K. Sijtsma. P. Boot. Ik wil met een enkel woord den heer Wilmer beantwoor den. Wat hij gezegd heeft, behoort tot die dingen, die wel gemakkelijk zijn te beweren, maar moeilijk te bewijzen. Wanneer Burgemeester en Wethouders maatregelen nemen tegen menschen, die trachten de burgerij allerlei ondeug delijke dingen in handen te stoppen, dan wordt op Burge meester en Wethouders critiek geoefend. Wanneer Burge meester en Wethouders omgekeerd niet zorgen, dat er vol doende wordt gedistribueerd, dan hoort men al spoedig: Bur gemeester en Wethouders geven niet voldoende, te eten. Hoe daar tusschen nu den middenweg te vinden? men zal toch moeten toegeven, dat Burgemeester en Wethoudeis er tegen hebben te waken, dat aan de burgerij niets ondeugdelijks wordt in handen gestopt. Nu mag er nog zooveel oppositie van den Raad tegen komen, Burgemeester en Wethouders zullen op dat standpunt blijven staan. De kwestie waar het thans omgaat is, dat men meent, dat er te lang gewacht is met het uitbrengen van een rapport. In dat opzicht vergist men zich evenwel. Van eene kleine toezending kan men immers gemakkelijk een paar monsters nemen en die onder zoeken; dan kan men na een dag of veertien rapport uit brengen. Hier is het evenwel eene geheel andere zaak. Men wist hier, dat men kocht van iemand die niet deugdelijk was. Dat men in Mei 5 monsters heeft gezonden, weet ik; de heer van Eek heeft die monsters gekeurd, ofschoon hij dat niet behoefde te doen. Nu heeft men evenwel de geheele

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 4