DONDERDAG 12 DECEMBER 1918. 323 Wethouders omtrent de grensuitbreiding mij hier weinig steekhoudend voorkomt. De heer Fokker. Ik had ook hetzelfde willen zeggen, wat de heer Heemskerk heeft gezegd. Ik had ook verwacht, dat Burgemeester en Wethouders dit voorstel beter zouden hebben toegelicht. De grensuitbreiding is eigenlijk het eenig argument, dat Burgemeester en Wethouders ter motiveering van hun voorstel aanvoeren. Ik zou er ook op willen wijzen, dat kortgeleden het traktement van den Commissaris is vastgesteld met het oog op de omstandigheid, dat men een goeden Commissaris voor dat salaris meende te kunnen vei krijgen. En nu komt hier al weder een voorstel tot verhooging, een jaar, nadat wij het traktement hebben vastgesteld. De Voorzitter. Wat zegt U, een jaar? De heer Fokker. Nu, het kan zijn 18 maanden. Ik wil er uidrukkelijk 'aan toevoegen, dat het bij mij niet over den tegenwoordigen functionnaris gaat ik geef dien de waar deering, die hem toekomt maar het gaat hier over de salarieering van de betrekking als zoodanig. De Voorzitter. Ik meen ook, dat ben ik met den heer Fokker eens, dat men niet de personen ter sprake moet brengen, maar alleen de functie, de betrekking. Ik moet dan zeggen, dat de voorganger van den heer Groeve, die voor 1904 in functie was, een salaris had, als ik mij niet bedrieg van 3500.Dat is toen jaren geleden verhoogd tot 3700De heer Fokker beweert, dat dat salaris pas voor een jaar verhoogd is, maar ik moet dat tegenspreken. Toen is een voorstel gedaan, om periodieke verhoogingen te ver krijgen. De vorige Commissaris, die in dienst was, kreeg 3500.en daarna 3700.— en toen is op een voorstel, ik meen van het College van Buigemeester en Wei houders besloten, het salaiis van den Commissaris op 3400.tot 4000.te stellen met periodieke verhoogingen. Het argument van den heer Fokker, dat de Raad het salaris pas voor een jaar verhoogd heeft kan niet zwaar wégen, want ik meen, dat wij voor korten tijd traktementen verhoogd hebben, die pas in Januari van dit jaar herzien waren. Het salaris van den Commissaris is dus betrekkelijk oud te noemen. Bovendien was in 1917 geen tractementsver- betering door den commissaris gekregen, maar werd alleen besloten periodieke verhoogingen te geven. Het was dus een geheele verandering, omdat het salaris van 3700.terug gebracht werd tot 3400.—. Üp het oogenblik heeft de com missaris dus 3400.— terwijl zijn voorganger, ik weet niet precies in welk jaar, maar wel vóór 1904, reeds 3500.— had. De heer Heemskerk heeft gevraagd wat de annexatie met de verhooging van dat traktement eigenlijk te maken heeft. Heel veel! Wij hebben indertijd, (dat was in besloten ver gadering, maar ik geloof niet, dat het zoo geheim is, dat ik dat hier niet zeggen mag,) gezegd, dat, wanneer de annexatie er zou komen, het traktement van den Commissaris verhoogd zal worden. De heer Heemskerk voert aan, dat er meerdere ambtenaren zijn, die meer werk zullen krijgen door de an nexatie. Dat zie ik niet in. De verschillende betrekkingen zijn juist zóó verdeeld, dat de annexatie niet bij iedereen behoeft te leiden tot vermeerdering van de werkzaamheden en dien tengevolge tot verhooging van de salarissen. Men kan, wan neer de werkzaamheden meer toenemen, er personeel bijnemen, maar de politieagenten en het brandweerpersoneel zijn degenen, die het meest bij een uitbreiding van grondgebied in aan merking komen voor verhooging van traktement. Ik meen te moeten mededeelen, dat, wanneer de annexatie tot stand gebracht zal zijn, Burgemeester en Wethouders dan niet weer met een voorstel zullen komen, om het trakte ment van den Commissaris te verhoogen. De annexatie komt zeker en daarmede vermeerdering van de werkzaamheden van den Commissaris. Door de bijzonder drukke bezigheden op dit oogenblik van het ministerie is er nog geen wets ontwerp ingediend, om tot annexatie over te gaan, maar dit wetsontwerp komt zeker. Juist omdat wij hier de annexatie aanhalen als een argument voor de verhooging van het traktement van den Commissaris, zullen wij later niet met een nieuw voorstel tot verhooging komen. Wanneer wij in aanmerking riemen dat wil ik ook tegen de andere heeren zeggen wat de andere gemeente-ambte naren in de verloopen jaren aan salarisverhoogingen gekregen hebben, en als ik den salarisstaat inzie ik wil geen spe ciale betrekkingen noemen dan zou ik zeggen, dat de Commissaris minstens een salaris van ƒ3600.— tot ƒ4500.