354 DONDERDAG 10 DECEMBER 1918. van een school moet hebben. Ik geloof dat het de bedoeling is, dat een toeslag zal gegeven worden voor akten, die in het leerplan der school zijn opgenomen. Wat nu het amendement van den heer Sijtsma c. s. op zichzelf betreft en het nieuwe systeem, dat hij heeft aange prezen, zou ik de vraag willen stellen: waarvoor is deze in gewikkelde regeling noodig? De heer Sijtsma. Ze is niet ingewikkeld! De heer van der Lip. Ik vind haar wel ingewikkeld, in ieder geval is ze ingewikkelder dan de regeling, die Burge meester en Wethouders voorstellen. Men zal dan bij het vaststellen van de jaarwedde met alle mogelijke factoren rekening moeten houden. Ik wil er aan herinneren, dat ver leden jaar bij de vaststelling van de nieuwe salarisregeling, niemand voor dat systeem partij heeft getrokken, hoewel het ook toen al door de Schoolcommissie was aanbevolen. De heer Sijtsma. Jawel, ik heb dat gedaan bij de algemeene beschouwingen De heer van der Lip. Ik heb de handelingen uog eens nagelezen, maar er is toen in ieder geval geen amendement ingediend. Ik zeg nog eens, dat ik niet begrijp waarvoor die inge wikkelde regeling noodig is. Ik kan het alleen begrijpen vanuit het staudpunt, dat de Bond van Nederlandsche onder wijzers inneemt. Deze Bond huldigt nu eenmaal de opvatting dat het hoofd een gewoon onderwijzer is, die bovendien eenig administratief werk verricht. En dan begrijp ik, dat men dit gaarne in het salaris uitgedrukt wil zien en dus aan het hoofd wil geven de wedde als gewoon onderwijzer en boven dien eene vergoeding voor de administratie die hij voert. Dat staat ook zoo in het adres, dat de Bond heeft ingediend. Daarin wordt dat standpunt zeer duidelijk ingenomen. De heeren hebben zeker allemaal een exemplaar van het laatste nummer van het «Openbaar Onderwijs" ontvangen, daarin staat te lezen «Volgens de letter van de Rijkswet en de gemeenteveror dening moge het hoofd nog de souvereine vorst zijn in de schoolgemeenschap, in werkelijkheid is zijn kroontje reeds lang voor den revolutietijd van tegenwoordig over de keien gerold en beslissen de onderwijzers mede als het geldt de regeling van de interne schoolzaken. Het hoofd is een der onzen geworden, de primus inter pares." En dan wordt er verder in betoogd dat er geen enkele grond meer bestaat voor een aparte regeling van de hoofden- salarissen. Een hoofd moet worden gesalarieerd in de eerste plaats als een gewoon onderwijzer en daarboven een kleine vergoeding krijgen voor het administratief werk. Vanuit dat standpunt bezien kan ik begrijpen, dat men het systeem van den heer 'Sijtsma en van de Schoolcommissie verkieselijker acht, maar wanneer men die opvatting niet deelt en nog in het hoofd iemand ziet, die aan de school leiding moet geven, met wien de school als het ware staat of valt, die zijn stempel op de school moet drukken' en dus een groote verantwoorde lijkheid draagt, dan begrijp ik niet, waarom men dat systeem zou prefereeren. Ik wijs er ook nog op dat men een dergelijke regeling ook niet heeft bij andere inrichtingen van onderwijs, als bijvoor beeld de Hoogere Burgerschool, het Gymnasium enz. Daar kiijgt de Directeur of Rector ook niet de jaarwedde van een leeraar, plus een toelage voor zijn administratie, maar een apart traktement. Ook in andere gemeenten treft men, voor zoover ik weet, een dergelijk systeem niet aan. De Schoolcommissie heeft tegen de bestaande regeling het bezwaar aangevoerd, dat een hoofd van een school minder zou kunnen krijgen dan een onderwijzer van bijstand. Ik wil er op wijzen, dat dit met de door ons voorgestelde regeling niet meer mogelijk zal zijn. Een klasseonderwijzer aan de meer uitgebreid lager onderwijsschool kan komen tot een sa laris van 2550.nl. f 17Ö0 plus f 200.— voor hoofd akte, plus 150.voor huishuur en f 500.voor bijakten. Ik neem natuurlijk het gunstigste geval, nl. dat een klasse onderwijzer het maximum voor de bijakten heeft. Het hoofd van een derde of vierde'klasseschool begint volgens ons voor stel met een traktement van 2100.— plus f 450.voor huishuur, dat is ook f 2550. Hieruit blijkt dus, dat het niet meer kan voorkomen, dat wanneer een onderwijzer hoofd wordt, hij in traktement er op achteruit zal gaan. De Schoolcommissie heeft ook nog op gemerkt, dat het h. i. niet goed is, dat, wanneer een onder wijzer hoofd wordt, de jaren door hem, als onderwijzer door gebracht niet medetellen voor de vaststelling van zijn jaarwedde als hoofd. Ik deel dit bezwaar niet. Wanneer de onderwijzer hoofd wordt, krijgt hij als zoodanig al een hooger salaris. En nu moeten voor zijn periodieke verhoogingen mijns inziens alleen meetellen de jaren die hij reeds hoofd geweest is. Dan heeft hij reeds ervaring als hoofd, waardoor hij als 't ware meer waard is, en die wordt dan uitgedrukt in zijn salaris. Ik zie niet in, waarom iemand, die pas hoofd der school wordt, hetzelfde traktement zou moeten genieten