320 DONDERDAG 12 DECEMBER 1918. Dat zij meenen er op te moeten wijzen, dat voor hen dezelfde motieven voor traktementsverhooging gelden als voor de overige ambtenaren, en verzoeken mitsdien alsnog ook hunne traktementen te willen herzien. Hetwelk doende enz. enz. Namens voornoemd College P. C. T. van der Hoeven, Voorzitter. J. A. Schreuder, Secretaris. Leiden 10 December '18." Zal worden behandeld bij punt XIV der agenda. 9°. Motie van den heer Sijtsma inzake de oprichting van een gemeentelijk volksbad. Deze motie luidt als volgt: »Aan den Raad der gemeente Leiden; Ondergeteekende heeeft de eer de volgende motie voor te stellen »De Raad, van oordeel dat de behoefte aan een gemeente lijk volksbadhuis in deze gemeente in sterke mate wordt gevoeld, vooral, nadat de particuliere inrichting van dien aard sinds eenige jaren is gesloten en geen zekerheid bestaat dat zij spoedig weder voor het publiek zal worden open gesteld, noodigt B. en W. uit een nader onderzoek in te stellen naar de kosten van oprichting en exploitatie van een gemeentelijk badhuis en van dit onderzoek den Raad zoo spoedig mogelijk mededeeling te doen, uit welk onderzoek zal kunnen blijken of tot de oprichting kan en moet worden overgegaan. K. Sijtsma. De Voorzitter. Mag ik vragen, of de heer Sijtsma zijn motie eerst wil toelichten, dan wel of hij wil toestaan, dat ik daarover eerst het woord voer? De heer Sijtsma. Gaarne, Mijnheer de Voorzitter! De Voorzitter. Ik wil dan mededeelen ik veronderstel natuurlijk, dat de motie ondersteund wordt dat de motie van den heer Sijtsma de sympathie van het college van Burge meester en Wethouders heeft. Ik wil aan den Gemeenteraad zeggen, dat, waar het college niet de pers ter beschikking hebben kan het is voor publieke lichamen moeilijk de pers te gebruiken het tot dus verre niet te kennen heeft kunnen geven, dat Burgemeester en Wet houders met deze kwestie bezig zijn. Ik kan dan den Raad mededeelen, dat ik met den Directeur van Gemeentewerken een bezoek aan Amsterdam gebracht heb en dat ik daar met den heer Keppler, die als directeur van Bouw- en Woningtoezicht aan het hoofd van de volks- baden staat, en wien deze kwestie ernstig ter harte gaat, geconfereerd heb. Ik kan levendig begrijpen, dat de heer Sijtsma dat niet kon weten; daarom is zijn motie ook alleszins gemotiveerd. Hij toch is niet op de hoogte van hetgeen binnenskamers gebeurt. Ik geloof dan ook, dat het de debatten zal bekorten, wan neer ik zeg, dat Burgemeester en Wethouders met de motie ten zeerste instemmen, reeds daarmede geruimen tijd bezig zijn en zoo spoedig mogelijk de kwestie zullen behandelen. Verder wil ik den heer Sijtsma er op wijzen ten gevolge van zijn ziekte is hem dit wellicht onbekend dat Burgemeester en Wethouders reeds op een vraag, die door een lid in een der afdeelingen gedaan is, geantwoord hebben. Ze zeiden: »De behoefte aan een volksbadhuis beamen wij. Wij zijn bereid te onderzoeken, of zonder zoodanig hooge uitgaven, als voor de tegenwoordige omstandigheden niet verantwoord zouden zijn, aan deze behoefte door initiatief of steun van de gemeente kan worden voldaan". Wij hebben toen dus officieel geantwoord. Ik vind het een hoogst sympathieke zaak; als er iets noodig is voor de gemeente Leiden, dan is het wel een volks badhuis, dat er moet komen, hetzij op initiatief der gemeente, 'tzij op particulier initiatief, maar dan met gemeentelijke steun. Wij zijn hier zoover, dat wij in de gemeente hebben een goede zweminrichting, ook een tweede, die niet op die hoogte staat; maar in den winter moet er toch ook voor de bevolking gelegenheid zijn om zich te reinigen. Daarom is het alleszins een goed