324 DONDERDAG 12 DECEMBER 1918. Beraadslaging over punt 3, luidende: »in overweging wordt gegeven de jaarwedden van de ambte naren, genoemd in kolom 1 van den staat van nevenbetrek kingen in bet Ingekomen Stuk No. 300, met ingang van 1 December 1918 vast te stellen op de bedragen, genoemd in kolom 4 van dien staat". De Voorzitter. Ik zal die zaak verder artikelsgewijze be handelen en kom dus in de eerste plaats tot No. 1: Stadsgeneesheerf 1000. De heer van der Eist heeft het eerst-het woord gevoerd, om den stadsgeneesheeren voor het oogenblik niet meer dan 1000.te geven. De heer J. P. Mulder. M. d. V. Bij het inzien van den staat valt mij op, dat de stadsgeneesheeren door Burgemeester en Wethouders niet voor een verhooging van traktement voorgedragen worden. Dat had toch wel eenigszins anders kunnen zijn. omdat het traktement van die stadsgeneesheeren dateert van 1897 af. Ik zou willen vragen, waarom Burgemeester en Wethouders thans niet met een voorstel tot verhooging van dat traktement gekomen zijn, of moeten wij veronderstellen, dat dat in ver band staat met de a. s. reorganisatie van den gemeentelijken geneeskundigen dienst? Als dat salaris dan veranderd wordt, kan ik mij er mede vereenigen. De heer Fabius. M. d. V. Wat de traktementen der stads geneesheeren betreft, kan de regeling daarvan wachten tot het rapport van de commissie tot reorganisatie van den ge neeskundigen dienst der Gemeente Leiden is verschenen. Naar een der stadsgeneesheeren mij heeft medegedeeld, be draagt nl. de salarieering per stadspatient ongeveer hetzelfde als die per fondspatiënt wordt berekend en is dus mijns inziens een verhooging van de traktementen der stadsgenees heeren niet urgent. Anders is het met de salarieering dei- schoolartsen, met de door Burgemeester en Wethouders voor gestelde verhooging kan ik volkomen meegaan. Het werk der schoolartsen is in den loop der jaren zoo ontzettend uit gebreid, dat een salarieering van f 500.per jaar der ge meente onwaardig is. De Voorzitter. De heer Mulder viel Burgemeester eri Wet houders zoo'n beetje aan; maar dacht hij, dat Burgemeester en Wethouders zelf niet wisten, dat dat salaris al van dien tijd dateerde? Daartegenover kan toch ook de vraag rijzen, of Burgemeester en Wethouders voor dien tijd niet een onevenredig hoog salaris hebben gegeven. Wij moeten nagaan wat in den tegenwoordigen tijd gegeven moet worden in verband met het werk, dat daarvoor gedaan wordt. Daarom kan ik mij volkomen vereenigen met hetgeen de heer Fabius zeide. De beraadslaging wordt gesloten en No. 1 zonder hoofde lijke stemming aangenomen. Beraadslaging over No. 2 Schoolarts f 900. De Voorzitter. Ik zal eerst den heer van der Eist even antwoorden op zijn zoo even gemaakte opmerking inzake de salarieering der schoolartsen. M. i. is het praematuur om nu te spreken over de eventueele wijziging van de inrichting van het college van schoolartsen. Zooals de heeren weten, is voorgesteld bij de nieuwe regeling om de schoolartsen niet meer te benoemen voor drie jaar, maar voor een jaar. Nu is de kwestie, dat zoolang wij die schoolartsen hebben, wij ze ook behoorlijk moeten bezoldigen. De heer van der Elst. M. d. V. De heer Fabius heeft er terecht op gewezen, dat de taak van de schoolartsen belangrijk is en dat die eerder vermeerderd dan verminderd zal worden. Ik wil nog wijzen op het volgende. Wij zijn aangevangen met een paar schoolartsen. Toen waren nog niet alle scholen aangesloten, maar 'er zijn sindsdien steeds meer scholen bijgekomen. Het gevolg is, dat er nu 4 schoolartsen zijn, terwijl men vroeger met zijn tweeën hetzelfde werk deed. Wanneer er meer uitbreiding komt, hebben wij misschien binnenkort 5 schoolartsen. En dan heeft men 5 schoolartsen, ieder met een traktement van f 900.dat is totaal een bedrag van 4500.Zoodoende komen wij langzamerhand tot een bedrag, waardoor wij iemand zouden kunnen aanstellen, die er al zijn tijd voor geeft en dan de heele zaak beter kan overzien, terwijl het nu toch altijd blijft eene bijbetrekking. Men kan er niet van leven, men moet een deel van zijn tijd aan andere belangen gaan geven. Daarom houd ik vol, dat wij op die wijze den werkkring van die artsen hoe langer hoe