330 DONDERDAG 12 DECEMBER 1918. De heer Oostdam. M. de V. Ik vraag mij nu af, waar voor die enquette toch eindelijk gehouden is. Ik dacht in den beginne, dat ze gehouden was, om de cijfers te laten spreken en de cijfers spreken mijns inziens dan ook zeer duidelijk. Er zijn 477 winkeliers die voor 8 uur winkelsluiting zijn, terwijl slechts 91 winkeliers zich er tegen verklaarden. Wat ligt nu meer voor de hand, dan dat wij zeggen: nu er een zoo groote meerderheid is voor de 8 uursluiting zullen wij deze ook invoerenDat ligt naar mijne meening, in den aard der zaken! In plaats van dat te doen, krijgen wij echter een andere berekening van Burgemeester en Wethouders, waarbij met die honderden winkeliers, voorstanders van de8-uursluiting, geen rekening gehouden wordt, maar waarbij de 91 winkeliers, tegenstanders van de 8 uur winkelsluiting worden uitgespeeld, tegenover 50, die gaarne vroeger zouden eindigen als 't maar verplichtend was, terwijl bovendien gezegd wordt, dat wij die 91 niet ter wille van die 50 moeten opofferen. Inderdaad, ik vind dat een uitlegging van de cijfers, die ik niet al te best met de cijfers zelve in overeenstemming brengen kan. Het lijkt wel, of men de minderheid van de winkeliers naar de macht wil laten grijpen. Waar echter de cijfers van de enquete zoo duidelijk spreken, waar een groot aantal winkeliers niet alleen voor vervroegde sluiting is, maar zelfs om 8 uur reeds gesloten heeft, kunnen wij daar niet de eenvoudige conclusie, die uit de cijfers ge trokken kan worden, er uittrekken en aan de Commissie voor de Strafverordeningen vragen, een verordening voor de 8-uursluiting te willen samenstellen? De heer A. Mulder. M. d. V. Toen ik het praeadvies van Burgemeester en Wethouders gelezen heb, heb ik werkelijk verbaasd gestaan, beslist verbaasd! Ik heb niet goed kunnen begrijpen, misschien kijk ik wel verkeerd, van Burgemeester en Wethouders waarom zij geen rekening hebben gehouden met de teekenen van den tijd. Ik heb mij ook verbaasd over hetgeen de heer de Boer heeft gezegd. Eenige jaren, toen er sprake was van de in voering van de 9-urige sluiting, was hij. daarvan een warm voorstander. Nu komt hij met bezwaren. Die bezwaren heeft hij echter niet zoo sterk naar voren gebracht. Hij vreest en hij vreest nog eens, Andere heeren hebben gesproken over die hooggeroemde vrijheid. Wij zijn allemaal tuk op onze vrijheid, maar wanneer wij de sluiting op Zaterdag vervroegen tot lt uur ik had het liefst tot lü uur dan geven wij daardoor eene grootere vrijheid niet alleen aan de onder geschikten maar ook aan de patroons zeiven. Die doen toch ook mede! Want wanneer zij niet meer genoodzaakt zijn door de omstandigheden om langer als 8 uur hun winkels open te houden, is dat voor hen ook van veel waarde. Nu wordt er gezegd, dat er maar 50 zijn en er wordt telkens opzij gezet de 360, die vrijwillig sluiten, die dat vrij willig doen onder deze omstandigheden. Maar straks wanneer de zaken naar wij hopen weder normaal gaan, dan zijn daar onder velen, die, doordat de anderen open kunnen blijven, tegen hun zin door de omstandigheden worden gedwongen terwille van hun brood hun winkel tot 9 uur open te houden. En wordt er nu werkelijk minder verkocht? Die argumenten hebben wij besproken bij de vorige gelegenheid, toen de winkelsluiting in den Raad was gebracht. Toen heeft men zelfs nog eene kiesvereeniging opgericht tegen degenen, die er voor waren en onder diezelfde personen zijn er heel wat, die verklaard hebben, dat zij er dankbaar voor zijn, dat de sluiting is verordend. Ik begrijp werkelijk niet dat men in onzen tijd, waar men allerwege praat over den vrijen Zaterdag middag en den 8-urigen werkdag, nog bezwaar maakt om een uur eerder te sluiten. Ik zal stemmen voor de voorstellen, dat de sluiting in de week plaats heeft om 8 uur en des Zaterdags om 11 uur. De heer Huurman. M. d. V. Ik was niet van plan hierover te spreken, maar de heer Oostdam lokt mij uit mijn tent. Ik ben het eens met den heer Fokker; ik weet niet of ik mijn stem aan het een of het ander moet geven, maar dat is bij den heer Oostdam heel gemakkelijk. Hij zegt: waar hebben wij een enquete voor? 400 zijn er voor en 91 tegen, welnu, hoe kunnen wij dan talmen met onze stem? Maar, Mijnheer de Voorzitter het is geen verkiezing. Die 91 mensehen, hebben ook rechten. Moet hun vrijheid aan banden worden gelegd? Het is mogelijk dat er over een half jaar 300 zijn, die om 6 uur sluiten, moeten de anderen dan maar mede, omdat een groep uit zichzelf vroeger gaat sluiten? De heer Mulder is zoo verbaasd over hetgeen de heër de Boer heelt gezegd, maar ik ben nog meer verbaasd over de houding van den heer Mulder. Naar mijn meening moet de noodzakelijkheid blijken aleer men overgaat tot het ingrijpen in de vrijheid van het individu en de winkeliers dwingt weer een uur vroeger te sluiten, van die