DONDERDAG 19 DECEMBER 1918. 351 Oostdam, de Lange, Pera, Briët, J. P. Mulder, Zwiers, Sasse, Huurman, Jaeger, Heemskerk, Reimeringer, de Boer, Boot, van Tol, Fokker, van Romburgh, Bots, van der Pot en van der Lip. Vóór stemmen de heeren van Gruting, Knappert, Hoogeri- boom, Sijtsma, Eerdmans en van der Eist. De Voorzitter. Aan de orde is nu het volgende amende ment van den heer Eerdmans »De ondergeteekende heeft de eer het volgende amende ment in te dienen Stuk 312. I. Verordening van 1 Febr. 1917 (Gem.blad No. 7). Art. 12. Zesde alinea: 200.worde gewijzigd in 300. De heer Eerdmans. Er is eenigen tijd geleden in den Raad ingekomen, een adres van het Nederlandsch Onderwijzers Genootschap. Daarin wordt gevraagd een bedrag van ƒ300. voor de hoofdakte te doen toekennen. Ik geloof dat het is in het belang van het onderwijs, dat het erlangen van de hoofdakte begeerenswaardig is voior de onderwijzers en nu is op het oogenblik het aantal onder wijzers, dat het bedrag voor de hoofdakte krijgt, achteruit gegaan. Dat is niet in het belang van de ontwikkeling en ik geloof daarom, dat wanneer er elders 300.— wordt gegeven, het ook niet onbillijk is, dat wij dat hier ook doen. Ik weet wel, dat 200.— ook veel voorkomt. Maar waar men zelfs gemeend heeft 400.daarvoor te moeten uitkeeren, komt mij eene halveering van dat bedrag wel wat sterk voor. Ik geloof d?.t het een belangrijke prikkel voor het behalen van die akte is, wanneer men dat bedrag niet halveert, maar een middenweg inslaat en het vaststelt op f 300.Burge meester en Wethouders hebben laten blijken, dat zij het behalen van die akte zoo op prijs stelden, dat zij er zelfs 400.voor over hadden en wanneer het aantal onder wijzers, dat die akte bezit, achteruit gaat, geloof ik dat wij beter doen het behalen daarvan nog meer in de hand te werken door er een aardige verhooging extra voor toe te kennen. De heer Sijtsma. Stem het af! De heer Eerdmans M. d. V. Ik weet, dat er in dit opzicht een zeer onwillige strooming door de onderwijzerswereld gaat. Ik weet, dat het ongewenscht is, dat men spoedig weder rene salarisregeling heeft, want dan heeft men te maken met de onaangename ervaring, dat de eene onderwijzer den ander zijn salaris niet gunt en dat men zegt: die krijgt zooveel en dan erger ik mij. Doch wanneer men kortweg zegtstem net af, dan is dat een stem uit de onderwijswereld, waarop men goed doet geen acht te slaan. Ik weet wel dat er zijn die alles willen nivelleeren, doch dit werkt doodend in plaats van opwekkend en werkt de middelmatigheid in de hand. Ik hoop, dat men het standpunt, dat de verkrijging van meerdere capaciteiten wordt aangewakkerd zal innemen ten opzichte van deze kwestie en ook de zaak alleen van dat standpunt zal be schouwen. Al degenen, die voorstaan, alles op eene lijn te plaatsen en die gaarne uiting geven aan hunne liefde voor de democratische school verdienen in hun streven tot ver vlakking te worden tegengewerkt. Ik zal dit althans hier steeds doen. De heer Sijtsma. M. d. V. De heer Eerdmans is ingegaan op mijn interruptie en heeft getracht daarmede stemming te maken tegenover ons. Hij heeft gezegd, dat de menschen, die bij mij komen eigenlijk salarisverhoogingen aan anderen misgunnen. Hij bedoelde daarmede namelijk dit, dat de per sonen, die geen hoofdakte bezitten, die f 300.aan de anderen, die haar wel hebben, misgunnen. Maar dan heeft hij het toch wel erg mis, omdat er in Leiden maar heel weinig onder wijzers zonder hoofdakte zijn. Deze zijn de Raadsleden niet wezen bezoeken. Ik blijf met de meeste onderwijsmannen van oordeel, dat het behalen van de hoofdakte niet meer dan 200.voor de school waard is. Hierdoor heb ik geïnterrumpeerd. Ik houd vol, dat de hoofd akte met 200.goed is betaald. Het komt er op aan, hoe onderwijs gegeven wordt, of iemand tact heeft en kennis van onderwijzen, maar niet in de eerste plaats op het bezit van akten. Er is toch reeds een streven om de hoofdakte te ver werpen, iedereen wil vooruitkomen, iedereen tracht een trap hooger te stijgen en spant zich in voor het verkrijgen der hoofakte en dat is heel goed. Maar nu moet men een voorstel niet in verband gaan brengen met de revolutionaire