werk, wanneer, hetzij van gemeentewege een volksbadhuis opgericht wordt waarover ik nog eerst de deskundigen zou willen hooren hetzij door de gemeente een dergelijke inrichting gesteund wordt. Dan kan ik namens Burgemeester en Wethouders verklaren, dat wij de motie van den heer Sijtsma gaarne overnemen. In dien geest zijn wij reeds diligent en wij blijven de meeste toewijding aan die zaak besteden. Daarom zou ik willen vragen om het debat te bekorten of de heer Sijtsma met dit antwoord tevreden is? De heer Sijtsma. Ik dank den Voorzitter voor zijn antwoord. Ik ben daar zeker mede tevreden. Ik had het wel ongeveer gelezen, maar was ik bij de begrootingsdebatten aanwezig geweest, dan had ik mijn vraag, die ik in de afdeelingen heb gedaan, nog eens herhaald en dan had ik onmiddellijk ant woord gekregen. Maar nu heb ik gehoord, dat U hetzelfde wil en diligent is op dat punt. Daarom kan ik mijne motie dan ook intrekken. 10°. Verzoek van de Vereeniging van den Handeldrij venden en lndustrieelen Middenstand voor Leiden en omstreken om het sluitingsuur van winkels voor den Zaterdag te bepalen op 11 uur en voor de overige dagen op 8 uur. Zal worden behandeld bij punt XIII der agenda. 12°. Adres van de Coöperatieve Verbruiksvereeniging »Ons Doel", de Coöperatieve Verbruiksvereeniging »Vooruit" en de Vereeniging van Winkeliers in Koloniale waren en Comes tibles, in zake de vaststelling van het sluitingsuur van winkels. Zal worden behandeld bij punt XIII der agenda. Aan de orde is nu I. Benoeming van vijf leden van de Plaatselijke School commissie. (Zie lng. St.. No. 297.) De Voorzitter. Mag ik de heeren Huurman, Wilmer, Eerd- mans en Jaeger verzoeken het stembureau te willen vormen? Achtereenvolgens worden benoemd de heerenW. Draayer met 26 stemmen, een biljet was in blanco; J. A. van Hamel met 24 stemmen, de heer J. B. Kampschuur verkreeg 2 stemmen, een biljet was in blanco; W. C. Hemerik met 24 stemmen, een stem was uitgebracht op den heer J. Zitman en 2 biljetten waren in blanco; Prof. Dr. J P. Kuenen met 26 stemmen, een biljet was in blanco en Mevrouw M. W. S. BlokAberson met 24 stemmen, 2 biljetten waren in blanco. De heer Hoogenboom komt ter vergadering, terwijl de heer Fabius tijdelijk de vergadering verliet. II. Praeadvies op het verzoek van Dr. H. W. Blöte om be stendiging in de betrekking van Stads-geneesheer. (Zie lng. St. No. 298.) Met algemeene stemmen (27) wordt de beer H. W. Blöte wederom voor 3 jaar bestendigd in zijne betrekking van stads geneesheer. De Voorzitter. Ik dank de heeren stemopnemers voor hun moeite. III. Voorstel lot bevordering van den opzichter van de Ge meentewerken G. L. de Goederen tot technisch ambtenaar le klasse. (Zie lng. St. No. 306.) Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt over eenkomstig het praeadvies besloten. IV. Praeadvies op het verzoek van E. J. Odendaal om eervol ontslag als onderwijzer aan de school der 3e klasse No. 1. (Zie lng. St. No. 299.) Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt over eenkomstig het praeadvies besloten. V. Praeadvies op het verzoek van C. Wiskerke om eervol ontslag als onderwijzer aan de school der 3e klasse No. 2. (Zie lng. St. No. 307.) Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt over eenkomstig het praeadvies besloten. VI. Praeadvies op het verzoek van J. Goedhart om het hem verleend eervol ontslag als Keuringsveearts, tevens adjunct- Directeur van het Openbaar Slachthuis, eerst te doen ingaan op 1 Januari 1919. (Zie lng. St. No. 308). Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt over eenkomstig het praeadvies besloten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 4