356 DONDERDAG 19 DECEMBER 1918. hetgeen de heer Eerdmans heeft gezegd, namelijk, dat hij zijne oriderteekening wil terugnemen en tegenstemmen, omdat dit amendement niet zooveel zal geven als Burgemeester en Wethouders zich hadden voorgesteld. Daarin ligt opge sloten, dat. in elk geval zou moeten worden gegeven, wat door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld, hetzij het te veel of te weinig zou zijn. Mag men dan niet meer zelfstandig beoordeelen of door Burgemeester en Wethouders te veel of te weinig wordt voorgesteld? Het kan zijn, dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders verwachtingen heeft opgewekt bij verschillende personen en dat het' voor die personen erg naar zou zijn, wanneer de Raad zou be sluiten eene mindere verhooging toe te kennen, dat geef ik toe. Dit mag voor den Raad evenwel geen reden zijn om het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet te overwegen en te amendeeren. Ik kan mij het standpunt van den heer Eerdmans dan ook niet begrijpen, tenzij hij verklaart, dat volgens dit amendement de hoofden nog te weinig zullen ontvangen. Wanneer hij dat zegt, dan kan ik mij verklaren, dat hij zijn steun aan dit amendement ontzegt. De. heer van der Lip heeft ons voorstel op zeer gelukkige wijze bestreden. Het is niet zijn gelukkigste moment geweest in het debat van hedenmiddag, toen wij mochten appreci- ceeren de wijze, waarop de heer van der Lip zich heeft inge werkt in deze kwestie en de uitnemende wijze, waarop hij het voorstel van Burgemeester en Wethouders heeft verdedigd. De heer van der Lip heeft er op gewezen, dat het salaris van een hoofd der school tweede klasse hooger kon worden dan van een hoofd eerste klasse en hij heeft als voorbeeld aangehaald, dat één hoofd vooruitgaat f 25.-en een ander 70.Terecht heeft de heer Sijtsma opgemerkt, dat wanneer ons systeem goed is, hieruit zou blijken, dat volgens het tegenwoordige systeem enkele hoofden een salaris hebben genoten, dat hun niet toekwam. Ik vind het eigenaardig, dat de heer van der Lip zegt: U wilt alle hoofden op een lijn stellen en er zijn klasse-scholen. Dit moet worden uitgedrukt in de jaarwedden der hoofden. Ik dacht, dat het idee van klasse- school meer uitdrukking vond in het schoolgeld, dat betaald moet worden. De heer Pera, die geheel medegaat met den heer van der Lip, heeft gezegd, dat de verantwoordelijkheid van een hoofd der school eerste klasse zooveel grooter is dan die van een hoofd der school tweede klasse, omdat de kinderen van een eerste-klasse school moeten worden opgeleid voor gymnasium en Hoogere Burgerschool. Mijnheer de Voorzitter. Het komt mij voor, dat de verant woordelijkheid van het hoofd der school waar de kinderen gevormd moeten worden voor het geheele leven, heel wat grooter is. Behalve de herhalingsschool krijgen de kinderen van de derde- en vierde klasse scholen verder geen onderricht meer, zoodat die kinderen daar voor een zelfstandig optreden in de maatschappij moeten worden klaargemaakt en die taak kan voor de kinderen van de scholen eerste en tweede klasse worden overgelaten aan Directeur en Rector. Dat is dus voor mij geen argument. Ik geloof juist, dat de hoofden van de armere scholen, de scholen derde en vierde klasse, waar de kinderen niet alleen onderwijs moeten hebben, maar waar dezen ook nog manieren moeten worden geleerd en waar dus gedaan moet worden, wat in beter gesitueerde gezinnen in het huishouden kan worden geleerd, dat de hoofden en onderwijzers daar een zwaardere taak hebben dan op de eerste-klasse scholen, en dat die zwaardere taak eerder moet worden beloond door een hooger salaris dan door een lager salaris, gelijk in de verordening wordt voorgesteld. Mijnheer de Voorzitter. Ik zie tot mijn genoegen, dat U goedkeurend knikt. Het spijt mij, dat U geen lid van dezen Raad is en Uw stem zoudt kunnen geven voor dit amen dement.. De Voorzitter. Haast ieder voorstel, dat U zoudt doen, zou ik steunen. De heer Fokker. U is nu al te vriendelijk! De heer Pera heeft het idee van de verantwoordelijkheid verder uitgewerkt. Het spijt mij, dat hij niet verder gegaan is, want bij de tweede klasse-scholen heeft hij het pver de verantwoordelijk heid niet gehad. Hij heeft gezegd dat de tweede-klasse scholen een ander terrein hebben en meer werk hadden, dat ook in het salaris is uitgedrukt. Dat is dus geen omschrijving van de hoofden dier scholen. Tegenover het betoog van den heer van der Lip, dat wij die klasse-indeeling van de scholen nu eenmaal hebben en dat dit idee ook moet worden uitgedrukt in het salaris, het systeem van den heer Sijtsma stellende is volgens dat amen dement, dat voor verbetering vatbaar is, het uitgangspunt, dat men vraagt: hoeveel krijgt het hoofd als onderwijzer volgens