beweging van den laatsten tijd. Dat is stemming maken. Ik hoop dan ook, dat niemand zich hieraan zal storen. De heer van der Lip. M. d. V. De heer Eerdmans heeft gezegd weinig te kunnen bijbrengen tot verdediging van zijn amendement. Ik kan van mijne zijde hetzelfde verklaren, ik kan ook weinig zeggen tot bestrijding er van. Wanneer de heer Eerdmans zegt, dat de waarde van de hoofdakte niet naar beneden moet worden gehaald en waarschuwend wijst op een zekere strooming in de onderwijzerswereld, die dat tracht te doen, dan ben ik dat volkomen met hem eens. Ik stel het bezit van de hoofdakte ook op hoogen prijs. Het gaat er hier evenwel maar om of de toeslag daarvoor zal moeten bedragen 200.of 300.Ik heb eens nagegaan, wat in andere plaatsen voor de hoofdakte wordt gegeven en ik heb gezien dat het bijna overal 200.is. Daaiom hebben wij ook hier voorgesteld een bedrag van 200.Natuurlijk is met dit bedrag rekening gehouden bij de vaststelling van het eigenlijke salaris. Ik wil er nader op wijzen, dat de meerdere kosten die het gevolg zouden zijn van de aanneming van het amendement van den heer Eerdmans zouden bedragen ƒ12300. Ik laat het verder aan den Raad over om in deze kwestie te beslissen. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer Eerdmans wordt in stemming gebracht en verworpen met 10 tegen 12 stemmen. Tegen stemmen de heeren Timp, Wilmer, Oostdam, de Lange, Pera. Briët, Knappert, Sasse, Sijtsma, Heemskerk, van der Eist, van Tol, Fokker, Bots, van der Pot en van der Lip. Vóór stemmen de heeren van Hamel, J. P. Mulder, van Gruting, Zwiers, Hoogenboom, Huurman, Jaeger, Reimeringer, Eerdmans, de Boer, Boot, en van Romburgh. De Voorzitter. Thans stel ik aan de orde het navolgende amendement van den heer de Lange: »De ondergeteekende heeft do eer den Gemeenteraad voor te stellen het zevende lid van art. 12 van verordening 1 (Ingek. St. Nr. 312) luidende: Bij de vervulling eener vaca ture zal in den regel een onderwijzer of onderwijzeres op »de aanvangswedde worden aangesteld" te laten vervallen, aangezien deze bepaling toch niet kan worden nageleefd, daar het aanvangssalaris van de betrokkenen bij eene benoe ming bepaald woidt door de dienstjaren die zij bij hunne benoeming reeds hebben." De heer de Lange heeft in deze zaak niet het inzicht gehad, dat Burgemeester en Wethouders daarin hadden. De zinsnede, die de heer Lange wil laten vervallen, is blijven staan uit eene oude verordening, hetgeen Burgemeester en Wethouders bij nader inzien verkeerd vinden. De bedoeling is echter niet, datgene wat de heer de Lange er in zag, maar dat wij voor de goedkoopte liever jonge onderwijzers zouden zoeken, die noggeene verhoogingen hadden. Wij zijn het echter eens met den heer de Lange, dat deze zinsnede geschrapt moet worden. De heer de Lange. M. d. V. Mijn amendement is in de beste handen, wanneer Burgemeester en Wethouders het overnemen. De Voorzitter. Ja, wij nemen het over, maar niet uit dezelfde overwegingen, die U er toe geleid hebben het in te dienen. De heer de Lange. Wij komen dan toch tot hetzelfde resultaat. De beraadslaging wordt gesloten en art. 12, nader gewijzigd door overneming van het amendement de Lange, wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 13, luidende: »De bezoldigingen, bij het voorgaande artikel toegekend, worden verhoogd a. met 125.voor elk der drie talen, Fransch, Hoog- duitsch en Engelsch, voor de Wiskunde en voor de Handelskennis voor onderwijzers en onderwijzeressen, die volgens de artt. 4 en 5 de bevoegdheid moeten hebben die vakken te onderwijzen; de onderwijzer of onderwijzeres, aan wien (wie) voor liet onderwijs in een dezer vakken eene verhooging is toegekend, behoudt die, ook al wordt hij of zij overge plaatst in eene klasse, waar geen onderwijs in dit vak gegeven wordt; b. voor de onderwijzers en onderwijzeressen, die belast zijn met het onderwijs in teekenen en gymnastiek, indien zij eene bijzondere akte van bevoegdheid voor de vakken g en s bezitten, met 50.voor elke akte; Het totaal dezer verhoogingen mag voor denzelfden onderwijzer (dezelfde onderwijzeres) niet meer bedragen dan 500.—".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 17