meer vastleggen aan een systeem, dat de gemeente veel beter zou dienen, wanneer men had eene organisatie, die geheel stond onder een persoon, of althans een onderdeel was van den gemeentelijken gezond heidsdienst, die op het oogenblik in wording is. Het schijnt mij toe, alsof Burgemeester en Wethouders niet voornemens zijn op mijne opmerkingen in te gaan. Ik heb daaromtrent niets vernomen; ik weet nog niet of ik een voorstel zal doen om dezen post te laten zooals ze is. De heer van der Lip. M. d. V. Het is bekend, dat de heer van der Eist er een voorstander van is, om één schoolarts te hebben en niet, zooals op het oogenblik, verschillende. De heer van der Eist heeft reeds vroeger een voorstel in dien geest ingediend. Ik wil nu even opmerken, dat dit hiermede niets te maken heeft. Wanneer wij straks komen met voorstellen tot reorga nisatie van den geneeskundigen dienst, dan kan andermaal dit vraagstuk onder de oogen gezien worden, en overwogen worden wat beter is: één schoolarts te nemen voor alle scholen, dan wel het bestaande systeem van meer schoolartsen handhaven. Maar zoolang nu de schoolartsen hun werk ver richten, moeten zij behoorlijk gesalarieerd worden. Alle des kundigen zijn het er nu over eens, dat f 500.veel te laag is. Daarom hebben Burgemeester en Wethouders, zonder ook maar eenigermate te prejudicieeren op hetgeen naderhand als de plannen en voorstellen van de commissie bekend zijn de Raad besluiten zal, voorgesteld het salaris te verhoogen, daarbij uitgaande van de gedachte, dat zoolang het geldende systeem bestaat, en er vier schoolartsen zijn, die heeren een behoorlijk salaris moeten hebben. Verder sluit ik mij geheel aan bij hetgeen de heer Fabius gezegd heeft, dat een ver goeding van 500.naar niets lijkt. De beraadslaging wordt gesloten en No. 2 zonder hoofde lijke stemming aangenomen. De Nos. 3 tot en met 6 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over No. 7Predikant en Pastoor bij de Gestichten y>Endegeest",Voorgeest" en Rhijngeest". f500. De heer Fokker. M. d. V. Het wil ook mij voorkomen, dat het traktement, dat voor deze ambtenaren uitgetrokken wordt, te laag is; 500.lijkt mij voor het werk, dat door die heeren gepresteerd moet worden te gering en daarom wil ik voorstellen het traktement op 750.— te brengen. De heer Sijstma. Motiveer dat nu ook eens! De heer Fokker. Wanneer noodig straks. De heer J P. Mulder. M. d. V. Het voorstel van den heer Fokker wil ik gaarne ondersteunen; ik dacht er ook aan een dergelijke verhooging voor te stellen. In vergelijking echter met de andere voorgestelde verhoogingen lijkt mij eene ver hooging tot f 750.wel wat hoog. Daarom wil ik voorstellen het salaris niet tot 750.— maar tot f 600.te verhoogen. De heer van der Lip. M. d. V. Het is voor mij niet ge makkelijk hierop te antwoorden, vooral waar de heer Mulder een matige verhooging voorstelt. De heer Fokker hakt er nog al in door te pleiten voor een verhooging van 250. de heer Mulder echter stelt slechts voor, het door ons voor gestelde bedrag te vermeerderen met ƒ100.De Commissie en Burgemeester en Wethouders hebben gemeend met een verhooging van 100.te kunnen volstaan. Ik moet echter eerlijk zeggen, dat ik voor mij persoonlijk, het ook in zoo verre met de heeren Fokker en Mulder eens ben, dat ik de jaarwedde die hier wordt voorgesteld niet bijzonder hoog vind. Ik heb wel eens gehoord wat in andere plaatsen voor dergelijke betrekkingen als jaarwedde wordt gegeven b.v. voor godsdienstleeraren aan gevangenissen en dan kan ik in vergelijking met die cijfers niet zeggen, dat dit salaris erg hoog is. Het is echter natuurlijk zeer lastig om te zeggen: het salaris moet 500.— of f 600.zijn. Het verschil is niet' erg groot. De heer J. P. Mulder. M. d. V. Ik heb een verhooging voor gesteld, omdat ik in het advies van de commissie gelezen heb, dat ze het een matige verhooging vond. Daaruit concludeerde ik, dat de commissie de voorgestelde verhooging niet voldoende achtte en daarom heb ik voorgesteld het salaris met ƒ100. te verhoogen. De Voorzitter. Dan moet ik U toch bestrijden namens de meerderheid van V' Cnllege. Wij kunnen hier niet voor St.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 8