als iemand, die reeds jaren als hoofd werkzaam is geweest. Hetzelfde stelsel, wordt ook gevolgd bij het middelbaar en het hooger onder wijs. Ook hier tellen alleen mede de jaren die de Directeur of Rector als zoodanig in functie is geweest hier of elders, maar niet de tijd dien hij gewoon leeraar is geweest. Ik wil er verder op wijzen, dat aan het systeem van den heer Sijtsma c. s. nog dit gebrek kleeft, dat alle hoofden op één lijn zullen worden gesteld. Er zal in hun salaris slechts een klein verschil bestaan in verband namelijk met de bij akten. Waar wij verschillende klasse-scholen hebben, moet echter dat verschil ook uitdrukking vinden in de jaarwedden. Wij moeten toch rekening houden met den bestaanden toe stand. Wij hebben hier eerste-, tweede-, derde- en vierde- klasse-scholerj, en dat moet mijns inziens noodwendig mee brengen verschil in de jaarwedde der hoofden. Het gevolg van het systeem van den heer Sijtsma zal echter zijn, dat het hoofd van een eerste klasse-school minder salaris zal ont vangen dan het hoofd van een tweede klasse-school. Deze kan hooger komen door zijn bijakten. Wanneer het amendement- Sijtsma wordt aangenomen, zal het hoofd van de eerste klasse- school voor jongens in traktement f 25.— vooruitgaan, terwijl anderen f 700.zullen vooruitgaan. De toepassing zal dus tot groote onbillijkheden aanleiding geven. De heer Fokker heeft gesproken over de marge, die er moet zijn tusschen de jaarwedde van het hoofd en die van den klasse-onderwijzer. Het is natuurlijk moeilijk te zeggen, hoe groot het verschil moet zijn. Er zijn zeer uiteenloopende cijfers genoemd. Wij hebben een request ontvangen, waarin wordt aanbevolen een marge van f 300.in een ander request wordt weer ge noemd 500.De heer Sijtsma wil een verschil van ƒ800. De Schoolcommissie pleit voor een marge van f 675.maar zij vergeet, dat zij ook heeft voorgesteld periodieke verhoo gingen voor de hoofden namelijk van 300.of 400.—. De marge zou dan dus worden f 975.of f 1075.Nu is het natuurlijk heel moeilijk te zeggen of de marge door Bur gemeester en Wethouders voorgesteld de juiste is of niet. Ik kan mij evenwel hierbij beroepen .op hetzelfde artikel in «Openbaar Onderwijs", dat ik zooeven aanhaalde. Daarin lees ik toch het volgende: «Wij kunnen ons voorstellen, dat iemand die in het hoofd der school den persoon ziet, die de school bestuurt, de onderwijzers niet alleen controleert maar ook leidt en inspireert en dan nog de volle verantwoordelijkheid draagt voor alles wat binnen de schoolmuren passeert een marge van 900.alleszins gewettigd acht." Daar hebt U nu juist het standpunt, van Burgemeester en Wethouders. Wij zien inderdaad in het hoofd iemand als hier beschreven wordt. En dan zegt de schrijver van het artikel in het «Openbaar onderwijs": «als men dat standpunt inneemt, is een marge van f 900.alleszins gewettigd." Dan wil ik er nog op wijzen, Mijnheer de Voorzitter, dat men ook wel in aanmerking mag nemen dat vooral in den tegenwoordigen tijd een schoolhoofd een zeer moeielijke taak heeft, die eigenlijk hoe langer hoe zwaarder wordt en dat het daarom niet geraden is op dit punt schriel te zijn. In dit verband deel ik nog mede dat volgens de nieuwe Rijksregeling het hoofd van een leerschool verbonden aan de Rijkskweek school een jaarwedde krijgt van 2600.tot 3200.en dat in Arnhem voor de hoofden is voorgesteld een salaris van 2550.— tot 3150.—. Dit alles in aanmerking genomen, meenen wij voor de hoofden een juiste en billijke salarisregeling ontworpen te hebben. Nu moet ik nog een antwoord aan den heer de Lange geven. Hij heeft gevraagd, waarom wij niet op één lijn hebben gesteld de uitgebreid lager onderwijsscholen eerste en tweede klasse. Dat is al weder een gevolg van den bestaanden toestand. Wanneer wij eenmaal eerste klasse scholen hebben, dan kunnen wij de hoofden van die scholen niet minder salarieeren dan de hoofden van de tweede klasse scholen. Wij meenen bovendien dat de scholen eerste klasse, die de leerlingen opleiden voor de Hoogere Burgerschool en het Gymnasium vooraan moeten staan en wij hebben nu daarmede op één lijn gesteld de jongens en meisjesscholen tweede klasse. In ieder geval kunnen ons inziens de hoofden der eerste klasse scholen niet achteraan komen bij die der tweede klasse scholen. Ik heb het zooeven ook reeds gezegd: wanneer men verschillende klassenscholen heeft, zal dit ook uitdrukking moeten vinden in het salaris van de hoofden. De heer de Lange. M. d.V. Om.te beginnen met het laatste, wil ik nog even opmerken, dat het mij voorkwam dat het ratio- neeler was, wanneer men niet een scheiding maakte tusschen de bezoldiging van de hoofden eerste en tweede klasse, maar dat het beter was onderscheid te maken tusschen de hoofden van de meer uitgebreid lager ouderwijs- en uitgebreid lager onderwijsscholen, omdat de hoofden van meer uitgebreid

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 20