GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 199 meEKOHEIl STUKKEN. N°. 312. Leiden, 7 December 1918. Ingevolge artikel 4, tweede lid, der wet van 23 Februari 1918 (S. 147) tot verhooging van onderwijzerswedden, moeten de jaarwedden van de hoofden en van de onderwijzers aan de openbare lagere scholen alle vóór 1 Januari 1919 door de gemeenteraden opnieuw worden geregeld. Bij schrijven van 29 Juni 1918 verzochten wij daarom aan de Plaatselijke Schoolcommissie ons mede te deelen, of en zoo ja in hoeverre naar haar oordeel de op 1 Januari 1917 in werking getreden nieuwe salarisregeling, bij de opnieuw vaststelling ingevolge genoemd wettelijk voorschrift, gewijzigd moest worden. Blijkens haar ter inzage liggend rapport acht de commissie andermaal verhooging van de jaarwedden van de onderwijzers van bijstand noodig, terwijl zij ook herziening van de salaris regeling van de hoofden van scholen bepleit. Rekening houdende met de financiën der gemeente gelooft de commissie, dat er allicht bezwaar zal bestaan tegen eene verhooging van de aanvangswedde der onderwijzers van bijstand van /'700<tot ƒ900, waarop door de afdeeling Leiden van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers en door de afdeeling Leiden van het Nederlandsch Onderwijzers Genootschap in hare adressen van Juni en Augustus 1918 wordt aangedrongen. Een aanvangswedde ten bedrage van niet minder dan ƒ800 meent zij echter in overweging te moeten geven. De tweejaarlijksche verhoogingen moeten h. i. behouden blijven, doch in plaats van de toekenning van 7 tweejaarlijksche verhoogingen van ƒ100 aan hen, die in het bezit der hoofdakte zijn en-van 3 twee jaarlijksche van ƒ100 en nog 4 tweejaarlijksche verhoogingen van ƒ50 aan hen, die niet in het bezit dier akte zijn, wil zij bij de nieuwe regeling aan alle onderwijzers en onder wijzeressen van bijstand 9 tweejaarlijksche verhoogingen van ƒ100 in uitzicht stellen en tegelijkertijd de toelage ad 200 voor het bezit dor hoofdakte verhoogen tot ƒ300 'sjaars. De maximum-wedde zou dan voor de onderwijzers van bijstand zonder hoofdakte /"1700 en voor hen, die in het bezit der hoofdakte zijn ƒ2000'sjaars bedragen. Haar voorstel inzake de salariëering der hoofden van scholen wordt hieronder uiteengezet. Ook ons College acht het, noe' oft het geleden moge zijn, dat de salarissen werden herzien en voor de traktementsver betering uitsluitend van de onderwijzers van bijstand bij 'tl. o. niet minder dan ruim ƒ45.000 per jaar werd gevoteerd, noodig, om bij de opnieuw vaststelling der jaarwedden, ander maal tot verhooging daarvan over te gaan. Zelfs zouden wij die verhooging nog wat verder willen uitstrekken, dan de Plaatselijke Schoolcommissie voorstelt. Een minimum-stam- traktement van ƒ900 'sjaars voor de hier bedoelde ambte naren is toch o. i. in den tegenwoordigen tijd niet te hoog te noemen, al zien wij niet over het hoofd, dat aan alle hoofden en onderwijzers van bijstand eener lagere school boven hunne wedde nog ingevolge artikel 1 der zooeven genoemde wet een bedrag van ƒ100 'sjaars uit 's Rijks kas wordt toegekend. Met een maximum-wedde van ƒ1700 en het bepalen van alle tweejaarlijksche periodieke verhoogingen op ƒ100 per jaar kunnen wij ons daarentegen volkomen vereenigen, zoodat wij, aangezien in ons voorstel het aanvangssalaris ƒ100 hoogeris, het aantal periodieke verhoogingên in plaats van op 9 wenschen bepaald te zien op 8, d. i. nog één meer dan de bestaande verordening mogelijk maakt. Op deze wijze zullen dus de onderwijzers en onderwijzeressen zonder hoofdakte of bijakten een bezoldiging ontvangen van ƒ900—ƒ1700 's jaars, na 16 jaar te bereiken, zeker en voldoend traktement, indien men in aanmerking neemt, dat zij allen daarboven de zooeven genoemde ƒ100 uit 's Rijks kas deelachtig worden en velen van hen ook nog den kindertoeslag ad 40 per kind boven de twee en den huishuurtoeslag ad ƒ50 ingevolge de wet van 6 Juni 1913 (S. 239) van het Rijk genieten. Voor het bezit der hoofdakte is o. i. eene toelage van ƒ200 'sjaars voldoende. In tegenstelling met de Plaatselijke School commissie komt ons derhalve verhooging van de toelage niet wenschelijk voor, ook al is de bestaande ongelijkheid in het bedrag van de laatste 4 periodieke verhoogingen ten opzichte van hen, die wel en hen, die niet in het bezit dier akte zijn, in ons voorstel vervallen. In andere gemeenten, wij noemen slechts de gemeenten Delft en Dordrecht, alwaar onlangs nieuwe salarisregelingen zijn tot stand gekomen, bedraagt de toelage ook slechts ƒ200. In de bezoldiging voor de z.g. bijakten, genoemd in artikel 13 der bestaande verordening, behoeft evenmin wijziging te worden gebracht. Wel zouden wij echter eene aparte be looning willen toegekend zien aan het onderwijzend personeel der school, welke als leerschool verbonden is aan de Gemeente lijke Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen