207 wordt verhoogd, de eerste maal 3 jaren, de tweede maal 6 jaren en de derde maal 9 jaren, nadat de onderwijzer of onderwijzeres bij dit onderwijs is werkzaam geweest. De verhoogingen wegens dienstjaren worden slechts toege kend bij voldoende bekwaamheid en getrouwe plichtsbe trachting ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders en na ingewonnen advies van de Plaatselijke Schoolcommissie. Art. 5. Bijaldien de bezoldiging van de onderwijzers en onderwijze ressen, bedoeld in de artt. 1, 3 en 4 dezer verordening, krach tens de daarbij getroffen regeling minder mocht bedragen dan 60 cent per lesuur, wordt de bezoldiging tot zoodanig bedrag verhoogd, dat 60 cent per lestiur wordt genoten. Art. 6. Deze verordening treedt in werking op 4 Januari 1917. Op dien datum vervalt de verordening van 13 October 1904 (Gem. Blad No. 28). IV. VERORDENING van 1 Februari 1917 (Gem. Blad No. 10), regelende de bezoldiging van het onderwijzend personeel aan de openbare bewaarscholen te Leiden. Art. 1. Het hoofd der bewaarschool geniet een aanvangsjaarwedde van f 850.Deze wedde wordt driemaal met f 50. - ver hoogd; de eerste maal 3 jaar, de tweede maal 6 jaar en de derde maal 9 jaar, nadat het hoofd der school als zoodanig aan een openbare of bijzondere bewaarschool, hetzij hier, hetzij elders, is werkzaam geweest. Art. 2. De onderwijzeressen genieten een aanvangsjaarwedde van f 550.—. Deze wedde wordt na 2, 4, 6, 8, 10, 12 en 14 jaar dienst telkens met f 30.verhoogd, zoodat het maximum der jaar wedde 760.bedraagt. De jaarwedde van de le onderwijzeres bedraagt f 50. meer dan haar jaarwedde als onderwijzeres volgens deze regeling zou bedragen. De verhoogingen wegens dienstjaren worden slechts toege kend bij voldoende bekwaamheid en getrouwe plichtsbetrach ting, ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders en na ingewonnen advies van de Commissie voor de Bewaar scholen. Art. 3. Ten behoeve van de kweekelingen wordt jaarlijks aan de Commissie voor de Bewaarscholen een bedrag van gemiddeld f 100.voor elke kweekelinge verstrekt. De commissie bepaalt het bedrag der toelage van iedere kweekelinge en doet jaarlijks in de maand Januari rekening en verantwoording aan Burgemeester en Wethouders van de door haar aan de kweekelingen uitgekeerde toelagen. Art. 4. De kweekelingen en, indien noodig, ook de onderwijze ressen ontvangen kosteloos onderwijs en leermiddelen. Art. 5. De verordening treedt in werking op 1 Januari 1917. Op dien datum vervalt de verordening van 25 Juni 1908 (Gem. Blad no. 15). wordt verhoogd, de eerste maal 2 jaren, de tweede maal 4 jaren en de derde maal 6 jaren, nadat de onderwijzer of onderwijzeres bij dit onderwijs hetzij hier, hetzij elders, is werkzaam geweest. De verhoogingen wegens dienstjaren worden slechts toe gekend bij voldoende bekwaamheid en getrouwe plichtsbe trachting ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders en na ingewonnen advies van de Plaatselijke Schoolcommissie. Art. 5. Bijaldien de bezoldiging van de onderwijzers en onder wijzeressen, bedoeld in de artt. 1, 3 en 4 dezer verordening, krachtens de daarbij getroffen regeling minder mocht bedragen dan 75 cent per lesuur, wordt de bezoldiging tot zoodanig bedrag verhoogd, dat 75 cent per lesuur wordt genoten. Art. 6. Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1919. Op dien datum vervalt de verordening van 1 Februari 1917 (Gem. Blad n°. 9). IV. VERORDENING, regelende de bezoldiging van het onder wijzend personeel aan de openbare bewaarscholen te Leiden. Art. 1. Het hoofd der bewaarschool geniet een aanvangsjaarwedde van f 1100.—. Deze wedde wordt viermaal met f 100. verhoogd; de eerste maal 2 jaar, de tweede maal 4 jaar, de derde maal 6 jaar en de vierde maal 8 jaar, nadat het hoofd der school als zoodanig aan een openbare of bijzondere be waarschool, hetzij hier, hetzij elders, is werkzaam geweest. Art. 2. De onderwijzeressen genieten een aanvangsjaarwedde van f 600.-. J Deze wedde wordt achtmaal met f 50.— verhoogd, telkens na één jaar dienst aan eene openbare of bijzondere bewaar school, hetzij hier, hetzij elders, zoodat het maximum der jaarwedde f 1000.bedraagt. De jaarwedde van de le onderwijzeres bedraagt f 50. meer dan haar jaarwedde als onderwijzeres volgens^ deze regeling zou bedragen. De verhoogingen wegens dienstjaren worden slechts toege kend bij voldoende bekwaamheid en getrouwe plichtsbetrach ting, ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders en na ingewonnen advies van de Commissie voor de Bewaarscholen. Art. 3. Ten behoeve van de kweekelingen wordt jaarlijks aan de Commissie voor de Bewaarscholen een bedrag van gemiddeld f 100.voor elke kweekelinge verstrekt. De commissie bepaalt het bedrag der toelage van iedere kweekelinge en doet jaarlijks in de maand Januari rekening en verantwoording aan Burgemeester en Wethouders van de door haar aan de kweekelingen uitgekeerde toelagen. Art. 4. De kweekelingen en, indien noodig, ook de onderwijze ressen ontvangen kosteloos onderwijs en leermiddelen. Art. 5. Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1919. Op dien datum vervalt de verordening van 1 Februari 1917 (Gem. Blad n°. 10). Y. VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 13 Mei 1869 (Gem. Blad No. 7), bepalende het personeel aan de openbare bewaarscholen te Leiden verbonden. Art. 1. In artikel 2 van bovengenoemde verordening wordt in plaats van vijf" gelezen: »acht" en in plaats van »acht": »vier". Art. 2. Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1919. VI. De sub II genoemde, gewijzigde verordening opnieuw vast te stellen. VII te besluiten, dat de bezoldiging van de tijdelijke onder wijzeres in de huishoud-, wasch- en kookkunst aan de her halingsschool voor meisjes, Mej. I. M. Enuma, te Rotterdam, met ingang van 1 Januari 1919 zal bedragen f 650 per jaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. .V

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 9