— moet hebben. Ik heb eens in andere steden geïnformeerd en ik heb aan verschillende Burgemeesters gevraagd hoe het in hun plaats is gesteld. Nu is mij bericht door den Burgemeester van Groningen misschien is het reeds geschied, omdat het reeds een tijd geleden is, dat dit bericbt bij mij inkwam dat hij voor zou stellen, het salaris van den Commissaris daar te brengen op een bedrag van 4500.tot ƒ5000.—. De Burgemeester van Haarlem schrijft mij, 'dat in zijn ge meente voorgesteld is, het salaris van den Commissaris te verhoogen tot 4600.maar hij vermoedt, dat het nog verder zal worden verhoogd. De Burgemeester van Arnhem bericht mij dat de Commissaris daar op het oogenblik heeft ƒ3400.benevens vrije woning, geschat op 600. dus ƒ4000.Maai' er zal eene verhooging worden voorge steld van 1000.Dat zijn eenige cijfers, waarnaar ik ge- inforrneerd heb. Ik meen, dat de Commissaris hier geen lichte betrekking heeft en dat Leiden in dezen gelijkgesteld kan worden met de plaatsen, die ik genoemd heb. Het salaris, dat wij voor gesteld hebben lijkt mij in geenen deele exorbitant hoog. De vorige Commissaris heeft in 1904 een salaris gekiegen' van ƒ3500 wat zijn voo'ganger allang had gehad. En wan neer wij nu voorstellen, d.it het salaris van den tegenwoor digen titularis begint met 3600.dan is dat nog maar ƒ100.meer dan zijn voorganger heeft ontvangen. Ik geloof dus, dat dit geen exorbitante verhooging is. Het komt mij trouwens ook voor, dat wij hier met een gewichtigen post hebben te maken, dien wij volgens ons voorstel niet te hoog honoreeren. Ik geloof dat, wanneer wij hier een nieuwen Commissaris moesten aanstellen, wij niet eens zoo heel veel sollicitaties zouden ontvangen. Het komt mij voor, dat wanneer de grensuitbreiding komt, dit salaris dan zal kunnen worden gehandhaafd. De heer van der Elst. M. d. V. Ik heb hier nog al eens critiek uitgeoefend op een vroegeren Commissaris van Politie en daarom wil ik in dit geval gaarne zeggen, dat ik mij geheel kan vereenigen met het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Den koiten tijd dat de heer Stapel hier is, is hij bekend geworden als een man, die krachtig de belangen van zijri personeel heeft behartigd en wanneer de salarissen van de polilieagenten en andere beambten sterk zijn vooruit gegaan, is dat voor een groot deel aan hem te danken. Vooral waar hier is gebleken, dat wij een Commissaris hebben, die in alle opzichten geschikt is voor zijn taak, moeten wij zoo iemand trachten te behouden en zijn salaris zoodanig regelen, dat hij niet de eerste de beste gelegenheid aangrijpt om zijne positie te verbeteren door te sollic-iteeren naar andere gemeenten. Wij moeten een dergelijk persoon, die getoond heett hart voor zijn personeel te hebben, aan ons zien te binden en daarom geloof ik dat Burgemeester en Wethouders goed hebben gedaan met hun voorstel. De heer Fokker. M. d. V. Ik zou nog iets willen zeggen. Ik zal vooral na Uwe verdediging met het voorstel van Burgemeester en Wethouders medegaan, maar ook nog om een andere reden. Ik heb naar aanleiding van Uw opmerkingen eens nagegaan wat in Februari 1917, toen wij het traktement van den Commissaris herzien hebben, gezegd is. Toen is ter toelichting van de missive van Burgemeester en Wethouders aan den Commissaris der Koningin door U opgemerkt: met betrekking tot de verschillende sollicitanten die zullen opkomen maakt het natuurlijk een groot verschil uit of men weet, dat er kans bestaat op hooger traktement als de gemeente zal worden vergroot. Toen is dus als het ware beloofd, dat, als de gemeente zou worden vergroot, eene verhooging van het traktement tot stand zou komen, waardoor een zeker recht verkregen is op die verhooging, wanneer inderdaad de gemeente ver groot zal worden of vergroot is. Daarom zal ik medegaan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Ik had wat in Februari 1917 gezegd is tot mijn spijt niet eerder kunnen nagaan. De heer Pera. M. d. V. Ik wil nog een enkel woord zeggen ter aanbeveling van dit voorstel. Ik wil even herinneren aan het feit, dat het salaris van den Commissaris van Leiden een lange reeks van jaren wel wat stiefmoederlijk beïnvloed geworden is door zekere krachten uit den Raad. Daar hebben hier invloeden gewerkt, die ik niet bespreken zal, maar die het gevolg hebben gehad, dat, waar voor andere ambtenaren verhoogingen voorgesteld zijn, ook voor hen, die werkzaam zijn bij de politie, voor den Commissaris niets geschied is. De laatste verhooging van 250.— is gegeven, bij gratie zegt de heer Sijtsma, om den Commissaris ter wille te zijn. Als Burgemeester en Wethouders komen met een voorstel om den Commissaris meer te geven, meen ik, dat wij dat voorstel wel mogen aannemen. De beraadslaging wordt gesloten en punt 2 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 7