DONDERDAG 19
DECEMBER 1918.
357
Het amendement van den heer Sijtsma in stemming ge
bracht wordt verworpen met 19 tegen 6 stemmen.
Tegen stemmen de heeren: van Hamel, Timp, Wilmer, de
Lange, Pera, Briët, J. P. Mulder, Zwiers, Hoogenboom, Sasse,
Huurman, Eerdmans, de Boer, Boot, van Tol, van Romburgh,
Bots, van der Pot en van der Lip.
Vóór stemmen de heeren: van Gruting, Jaeger, Sijtsma,
Heemskerk en Fokker.
Art. 9 wordt daarop zonder hoofdelijke stemming aange
nomen.
De artt. 14 tot en met 23 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna
de geheele verordening zonder hoofdelijke stemming wordt
vastgesteld.
X. A. Verordening, houdende wijziging van de verorde
ning van 1 Februari 1917 (Gem. Blad No. 8) voor de buiten
gewone school voor Lager onderwijs te Leiden, gewijzigd bij
verordening van 25 Juli 1918 (Gem. Blad No. 26);
B. Opnieuw vaststelling dezer gewijzigde verordening.
(Zie Ing. St. No. 312).
De algemeene beschouwingen worden geopend.
De heer Fokker. M. d. V. In meen, dat vergeten is in
deze verordening eene overgangsbepaling op te nemen, die
wel is opgenomen in de zoo even aangenomen verordening.
Vroeger luidde de bepaling, dat het plaatsvervangend hoofd
ontving een salaris van f 200.boven het salaris, dat hij als
onderwijzer geniet. In de nieuwe verordening wordt gezegd,
dat de onderwijzer plaatsvervangend hoofd bovendien ontvangt
over den tijd der waarneming een toelage ten bedrage van
het verschil tusschen de minimum bezoldiging van het hoofd
der school en de eigen wedde. In de vorige verordening is
terecht eene overgangsbepaling opgenomen, waarin staat dat
het plaatsvervangend hoofd die verhooging blijft houden, zoo
lang hij in die betrekking blijft geplaatst. Mijn inziens moet
eene dergelijke bepaling ook in deze verordening worden op
genomen, wanneer ik mij hierin vergis, zullen Burgemeester
en Wethouders mij dit wel op eene beleefde manier te
kennen geven.
De Voorzitter. Ik heb deze opmerking ook gemaakt in de
vergadering van Burgemeester en Wethouders. Ik ben toen
evenwel met beschaamde kaken naar huis gegaan. Weet U
waarom? Omdat aan deze. school zoo'n plaatsvervangend hoofd
niet bestaat! Juridisch heeft U volkomen gelijk, maar prak
tisch heeft U het mis. Ik zou daarom op deze kwestie maar
niet meer terugkomen.
De algemeene beschouwingen worden gesloten.
Beraadslaging over art. 1 luidende:
aArtikel 7 van bovengenoemde verordening wordt gelezen
als volgt:
De aanvangsjaarwedde bedraagt:
o. voor het hoofd der school f 2600,verhoogd met
f 450.'s jaars wegens vergoeding voor huishuur. Deze wedde
wordt viermaal verhoogd met f 100,de eerste maal 2 jaar,
de tweede maal 4 jaar, de derde maal 6 jaar en de vierde
maal 8 jaar, nadat het hoofd der school als zoodanig aan
eene openbare of bijzondere of buitengewone school voor lager
onderwijs, hetzij hier, hetzij elders, heeft dienst gedaan.
b. voor een onderwijzer of onderwijzeres, in het bezit der
hoofdakte, 1600.—.
c. voor eene onderwijzeres zonder hoofdakte f 1400.-.
De wedden onder b en c worden achtmaal verhoogd met
100.—, telkens na twee jaar dienst aan eene openbare of
bijzondere of buitengewone school voor lager onderwijs,
hetzij hier, hetzij elders.
De verhoogingen wegens dienstjaren worden aan de onder
wijzers en onderwijzeressen, onder b en1 c van dit artikel
bedoeld, slechts toegekend bij voldoende bekwaamheid en
getrouwe plichtsbetrachting, ter beoordeeling van Burgemeester
en Wethouders en na ingewonnen advies van de Plaatselijke
Schoolcommissie.
De jaarwedden der onderwijzers, die gehuwd zijn of weduw
naar met inwonende kinderen, en den leeftijd van 28 jaar
bereikt hebben worden verhoogd met 150.— 's jaars wegens
tegemoetkoming in de huishuur. Deze tegemoetkoming wordt
ook toegekend aan onderwijzers en onderwijzeressen, die ter
beoordeeling van Burgemeester en Wethouders als kostwinner
of kostwinster van een gezin zijn te beschouwen en den leef
tijd van 28 jaar hebben bereikt.
De onderwijzer of onderwijzeres, die aangewezen is, om
het hoofd der school bij afwezigheid of ontstentenis te ver
vangen, geniet als zoodanig een verhooging van jaarwedde
van f 50.
