DONDERDAG 21 NOVEMBER 1918. 287 De heer Briët. Ik geloof niet, dat de heer Fokker daarover iets te zeggen heeft. Dit heeft de Voorzitter te beoordeelen. Ik wil eerlijk bekennen, dat ik er niets op gesteld ben, om, wanneer ik eene opmerking maak in den Raad, direct belast te wórden met veel werk. Ik heb controle willen uitoefenen op deze wijze. Maar U zult wel begrijpen, dat ik geen lust heb om zitting te nemen in het Crisiscomité. Ik heb genoeg ander werk en zou dit er onmogelijk nog bij kunnen doen. Het zou mij afschrikken in het vervolg over het een of ander onderwerp het woord te voeren, wanneer ik dan direct wordt uitgenoodigd om zitting te nemen in de Commissie, waarover ik gesproken heb. De Voorzitter. Dit was ook mijne bedoeling niet. Ik begrijp heel goed, dat U het druk heeft. Vindt de Raad het goed dan zal ik aan het Crisiscomité mededeelen, dat er een of twee leden van den Raad in dat Comité zitting zullen nemen, opdat zij een overzicht krijgen van de wijze, waarop de gelden worden besteed. De heer Eerdmans. M. d. V. Ik heb niet zonder eenige verwondering Uwe uiteenzetting gehoord ten opzichte van de openbaarheid voor de Raadsleden van deze ondersteuningen. Ik geef toe, dat het niet aan zou gaan om, wanneer lief dadigheid wordt uitgeoefend, de lijsten daarover te publiceeren, zoodat in liefdewerk een publiek element zou worden gelegd. Is nu evenwel het werk van het Crisiscomité wel op een lijn te stellen met weldadigheid? Ik geloof van niet. Wij hebben hier te doen met een bijzonder soort van steun. Mijns inziens moet wat uitgaat van een openbaar lichaam op een andere lijn worden gesteld dan het verleenen van weldadigheid, zoo als dat altijd geschiedt. Ik kan mij dan ook levendig begrijpen, dat de he^r Briët gevoelt, dat er hier een andere weg mag worden bewandeld, welke niet zou worden betreden, wanneer er een of twee Raadsleden in dat Comité worden benoemd, want in dat opzicht zijn de rechten van alle Raadsleden vol komen gelijk. De Voorzitter. Ik heb er geen bezwaar tegen, wanneer de Raad het wenscht, dat er in de eerst volgende Raadsver gadering eene Commissie van 3 personen wordt benoemd die door het Comité volkomen op de hoogte wordt gesteld met wat aan ondersteuning aan de ondersteunden is uitbetaald geworden. Ik zal dan ook aan het Crisiscomité mededeelen, dat de Commissie uit den Raad inzage wenscht van de boe ken en verlangt te weten aan wie en hoeveel ondersteuning er is verleend geworden. Ik geloof, dat men daartegen geen bezwaar zal hebben. De heer J. P. Mulder. M. d. V. Het betreft hier toch alleen maar het Crisiscomité, want in het Steuncomité zitten al reeds Raadsleden. Het zal dan echter van korten duur zijn, want het Crisiscomité zal nog maar kort bestaan. Het zal spoedig opgelost worden in het Burgerlijk Armbestuur en gedeeltelijk in het Steuncomité. Dus de heeren moeten niet denken, dat het zoo lang nog zal duren. Het is misschien nog slechts een quaestie van een paar maanden. De Voorzitter. Wanneer de heeren daarin mede kunnen gaan, zullen Burgemeester en Wethouders een brief schrijven naar het Steuncomité, inhoudende, dat de Raad gaarne nadere informaties heeft omtrent de ondersteuning. De heeren vinden het dus beter, dat de lijst niet wordt gelegd in de Leeskamer, maar dat bijv. drie leden van den Raad gaarne daarvan kermis nemen om de overtuiging te krijgen, dat het geld goed wordt besteed? Gaan de heeren daarmede accoord? Zoo ja, mag ik dan vragen indien het Steuncomité daarmede accoord gaat of de heeren Eerdmans, J. P. Mulder en Oostdam bereid zijn die taak op zich te nemen? De heer Eerdmans. Ik ben weinig van die zaken op de hoogte De Voorzitter. Het is niet zoo moeilijk! De heer J. P. Mulder. Meent U niet, dat het een bezwaar is, dat ik reeds deel uitmaak van de Commissie van Burger lijke Armenzorg? De Voorzitter. Dat is geen bezwaar! De heer Briët moet mij niet kwalijk nemen, maar ik meen in zijn geest te han delen, door hem niet uit te noodigen deel uit te maken van dat drietal Raadsleden. De heer Briët. Het was niet mijn bedoeling om voor vast in een Commissie zitting te nemen, maar ik had wel gaarne