alhier. De Plaatselijke Schoolcommissie ziet het nut hiervan niet in en vreest, dat op die wijze de ingewikkelde regeling der salarieëring nog ingewikkelder zal worden, doch ons College is van meening, dat het alleszins rationeel is, om, op het voetspoor van de gemeenten Amsterdam en Groningen, alwaar men eveneens eene gemeentelijke Kweekschool met daaraan verbonden leerschool aantreft, en in navolging van het Rijk, voorzooveel betreft de praktische opleiding der kweekelingen aan de Rijks-dagnormaallessen, aan het onder wijzend personeel der school, welke tevens als leerschool dienst doet, eene extra toelage te geven voor de zwaardere en meer verantwoordelijke taak, die zij in verband met de praktische opleiding van de kweekelingen op hunne school hebben te vervullen. Een bedrag van ƒ100 'sjaars lijkt ons voor het beoogde doel voldoende. Omtrent de tegemoetkoming in de huishuur, welke in de bestaande verordening (art. 14) voor de mannelijke onder wijzers van bijstand, indien zij gehuwd of weduwnaar met inwonende kinderen zijn of als kostwinner van een gezin zijn te beschouwen en bovendien den leeftijd van 28 jaar bereikt hebben, op 75 per jaar bepaald is, laat de Plaatselijke Schoolcommissie zich in haar rapport niet uit. Er bestaat o.i. echter alleszins aanleiding deze tegemoetkoming te verhoogen en te stellen op 150. Tevens achten wij het dan billijk, dat niet alleen de onderwijzers, doch ook de onderwijzeressen, die als kostwinster van een gezin zijn te beschouwen, de tegemoet koming deelachtig worden. Evenals bij de laatste salarisherziening in 1917 dringt de Plaatselijke Schoolcommissie er ook thans weder op aan in het stelsel van salaneering der hoofden van scholen eene ingrijpende verandering te brengen. Volgens haar stelsel moet het traktement van de hoofden bestaan uit: traktement als onderwijzer volgens dienstjaren ~f- toeslag voor de hoofd akte toeslag voor de vereischte bij akten -(- toeslag als hoofd (met periodieke verhoogingen na 18 dienstjaren bij het onderwijs). Vermits Uwe Vergadering echter nog geen twee jaren geleden overeenkomstig ons advies besloten heeft aan dien aandrang geen gevolg te geven, meenen wij ons thans van eene bestrijding van het U bekende, ingewikkelde stelsel der commissie, hetgeen men noch bij het voorbereidend hooger of middelbaar onderwijs, noch bij eenigen anderen tak van dienst alhier aantreft, te mogen onthouden. Dit neemt intusschen niet weg, dat wij het gevoelen van de Plaatselijke Schoolcommissie deelen, dat de bestaande jaarwedden Van de hoofden van scholen, zij het ook in hoofd zaak met behoud van het bestaande stelsel, voor verhooging in aanmerking komen. Volgens de geldende regeling genieten de hoofden der jongens scholen le en 2e klasse een aanvangswedde van 2100.' de hoofden der meisjesscholen le en 2e klasse en de hoofden der scholen 2e klasse voor jongens en meisjes eene van 1900.de hoofden der scholen 3e en 4e klasse eene van 1700.-—. Na 3, 6. 9 en 12 jaar dienst als hoofd aan eene openbare of bijzondere of buitengewone school voor lager onderwijs, hetzij hier, hetzij elders, wordt eene periodieke verhooging van 100.toegekend. Gelet op het traktement van de hoofden der leerscholen, verbonden aan de Rijkskweekscholen, hetwelk krachtens de nieuwe Rijksregeling niet minder dan 2600.met 6 twee jaarlijksche verhoogingen van 200.alzoo tot een maxi mum van 3800.'sjaars, bedraagt, is o.i. eene verhooging zoowel van de minima als van de maxima met 400.en het toekennen der periodieke verhoogingen om de 2 in plaats van om de 3 jaar, zeker niet overdreven te noemen. Verder dient aan het hoofd der school, welke als leerschool aan de Kweekschool verbonden is, om de zooeven bij de bespreking van de traktementen der onderwijzers van bijstand opge geven reden, eene toelage van 100.'sjaars toegekend te worden, terwijl het ons tenslotte rationeel voorkomt, dat, nu de onderwijzeressen van bijstand geheel dezelfde bezoldiging ontvangen als hunne mannelijke collega's, ook aan de hooiden der meisjesscholen le en 2e klasse dezelfde jaarwedde wordt toegekend als de hoofden der jongensscholen le en 2e klasse zullen genieten. De vergoeding voor huishuursedert 1917 vastgesteld op 400.— 'sjaars, kan met het oog op de tegenwoordige huur prijzen voor de hoofden van scholen niet meer voldoende worden genoemd. Eene verhooging tot 450.— stellen wij U daarom voor. De belooningaan het plaatsvervangend hoofd toegekend, komt o. i. ook voor verandering in aanmerking. In artikel 11 der bestaande verordening is deze belooning bepaald op 100 per jaar, doch indien de waarneming eenigszins van langen duur is, is het gewoonte, althans in geval van vacatures, bovendien nog het verschil tusschen de miDimum-wedde van het hoofd en de eigen wedde bij afzonderlijk Raadsbesluit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 1