DONDERDAG 12 DECEMBER 1918. 329 den winkeliers nog een kwartier speling gaf om hun klanten af te helpen, die in de winkels zijn. Het doet mij genoegen, dat de minderheid van Burge meester en Wethouders vermeent, dat de veror dening van 9 uur tot 8 uur teruggebracht moet worden en dat unaniem Burge meester en Wethouders adviseeren, om des Zaterdagsavonds om 11 uur te sluiten. Ik zie niet in, waarom het ook niet om 10 uur kan geschieden, maar waar de toestand op het oogen- blik 12 uur is, ben ik ran meening, dat als overgangsmaat regel beter een voorloopige sluiting van 11 uur vastgesteld kan worden, want de overgang van een 12 uursluiting naar een 10 uursluiting zal vooral in de volkswijken een bedenke lijk groot nadee' met zich brengen en misschien ook wel een zeer groote last voor het publiek. De kwestie komt thans in een veel helderder en zuiverder licht dan voorheen, toen de 9 uursluiting aan de orde was. Toen het voorstel, om om 9 uur des avonds de winkels te doen sluiten aan de orde was, zagen wij, dat van verschillende kanten tegen dit voorstel geageerd werd. Thans constateeren wij het eigenaardige, dat niet alleen van de zijde van de werknemers, van wie zoo duidelijk gesproken wordt en wier advies volledig bekend is, maar dat ook van de zijde van de werkgevers, in casu dus de winkeliers, geen enkele stem ver heven wordt tegen de idee, om de 8 uursluiting in te voeren. Het-eenige wat ik opgemerkt heb is wel het verzoek van de handelaars in aardappelen, groenten en dergelijke, die met het oog op hun speciale branche zich in zeer bedekten vorm eenigszins tegen de 8 achtuursluiting verklaren. Ik ben het met Burgemeester en Wethouders eens, dat het niet aangaat om uitzonderingsbepalingen te maken ten op zichte van een bedrijf. Burgemeester en Wethouders spreken vooral van 91 winke liers, hoofdzakelijk kleine zakenmenschen, vooral eigenaars van z.g. volkszaken, die werkelijk meenen, dat ze nadeel onder vonden hebben doordat reeds geruimen tijd de 8 uursluiting in verband met de lichtbeperking doorgevoerd is. Juist wat ik aanvoerde als argument, dat de winkeliers niet hadden een kwartier speling, om de aanwezigen in hun winkels af te helpen, zal het argument geweest zijn van die 91 winkeliers, waardoor ze meenden schade in hun zaken ondervonden te hebben. Wij moeten daar niet tegenover plaatsen de 50 winke liers, die thans om 9 uur sluiten, maar wij moeten ook het oog houden op het groote aantal winkeliers dat thans uit eigen beweging om 8 uur sluit. Het mag waar zijn en men kan de meening toegedaan zijn, dat die menschen dat geheel uit vrijen wil doen en dat daaraan de vrijheid van 91 winke liers niet mag worden opgeofferd, maar een feit is het, dat een groot aantal winkeliers gebonden is in hun vrijheid door den strijd van die 91 winkeliers, die in een gemeente als Leiden van 60.000 inwoners de andere winkeliers noodzaakt, des avonds na 8 uur hunne zaken open te houden. Ik zou daarom willen voorstellen en ik heb een zoodanig voorstel, mede door twee leden onderteekend, ingediend om Burgemeester en Wethouders in overweging te geven de Commissie voor de Strafverordeningen uit te noodigen, niet alleen in de verordening vast te leggen, dat des Zaterdags om 11 uur wordt gesloten, maar ook in de verordening op te nemen dat in de overige dagen de winkels om 8 uur moeten worden gesloten. De heer Fokker. M. d. V. Ik wil wel zeggen, dat toen ik naar den Raad ging, ik nog niet wist of ik zou stemmen voor of tegen het praeadvies en ik heb zelfs op het oogenblik nog niet de overtuiging, dat ik moet stemmen tegen het praeadvies. Ik heb met groote belangstelling gehoord hetgeen de heer Heemskerk zooeven in het midden heeft gebracht, maar hij heeft mij nog niet overtuigd, dat ik moet stemmen voor het voorstel, dat hij en anderen aanhangig hebben gemaakt. Hij zegt, dat dezelfde motieven, waarom als voorbeen aan de winkeliers iets wordt ontnomen van de individueele vrijheid ook nu weder zouden gelden. Er wordt volgens dien spreker op het oogenblik al zoo getornd aan die vrijheid, dat dat kleine beetje er nog wel bij kan. Maar dat vind ik toch een absoluut verkeerd beginsel. Wij moeten de vrijheid handhaven Wij mogen de vrijheid niet meer belemmeren dan strikt noodzakelijk is in het belang van de gemeente en wanneer de heer Heemskerk aantoonde, dat het belang van de groote meerderheid van de winkeliers het noodzakelijk maakte, dat zij in hun vrijheid werden beper kt om hun winkels na 8 uur open te houden, zou ik met hem mede kunnen en van ganscher harte mede willen gaan en het een geluk achten dat naar de tegenwoordige interpretatie der Gemeentewet wij hiertoe de bevoegdheid hebben. Maar Mijnbeer de Voorzitter dat is door dien geachten spreker nog niet aangetoond. Terecht heeft hij gezegd, dat wij de debatten niet behoeven te heropenen, die hier vroeger zijn gehouden, of men in het algemeen voor of tegen eene