inzage van de lijst gehad. De Voorzitter. Dan verzoek ik wanneer de heer Mulder liever geen zitting daarin wenscht te nemen, den heeren Oostdam, Eerdmans en Briët van bovenbedoelde commissie deel Uit te maken. Genoemde heeren verklaren zich hiertoe bereid. Vervolgens wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkom stig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. V. Voorstel: a. tot wijziging van de overeenkomst met de Hollandsche Electrische Spoorweg Maatschappij inzake het beweeg baar maken van de Zijlpoortsbrug; b. tot beschikbaarstelling van gelden voor de herstelling van die brug. (Zie lng. St. No. 294.) De beraadslaging wordt geopend. De heer van Romburgh. M. d. V. Wat punt van dit voorstel betreft, is in het rapport van den heer de Graaf er op gewezen, dat de voorgeschreven materialen voor het maken van die brug in 1913 niet aanwezig waren, dat daardoor minderwaardige materialen gebruikt zijn en dat dit een van de oorzaken is geweest, dat de brug zoo spoedig na den bouw is ingestort. Gaarne zou ik van Burgemeester en Wethouders vernemen of men zich bij het maken van het bestek voor de nieuwe brug overtuigd heeft, dat de goede materialen daar voor aanwezig en te verkrijgen zijn. De heer Bots. Wat het eikenhout betreft, zijn wij ervan verzekerd dit in ons bezit te krijgen. Dat is noodzakelijk om een soliede brug, die jaren mede kan, te kunnen maken. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het praeadvies besloten. VI. Voorstel: a. om aan de electriciteitsfabriek een kapitaal te verstrek ken van 650000.— ten behoeve van de uitbreiding dier fabriek met een turbogenerator en een bijbehoorenden ketel b. tot beschikbaarstelling van de daarvoor benoodigde gelden. (Zie lng. St. No. 295). De beraadslaging wordt geopend. De heer de Lange. M. d. V. In den brief van Commissarissen van de Gasfabriek, die wordt overgelegd bij dit voorstel, lees ik, dat op grond van de ontvangen offerte, de kosten van een turbogenerator worden geraamd op ƒ650000 Ik heb tot mijn leedwezen in de Leeskamer tevergeefs gezocht naar die ontvangen offerten en ik zou Burgemeester en Wethouders daarom willen vragen: waarom zijn de aan biedingen, die ingekomen zijn niet ter visie gelegd voor den Raad en nu zij niet ter visie zijn gelegd, kunnen Burgemeester en Wethouders den Raad thans mededeelen, van wie er offerten zijn ingekomen en aan wien het 't voornemen is de levering van den turbogenerator op te dragen De heer van der Pot. M. d. V. In antwoord op de vraag van den heer d,e Lange kan ik dit mededeelen, dat het geen gebruik is de offertes voor zoover deze zijn gevraagd, ter visie te leggen van den Raad, wanneer de Raad een dergelijk voorstel van Burgemeester en Wethouders ontvangt. Ik heb er evenwel geen bezwaar tegen thans mede te deelen aan welke fabrieken offerte is gevraagd geworden. Aan een viertal fabrieken is dat geschied namelijk aan eene fabriek in Zweden, waarvan ik mij den naam op dit oogenblik niet meer herinner: verder aan de firma Stork, aan de A. E. G. en aan de bekende fabriek Brown-Bovérie te Baden in Zwitserland. Er is tot heden geen besluit genomen kunnen worden. Eerst moet dit voorstel door den Raad zijn aangenomen. Ik kan wel mededeelen, dat het op het oogenblik gaat tusschen Stork en de Zwitsersche fabriek. Er wordt met beide firma's onderhandeld, maar het is nog niet zeker, welke firma de opdracht zal ontvangen. Wat Stork betreft zal het niet slechts afhangen van den prijs, maar ook van de mogelijkheid van levering. Stork maakt wel turbines, maar geen generatoren. Die moeten uit het buitenland komen en dus moet de mogelijkheid bestaan deze uit het buitenland te betrekken. Dit is op het oogenblik nog niet zeker. Hiermede meen ik de vragen van den geachten spreker te hebben beantwoord. De heer Eerdmans. M. d. V. Ook ik heb in de portefeuille geen andere stukken gevonden dan het verzoek van de gemeentelijke fabrieken van gas en electriciteit. Ook ik had gaarne nog eenige inlichtingen ontvangen, omdat het mij voorkomt, dat de verwachting der Commissarissen de toekomst

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 5