noodzakelijkheid is mij nog niets gebleken. Wanneer men verordent, dat de winkels moeten sluiten om 8 uur, acht ik dat een ingrijpen in de individueele vrijheid, dat alleen gewettigd is als dringende motieven daartoe leiden. De heer van der Lip. M. d. V. Ik zou gaarne met een enkel woord ons praeadvies, en wel de meening van de meer derheid van het College van Burgemeester en Wethouders willen verdedigen, zonder dat ik natuurlijk in kan gaan op alle argumenten, die de verschillende bestrijders vqn ons praeadvies in het midden hebben gebracht. In de eerste plaats wil ik. iets zeggen naar aanleiding van de opmerking door den heer de Boer gemaakt. Hij zegt: was het nu een geschikt tijdstip om eene enquete te houden P Wij beleven abnormale tijden en misschien hebben verschil lende winkeliers onder den invloed daarvan een antwoord gegeven, waarvan zij later wel eens spijt zouden kunnen hebben. Ja, Mijnheer de Voorzitter, dat kan gebeuren, dat kan ik niet precies beoordeelen. Het kan zijn, dat de heer de Boer gelijk heeft, dat deze enquete niet op een gelukkig tijdstip is gehouden, maar met hetgeen de heer de Boer er aan toe gevoegd heelt ben ik het zeker niet eens. Hij zegt: laten wij daarom die 8 uur sluiting nog niet vastleggen in eene verordening, maar laten wij het eerst eens voorschrijven buiten de verordening om, dus bij wijze van proef. Dat was toch, meen ik, de bedoeling van zijn betoog. Ik wil er op wijzen dat dit natuurlijk onmogelijk is, want wij hebben te maken met een strafverordening en daarin staat, dat de winkels om 9 uur gesloten moeten zijn. Wanneer die bepaling nu niet veranderd wordt, blijft de winkelsluiting op 9 uur bepaald. Als de heer de Boer zijn doel wenscht te bereiken, dan moet hij m. i. een motie voorstellen, om dit onderwerp yan de agenda af te voeren en te behandelen wanneer meer normale tijdsomstandigheden ingetreden zullen zqn. Desnoods kan hij daaraan toevoegen, dat dan eerst nog een nieuwe enquete gehouden zal worden. Dan zal de heer de Boer zijn doel kunnen bereiken, wat hij niet kan langs den weg, dien hij heeft aangegeven. Verder kan ik mij voor het grootste gedeelte aansluiten bij hetgeen de heer Fokker gezegd heeft. De heer Huurman vond het aangenaam, dat hij zich nu eens bij den heer Fokker kon aansluiten. Ik houd mij aan hetzelfde compliment, het doet ook mij genoegen, dat ik nu eens met den heer Fokker kan medegaan. Hij heeft, zou ik zeggen, in deze vergadering een geheel ander geluid doen hooi en dan in de vergadering, waarin wij principieel over de winkelsluiting hebben gedebatteerd. Naar mijne bescheiden meening is hij er in dien tijd op vooruitgegaan, hij schijnt nu veel meer te gevoelen voor de vrijheid van de winkeliers dan toen. De meerderheid van het college van Burgemeester en Wet houders is van meening, dat gewichtige argumenten aange voerd moeten worden om de 9 uur sluiting op 8 uur te brengen. Tot dus verre zijn zulke argumenten niet aange voerd. Wij meenen, dat wij de vrijheid van den winkelier zoo weinig mogelijk moeten beperken. Wij hebben nu eenmaal de verplichte winkelsluiting; ik kom op het principieele van deze zaak thans niet terug, aanneming van de verordening op de winkelsluiting heeft medegebracht beperking van de vrijheid van de winkeliers, maar nu is de vraag aan de orde: moeten wij nu weer verder gaan en bepalen, dat om 8 uur de winkels gesloten moeten worden? Daarvoor zouden, zooals ik zei, gewichtige argumenten aangevoerd moeten worden. Als wij nu nagaan wat in het introductief request dat tot de behandeling van deze zaak aanleiding heeft gegeven staat, dan zien wij, dat daarin twee dingen genoemd worden, in de eerste plaats dat de manufacturers reeds besloten hebben om 8 uur te sluiten en in de tweede plaats, dat ver leden jaar met Sint-Nicolaas verscheidene winkeliers geen gebruik gemaakt hebben van hun recht, om langer open te blijven. Dat zijn de twee argumenten, die in het request genoemd worden, maar die in het geheel niet opgaan. Als de manu facturers reeds uit eigen beweging om 8 uur sluiten, dan is voor hen geen verandering in de verordening noodig. Wat het tweede argument aangaat, ik kan mij niet voorstellen, dat het adresseerende lichaam gelegenheid gehad heeft precies na te gaan welke zaken met Sint-Nicolaas van de gelegen heid om later open te blijven gebruik gemaakt hebben en dat ze een zoodanige controle uitgeoefend heelt, die bij de beoordeeling van deze kwestie eenigszins gewicht in de schaal kan leggen. Er zijn dus geen argumenten aangevoerd ook niet heden middag in den Raad, die voor de 8 uur sluiting pleiten, of het zou moeten zijn het argument van den heer Oostdam. Deze toch zegt: het is heel eenvoudig, U kijkt maar hoe de stemming is afgeloopen, zooveel voor en zooveel tegen, als de meesten er voor zijn, doe het dan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 14