gedwongen winkelsluiting is, maar zoo staat gelukkig! de zaak op het oogenblik niet. Wij hebben de winkelsluiting eenmaal. Voor dat tijdstip waren hier ook voorstanders van de 9-urige sluiting, die hiertoe kwamen omdat zij ervan overtuigd waren dat op ergerlijke wijze de arbeidskracht van de winkeliers en hun personeel door het publiek werd uitgebuit. Men meende en terecht dat dit niet aanging en dat de winkeliers als het ware beschermd moesten worden tegen het publiek en de onderlinge concurrentie, die in laat openblijven hare kracht zoekt. Maar zoo is de toestand op het oogenblik niet meer! Wij hebben nu eene winkelsluiting om 9 uur des avonds en er kan nu niet meer worden gezegd, dat wanneer een winkelier zijn zaak geopend houdt tot 9 uur, zijne krachten door het publiek worden uitgebuit en dat er te veel van hem wordt gevergd. Wanneer er nu eens bleek dat er eene zeer groote, overgroote meerderheid van de winkeliers was, die de sluiting om 8 uur wenschten en deze niet kan worden doorgezet dan wanneer bij verordening geregeld, dan zou indien er een kleine meerderheid was met slecht of niet-gefundeerde bezwaren, er zeker aanleiding bestaan voor het voorstel Heemskerk. Maar noch het een noch het ander is hier het geval. De tegenstanders komen in groote getale met dergelijke argumenten en het is niet gebleken dat de groote meerderheid van de voorstanders van een nog vervroegde sluiting dit niet zou kunnen zonder steun van de overheid in den vorm van dwang. Ik moge eerst spreken over de bezwaren der tegenstanders. Men heeft hier een aantal winkeliers, die op deugdelijke gronden verklaren tegen de 8-urige sluiting bezwaren te hebben, over welke bezwaren de heer Heemskerk met een zekere vriendelijke luchthartigheid heenstapt, waarvan hij meent dat zij alleen schade hebben, omdat, zoo meent hij, zijniet een kwartiertje speling hebben bij de 8-urige winkel sluiting, die in verband met de lichtbeper king is ingevoeld. Mijnheer de Voorzitter. Dat heeft hij »gedacht" en gedachten zijn tolvrij. Hij had echter zijn zaak sterker verdedigd, indien hij zijn standpunt had gemotiveerd met de woorden: ik »weet" het bij ervaring. De heer Heemskerk. Ik weet dat ook bij ervaring! De heer Pokker. M. d. V. Dan had de heer Heemskerk dat straks ook moeten zeggen. Ik heb aangeteekend, dat hij dacht, dat het zoo was, maar dan is de ervaring bij hem en 91 anderen anders dan bij de 90 winkeliers, in het pr aeadvies terecht naar voren gebracht. De hoofden van die zaken, zegt de heer Heemskerk, zijn hoofden van kleine zaken; maar Mijnheer de Voorzitter die hebben toch dezelfde aanspraak op bescherming door den Raad als de hoofden van groote zaken. Die moeten toch ook eten en leven. Het is gemakkelijk voor de groote winkeliers, die personeel houden, om om 8 uur te sluiten. Ik ben princi pieel niet tegen de winkelsluiting, maar ik moet mij wel ernstig beraden over het weer een uur vroeger sluiten, indien de mogelijkheid bestaat, dat de winkeliers van de kleine zaken in dat laatste uur hun kostje verdienen en ernstige schade zullen lijden. Daar moeten wij ook aan denken. De heer Heemskerk zegt: het aantal winkeliers, dat om 8 uur sluit is groot en men h'eeft de gedwongen 8-uursluiting noodig, maar er is groot verschil of men om 8 sluit uit vrijen wil dan wel gedwongen. Waar een groot deel van de winkeliers reeds om 8 uur hunne winkels sluiten, daar durf ik zeggen, dat voor hen een ver ordening, om om 8 uur te sluiten, niet noodig is. Wij zouden dan nu bezig zijn aan het vaststellen van een verordening voor slechts 50 winkeliers ik wil gaarne aannemen, dat de cijfers van de enquete juist zijn en dan meen ik met het oog op de consequenties te moeten vragen of wij dat mogen doen. Dan moeten wij 91 winkeliers opofferen voor 50. Wanneer echter Mijnheer de Voorzitter, alsnog zoodanige argumenten naar voren gebracht worden, dat mij aangetoond wordt, dat het beslist in het voordeel en niet in het nadeel van die 90 winkeliers is, dat de 8-uursluiting ingevoerd wordt, dan zal ik met groot genoegen mijn stem aan het voorstel geven. Zoolang dat echter niet het geval is, zal ik mij om de vrijheid der kleine winkeliers te handhaven moeten ver zetten tegen het doen opnemen in de verordening van een dergelijke dwingende bepaling, waarvoor dan geen'rechtsgrond bestaat en de noodzakelijkheid niet gebleken is. De Voorzitter. Ik wil meedeelen, dat ik het volgende voorstel ontvangen heb: »De ondergeteekenden hebben de eer den Raad voor te stellen Burgemeester en Wethouders te verzoeken de Commissie voor de strafverordeningen uit te noodigen ook in te dienen een voorstel tot verplichte winkelsluiting 's avonds om 8 uur". Het is geteekend door de heeren Heemskerk, de Lange en Sijtsma. Ik meld nu, dat dat voorstel ingekomen is, maar het zal in den loop van de beraadslaging geen wijziging brengen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 13