DONDERDAG 12
DECEMBER 1918.
331
In zekeren zin zou voor dat standpunt wel iets te zeggen
zijn, maar wat is hier de kwestie?
De heer Oostdam vergeet, wat voor ons een zwaarwichtig
argument geweest is en nog is, dat van de winkeliers, die
vóór de gevraagde wijziging in de verordening gestemd
hebben, reeds zeer vele uit eigen beweging om 8 uur sluiten.
Die hebben dus geen verandering in de verordening van het
sluitingsuur noodig, om hun zin te krijgen.
Wij moeten toch zoo weinig mogelijk de vrijheid van de
ingezetenen beperken en zoo weinig mogelijk bij strafveror
dening regelen. En dit groote aantal winkeliers heeft getoond
zonder schade voor hun zaken, al om 8 uur te kunnen sluiten.
Nu heeft men gezegd: ja maar het kan veranderen, nader
hand zouden zij misschien weer, om geen schade te lijden,
tot 9 uur moeten openblijven. Goed, als het getij verandert
kan men de bakens verzetten, maar op het oogenblik is voor
de winkeliers, die vrijwillig sluiten en daardoor blijk geven
dat zij hiervan geen enkel nadeel ondervinden, geen verandering
in de verordening noodig.
Dan zijn er ook enkelen, die wel zouden willensluiten maar
dit uit vrees voor concurrentie niet aandurven, maar daar
tegenover staat dat ook een honderdtal zegtdoe het asjeblieft
niet. En nu kan men de meerderheid van ons College niet
kwalijk nemen, dat juist die 91 antwoorden op haar indruk
hebben gemaakt. De heeren hebben die antwoorden niet ge
lezen, die waren van vertrouwelijker) aard en konden daarom
niet ter visie Worden gelegd, maar wanneer men daaronder
aantreft bepaalde jammei klachten, wanneer daaronder personen
zijn, die zeggen: bespaar ons toch die schade, wij hebben door
de lichtbeperking aan den lijve ondervonden het nadeel in
onze zaken, wanneer wij na 8 uur niet kunnen verkoopen.
Menschen die zeggen: waarvan moeten wij dan onze hooge
belasting betalen, dan is het naar mijn bescheiden meening
te verklaren, dat Burgemeester en Wethouders voor dergelijke
uitingen zijn gezwicht. De heer Fokker heeft gezegd: de
menschen moeten toch eten en drinken, ik voeg er aan toe
»en belasting betalen." Eu gaat het nu aan om dien menschen
te verbieden na 8 uur nog wat te verdienen, vooral wanneer
zij uit ervaring kunnen verklaren dat het voor hen schadelijk
is als zij al om 8 uur moeten sluiten?
Dé heer Sijtsma. Dat is niet waar!
De heer van der Lip. Dat is niet waar, zegt de heer Sijtsma.
Ik betwist den heer Sijtsma het recht dat te zeggen. Dat is
zoo bij het onderwerp van de winkelsluiting de gewoonte om
te zeggen, dat de winkelier die zijn vrijheid wil behouden,
er niets van weet, dat hij zijn eigen belang niet kent en meer
van dergelijke dingen. Maar wanneer ik van ongeveer 100
winkeliers hoordoe het niet, want ik heb er schade van, ik
heb het ook hard te verantwoorden iri dezen tijd, waarom
zou ik nu niet na 8 uur voor mijn brood mogen werken, dan
betwist ik den heer Sijtsma het recht om door dit alles een
streep te halen en botweg te zeggen: dat is niet waar. Dat
kunnen die menschen het best zelf beoordeelen. Laten wij ook
niet vergeten, dat de verplichte winkelsluiting eigenlijk is
ingevoerd voor de winkelbedienden, maar dat daardoor ook aan
den winkelier zelf het recht wordt ontnomen om na het
sluitingsuur te verkoopen. En wat voor kwaad steekt er nu
in wanneer zoo'n winkelier nog na 8 uur zijn klanten bedient?
Zoo'n winkelier zit in den regel na 8 uur, als hij geen volk
in den winkel he<-ft in de huiskamer een kopje thee te drinken
en kan gemakkelijk wanneer het noodig is even een klant
helpen. Dat zal hij nu na 8 uur niet meer mogen doen. Ik
zou daarom zeggen, laten wij voorzichtig zijn en de winkeliers
niet meer in hun vrijheid beperken dan strikt noodzake
lijk is.
Er is op gewezen, dat wij op deze wijze voortgaande, wel
aan den gang kunnen blijven. De heer Huurman heeft terecht
gezegd: nu wordt er gevraagd sluiting om 8 uur, het volgend
jaar misschien 7 uur. Ik zou er nog aan willen toevoegen,
dat het niet alleen misschien een volgend jaar zal worden
gevraagd, maar dat het al gevraagd is. Er is toch een adres
ingekomen van de afdeeling Leiden van den Bond van Handels-
en Kantoorbedienden, waarin aan den Raad verzocht is om
de 7-urige sluiting in te voeren, die al in Almelo, Aardenburg,
'tZand en Bierum bestaat, zooals er aan toegevoegd wordt.
Dus wat de heer Huurman heeft voorgesteld, is al in vervulling
gegaan. En wanneer straks van meerdere zijden om een 7-urige
sluiting gevraagd wordt, wat moeten wij dan doen? Moeten
wij dan weer den onderdanigen dienaar spelen en weer eene
enquete houden en wanneer de meerderheid dan voor de
7-uursluiting is, moeten wij dan maar weer de verordening
wijzigen? In dit verband wil ik er ook nog op wijzen dat
enkele winkeliers geantwoord hebben: ik wil de 9-uursluiting
houden, maar ik zou gaarne des middags een uurtje vrij
hebben, bijvoorbeeld tusschen eenen en tweeën, om op mijn
gemak te eten. Dat zou ik graag in de verordening vastgelegd
hebben. Wij hebben dus alle kans nog eens een verzoek te
krijgen om bij verordening te verbieden dat de winkels tusschen
1 en 2 uur geopend zullen zijn.