Wanneer deze vervanging meer dan dertig achtereenvolgende
dagen heeft geduurd, ontvangt de onderwijzer of de onder
wijzeres plaatsvervangend hoofd bovendien over den tijd
der waarneming een toelage ten bedrage van het verschil
tusschen de minimum bezoldiging (waaronder begrepen de
vergoeding voor huishuur) van het hoofd der school en de
eigen wedde, in dit artikel aangegeven.
De bezoldiging van de kweekelingen wordt vastgesteld door
Burgemeester en Wethouders volgens het bepaalde bij artikel
16 der verordening, bepalende het getal der scholen voor
openbaar lager onderwijs te Leiden, den omvang van het
onderwijs op elke school, den bijstand aan de hoofden der
scholen te verleenen en de bezoldiging van het onderwijzend
personeel."
De Voorzitter. Op dit artikel is een amendement inge
diend door den heer Eerdmans om:
sub a voor het hoofd der school te lezen f 2300.enz.
sub b voor 1600.— te lezen 1500;
sub c voor f 1400.— te lezen f 1200.—
Wenscht de heer Eerdmans zijn amendement nog toe te
lichten?
De heer Eerdmans. M. d. V. Deze school staat buiten het
lager onderwijs en wordt blijkens de toelichting van Burge
meester en Wethouders bijzonder gewaardeerd. Nu rees bij
mij de vraag, of nu de gelegenheid niet was om deze bijzonder
hooge waardeering meer in overeenstemming te brengen met
den aard van het onderwijs. Verschillende malen hebben wij
in den Raad vernomen, dat aan die school bijzonder zwaar
werk wordt verricht. Dat is mijns inziens hoog te waardeeren.
Er is evenwel voor dat onderwijs niet noodig een of andere
bijzondere kundigheid, maar meer eene groote mate van takt
en geduld.
En nu is de vraag bij mij gerezen, of deze eigenschappen
zoo moeten worden gewaardeerd, dat de hoofden van die
scholen nog f 100.meer krijgen als de hoofden van de
eerste- en tweede-klasse-scholen. Ik meen, dat het voldoende
was, wanneer men die hoofden gelijkstelde niet met de hoof
den van derde- en vierde-klasse-scholen, maar met de hoofden
van de tweede-klasse-scholen en een salaris van ƒ2300.gaf.
Het is eenvoudig maar om uit te drukken, dat het onderwijs,
dat daar gegeven wordt feitelijk meer is dan gewoon lager
onderwijs, namelijk een onderwijs, dat met groot geduld moet
worden gegeven, maar waaraan geen bijzondere eischen moeten
worden gesteld. Het onderwijs, dat aldaar wordt gegeven is
een zaak, die men zich zonder bezwaren eigen kan maken.
Dat kan echter niet op een lijn worden gesteld met meerder
uitgebreid lager onderwijs. Het komt mij dus wel voor, dat
het voorstel van Burgemeester en Wethouders een overdreven
waardeering inhoudt voor dat soort onderwijs. Dat heb ik
willen uitdrukken in mijn voorstel.
De heer Zwiers. M. d. V. In. tegenstelling met professor
Eerdmans moet ik als mijn opinie te kennen geven, dat de
onderwijzers aan die school een bizonder lastige en moeilijke
taak hebben. Nergens bij het onderwijs wordt zooveel geduld
en zooveel takt gevorderd van het personeel als hier, en ik
vind het zeer terecht, dat onze waardeering voor dat werk
ook uitdrukking vindt in het salaris. Liever dan Burgemeester
en Wethouders te laken, wil ik hen dan ook dankbaar zijn,
nu hun voorstel van die hoogere waardeering blijk geeft; de
verhooging, die zij in hun voorstel hebben belichaamd, is
billijk en verdiend, en ik zal dan ook gaarne mijn stern
geven voor het meerdere geld, dat Burgemeester en Wethouders
daarvoor van den Raad vragen.
De heer de Lange. M. d. V. Ik ben het in hoofdzaak met
den heer Zwiers eens.
Waar wij echter niet alleen hebben een amendement van
den heer Eerdmans, maar ook van den heer Sijtsma
De heer Sijtsma. Dat is ingetrokken!
De heer de Lange. Als dat amendement ingetrokken is,
heb ik niets meer te zeggen.
Ik kan dan volstaan met te constateeren, dat ik mij kan
vereenigen met het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De heer Pera. M. d. V. Ik wil mij ook met een enkel
woord aansluiten bij hetgeen de heer Zwiers heeft gezegd.
Ik heb indertijd behoord tot eene speciale commissie uit de
Schoolcommissie, die een onderzoek moest instellen naar dat
onderwijs. Dr. Meulemans en de heer Draayer waren de beide
overige leden van die commissie. Wij hebben toen een bezoek
gebracht aan de Buitengewone school in Den Haag. Wat
hebben wij daar gezien Niet alleen de wijze van werken,
maar ook de zeer bijzondere studie en voorbereiding, die
bepaald noodi? is voor dezen arbeid en de persoonlijke eigen-