dienstjaren plus wat daarbij komt voor hoofdakte, bijakten en toeslag voor het hoofd. Dat is dunkt mij een gezond systeem, gezonder dan dat van Burgemeester en Wet houders en ik hoop dat de Raad het beginsel van dat amen dement aanneemt, waardoor wij voorgoed van deze vraag af zijn. De heer van der Lip. M.d. V. Ik zal niet veel meer zeggen. Ik heb de zaak zooeven uitvoerig besproken en ik wil liever niet in herhalingen vervallen. De heer de Lange heeft opgemerkt, dat de raad, dien ik ter verbetering van het amendement heb aangegeven, ver keerd was. Ik meen, dat deze opmerking van den heer de Lange onjuist is. Ik heb natuurlijk bedoeld, dat men op het standpunt van de voorstellers van het amendement zal moeten bepalen dat de hoofden een toeslag zullen krijgen voor de bijakten die in het leerplan der school zijn opgenomen voor zooverre zij in het bezit dier akten zijn. Dat spreekt vanzelf. De heer de Lange. Dat hebt U niet gezegd. U hebt gezegd de akten, die in het leerplan zijn opgenomen. De heer van der Lip. Ik dacht dat U verstandiger zoudt zijn en niet van mij zoudt denken, dat ik zou wenschen, dat de hoofden een toeslag zouden krijgen voor bijakten die zij niet bezitten. Het spreekt van zelf, dat ik bedoeld heb de bijacten, die in het leerplan zijn opgenomen en die het hoofd bezit. Wat betreft hetgeen door den heer Sijtsma nader is beweerd, merk ik op, dat ik mij begrijpen kan, dat hij aan zijn systeem zijn hart heeft verpand en dat hij daarvoor vecht. Ik kan mij evenwel niet begrijpen, dat hij durft zeggen, dat zijn stelsel niet ingewikkeld is. Het beste bewijs daarvoor is wel, dat zelfs een scherpzinnig man als de heer Pera zegt: ik begrijp het niet. Verder is er nog een doqrslaand bewijs voor de ingewikkeldheid van zijn systeem namelijk dat hij zit te tobben met de redactie van zijn amendement, want die deugt nog steeds niet. Hij wil het zoo lezen: de akten, die het hoofd moet bezitten om tot hoofd te kunnen worden benoemd. Ik heb er echter al op gewezen, dat er geen bijakten voor een hoofd worden vereischt. Uit den aard der zaak heeft een hoofd een of meer bijakten, maar die worden niet vereischt, daarvan staat ook nooit iets in de oproeping. In tegenstelling met den heer Fokker heb ik mij volstrekt niet verbaasd over wat door den heer Eerdmans is gezegd. Ik vind het zelfs zeer begrijpelijk. Het systeem van den heer Eerdmans was om te verkrijgen een zeker salaris voor de hooiden der scholen. Nu is de heer Eerdmans gaan rekenen en nu is hem gebleken, dat na de afstemming van het amendement om de jaarwedde van de klasse-onderwijzers te brengen op f 2000.het traktement volgens het amende ment lager zou worden dan hij waarschijnlijk acht, en nu zegt hij mijns inziens zeer terecht, dat hij nu niet meer voor dit amendement kan stemmen. De heer Fokker beweert, dat uit mijne mededeeling zou zijn gpbleken, dat het traktement van het hoofd der jongensschool eerste klasse te hoog is geweest. Dat ben ik volstrekt niet met hem eens. Het maximum traktement is f 2500.plus de vergoeding voor huishuur, dat is toch zeker niet te hoog voor het hoofd van eene eerste-klasse-school. Ik heb zoo straks vergeten er op te wijzen, dat men de door ons voor gestelde verhooging der jaarwedden van de klasse-onderwijzers en de hoofden dat nog op eene andere wijze kan bezien. Men kan de verhooging ook uitdrukken procentsgewijze. En dan zal, volgens ons voorstal een onderwijzer met hoofdakte vooruit gaan 25 een onderwijzer zonder hoofdakte 50 en de hoofden nog geen 20#/o. Hieruit ziet men dus dat percentsgewijze berekend de hoofden niet aan het langste eind trekken. - De heer de Lange. M. d. V. Hoewel het amendement van de heer Sijtsma in beginsel mijne sympathie heeft, moet ik er toch tegenstemmen, omdat zijn voorstel te onvolledig is, wat de redactie betreft en er geen kans is tijdens de zitting eene goede redactie te verkrijgen. De heer Fokker. M. d. V. Zou ik mogen weten, hoe de gewijzigde redactie thans luidt? De Voorzitter. Ik heb van den heer Sijtsma het volgende verbeterde amendement ontvangen. Het amendement luidt dan aldus: »In de plaats van het door Burgemeester en Wet houders voorgestelde artikel 9 wordt gelezen: De hoofden der scholen genieten een jaarwedde gelijk aan: de jaarwedde als onderwijzer »en als hoofd" volgens dienstjaren, den toeslag voor de hoofdakte, den toeslag voor «bijacten, die in het leer plan opgenomen zijn en die hij bezit" en een toeslag als hoofd tot een bedrag van ƒ500.Verder is het amende ment gelijkluidend aan het zooeven ingediende. Aangezien de zaak nu voldoende besproken is, zal ik het amendement van den heer Sijtsma nu in stemming brengen. De beraadslaging wordt gesloten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 22