Laten wij dus wel in het oog houden dat wij op die wijze
op een hellend vlak komen en laten wij daarom op het gebied
van de winkelsluiting niet verder gaan dan strikt noodzakelijk
is. En ik herhaal het, het noodzakelijke om thans het sluitings
uur te gaan vervroegen is door niemand aangetoond.
De heer Sijtsma. M. d. Y. Ik heb in de Leeskamer tegen
de heeren gezegd: laten wij voorstellen, om niet over die
verordening te debatteeren, maar om er direct over te stemmen,
omdat de kwestie, die wij ter behandeling zullen krijgen, er
een is van dezelfde soort als wij gehad hebben bij de behandeling
van de 9-uursluiting.
De heeren waren het toen geheel met mij eens, maar enkelen
hebben nu, vooial omdat de heer de Boer er vast op stond,
toch gemeend iets te moeten zeggen.
Als wij nagaan wat den vorigen keer bij de behandeling
van de verordening op de 9-uursluiting gezegd is, toen het
dus ging om het principe zelf, dan zien wij, dat er van een
veel grooter deel van de winkeliers een sterke oppositie kwam,
zoo sterk zelfs, dat men een kiesvereeniging opgericht heeft
en een van de meest ijverige voorstanders van de winkel
sluiting, de heer Pera heeft doen duikelen; de heer Pera,
heeft, gelukkig maar tijdelijk, zijn zetel moeten ontruimen.
Ook tegenover mij heeft die kiesvereeniging een tegencandidaat
gesteld, want men meende, dat de 9-uursluiting den oudergang
van de winkeliers was.
Wat is na dien tijd nu gebleken?
Nu is het grootste gedeelte der winkeliers niet meer tegen
de winkelsluiting, maar ze zijn er zelfs zeer mede ingenomen
en betuigen hun spijt dat de Raad er niet eerder mede
gekomen is. Ze verkoopen er niet minder om, ze hebben
minder te betalen voor gas en electriciteit. En wat zegt het
publiek? Wij zijn er mede verzoend. En dat zal met de
8-urensluiting niet anders gaan.
Het. heeft mij zeer verbaasd dat mijn partijgenoot, de heer
Fokker zich tegen de 8-uursluitiug verklaard heeft. Hij, die
de 9-uursluiting voor eenige jaren zoo toegejuicht heeft, is
er nu tegen, eigenlijk alleen om het principe.
Ik vind het principe precies hetzelfde. De heer Fokker is
dus blijkbaar van idee veranderd. Dat staat ieder vrij, maar
hij zal later tot de ontdekking komen, dat wanneer de 8 uur
sluiting er niet komt, hij misgezien heeft en dat zal de heer
van der Lip ook doen.
De jammerklachten, die wij gehoord hebben daarop beb
ik toen geinterrumpeerd kan ik weerspreken. Het is niet
waar. Ik beroep mij op de uitwerking van de 9-uursluiting.
Toen is gebleken, dat de winkeliers van de 9-uursluiting
geen schade geleden hebben en dat zullen ze van de 8-uur-
sluitirig ook niet. Per slot van rekening heeft het koopend
publiek een zekere hoeveelheid waren noodig en die zal het
koopen voor 9 of 8 uur.
De heer vaü der Lip. Dat geldt niet voor alle artikelen!
De heer Sijtsma. Ja, op den langen duur voor alle artikelen 1
Voor sigaren evengoed. Misschien in steden als Amsterdam,
waar vele vreemdelingen komen, die heel laat de stad verlaten,
zal daardoor eenige schade veroorzaakt worden, maar hier is
dat niet het geval.
Burgemeester en Wethouders verbazen zich er over, dat
de heer Oostdam een rekensommetje maakt, maar waarom,
zou ik willen vragen, hebben Burgemeester en Wethouders
dan die enquete ingesteld, wanneer ze zeggenhet kan ons
niet schelen hoe de menschen erover denken!
Gesteld eens, dat de meerderheid van de winkeliers zich
tegen de 8-uursluiting verklaard had en een minderheid er
voor, dan zouden Burgemeester en Wethouders toch zeker
wel gezegd hebbenzooals de heer Oostdam thans doet
ziet wel, de meerderheid wil het niet en daarom doen wij
het niet
Ik vind, dat de winkeliers er in deze het meeste belang
bij hebben en het meeste gewicht in de schaal leggen.
De 91 menschen, die per slot van rekening de anderen
kunnen dwingen, zooals de heer Mulder terecht gezegd heeft,
zullen, als wij straks weer meer normale tijden hebben ver
kregen, de groote meerderheid van winkeliers en hen, die
nu vrijwillig om 8 uur sluiten, dwingen om tot 9 uur
's avonds open te houden. Dus een vrijheidsbelemmering van
de 'meerderheid door een minderheid zal het gevolg van de
verwerping zijn.
Dat alles bij elkaar doet mij meenen, dat wij tot vaststel
ling van de verordening op de 8 uurwinkelsluiting moeten
overgaan. Komt er een zevenuursluiting, mij is het goed; als
de menschen het met elkaar kunnen vinden, dan zal ik ook
voor een 7uursluiting zijn. Maar dat is toekomstmuziek
waarnaar wij nu niet behoeven te luisteren.
De heer Heemskerk, M. d. V. Enkele woorden wil ik aan