DONDERDAG 21 NOVEMBER 1918. 285 in de maand Juli. Ik ben nu zelfs niet in staat geweest het request te lezen. Van morgen heb ik bet request op zegel ontvangen. Of de leden het eerder hebben gekregen, is mij onverschillig, daar heb ik niets mede te maken. Men zal mij moeten toegeven, dat deze technische aangelegenheden thans niet kunnen worden behandeld. Ik zal evenwel heel spoedig een praeadvies hierover uitbrengen. Als ik even mijn oordeel over de rechtmatigheid van dij adres mag uitspreken, dan wil ik wel zeggen dat ik van deze klachten niet zoo heel veel geloof. Men moet niet vergeten dat een desbetreffend pak uit 100 stukken bestaat, waarvan het eene stuk goed is, het andere niet. Er is derhalve een uitgebreid onderzoek noodig. Nu kan men in een request heel gemakkelijk de zaken voorstellen zooals daarin wordt gedaan, ik voor mij durf te zeggen dat de zaak niet zóó is als wordt voorgesteld. Ik wil hierover thans verder niets zeggen. Wanneer het praeadvies komt, zullen U de oogen wel opengaan. Thans kan ik geen praeadvies geven. Ik heb wel degelijk met den Directeur getelefoneerd, maar men be hoeft mij thans niet op mijn woord te gelooven, wanneer ik beweer dat het een groote rommel is. Het praeadvies ial daaromtrent nadere inlichtingen verschaffen. Aan den keurings dienst is niets te verwijten, maar misschien wel aan degenen, aan wie de pakken toebehooren. Die personen hebben ze ge kocht van een grooten knoeier, wiens naam ik niet wii noemen, maar wanneer ik dit deed, dan zou ieder hier lachen, want van een dergëlijk man is niet veel goeds te verwachten. De heer Eerdmans. Ik dank U zeer voor Uwe mededeelingl Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter besloten. De Voorziter. Ik stel voor om alvorens over te gaan tot de gedrukte agenda het woord te verleenen aan den heer de Lange, die er om gevraagd heeft. De heer de Lange. M. d. V. Ik heb kennis genomen van de in de vorige vergadering' ingekomen en in de Leeskamer ter visie gelegde missive d. d. 6 dezer van het Plaatselijk Steuncomité en het is mij gebleken dat dit schrijven inhoudt, behalve inlichtingen over de uitgegeven gelden en over de wijze van werken van dit Comité, eene berisping van het raadslid de Lange in tamelijk krachtige en onvriendelijke termen, omdat dit raadslid in de Raadsvergadering van 26 September j.l. enkele inlichtingen vroeg aan Burge meester en Wethouders over den post salarissen en on kosten, voorkomende op de rekening door het Steuncomité toen aan den Raad overgelegd. Het is niet mijn voornemen om diep op dit schrijven in te gaan. Ik wil alleen maar uitspreken dat ik van oordeel ben dat de censuur door het Steuncomité daarin te dezer zake over mij uitgeoefend is ongepast en ongemotiveerd, en dat ik er prijs op zou stellen indien kon worden besloten dezen brief alsnog in zijn geheel in de handelingen van den Gemeenteraad op te nemen, opdat iedereen kan proliteeren van de ver strekte inlichtingen en voorts kennis kan nemen van de eigenaardige wijze waarop het Steuncomité meent te moeten optreden tegen een raadslid dat aan Burgemeester en Wethouders inlichtingen vraagt over het gebruik van gemeentegelden, bij een voorstel om aan dat Comité eene maandelijksche subsidie toe te staan ad ƒ5000.— en ƒ14500.tot dekking van het tekort op 1 Augustus j.l. De Voorzitter. Ik kan den heer de Lange antwoorden, dat zooals ik reeds de vorige maal heb gezegd, deze briet in extenso in de handelingen zal worden opgenomen. De heer de Lange. Ik dank u, Mijnheer de Voorzitter. De Voorzitter. Voorts kan ik den heeren nog mededeeleri dat van Mr. van Stipriaan Luïscius een schrijven is ingekomen houdende mededeeling dat wijlen Mejuffrouw H. J. J. van Suchtelen, gewoond hebbende te 's-Gravenhage, ten behoeve van ons Stedelijk Museum heeft gelegateerd een groot schilderij in zwarte lijst, voorstellende een processie in de kerk, benevens drie wapenschilderijen met ouderwetsch vergulde lijsten, en 2 pastelteekeningen, voorstellende man en vrouw, behoorende tot het geslacht »van Swieten". De Commissie voor het Stedelijk Museum bericht ons dat de gelegateerde stukken een zeer belangrijke aanwinst vormen voor ons Museum en dat de groote schilderij van de familie van Swieten, afkomstig uit het klooster Mariënpoel, in het bijzonder van overwegend belang is, zoowel als schilderstuk als wegens het. historisch verband met onze gemeente. Ik stel U daarom voor het legaat van wijlen Mej. van Suchtelen te aanvaarden, onder dankbetuiging voor het bewijs van belangstelling in ons Museum. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt dien overeenkomstig onder teekenen van instemming besloten. Aan de orde is: I. Verzoek van J. M. N. Kapteyn om eervol ontslag als leeraar aan het Gymnasium. (Zie Ing. St. No. 291.) Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt overeen komstig het praeadvies besloten. II. Begrooting, dienst 1919, van het H. G.- of arme Wees- en Kinderhuis. (Zie lng. St. No. 290.) Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt overeen komstig het praeadvies besloten. III. Praeadvies op het verzoek van de Afd. Leiden en Omstr. van de Kon. Nat. Vereeniging tot Steun aan Miliciens om toekenning van een subsidie. (Zie Ing. St. No. 292.) Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt overeen komstig het praeadvies besloten. IV. Voorstel tot verhooging der credieten van het Steun comité Leiden, Oorlogstoestand 1914 en van het uit dat comité gevormde Crisiscomité. (Zie Ing. St. No. 293.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Briët. M. d. V. Ik zou een enkel woord willen zeggen naar aanleiding van het schrijven, dat ingekomen is van het Steuncomité. Ik was den vorigen keer, toen over deze aangelegenheid hier werd gesproken, er niet op voorbereid, dat er eene opmerking gemaakt zou worden over de bureaukosten en andere uitgaven van bijzonderen aard van het Steuncomité. Ik was er niet op voorbereid., omdat die uitgaven zoo laag waren, dat ik niet dacht, dat er een opmerking over zou worden gemaakt. Het is mij bekend, dat in andere plaatsen verscheidene gesalarieerde krachten aan het Steuncomité medewerken, zoodat er aan salaris een belangrijk bedrag wordt uitgegeven. Ik stel er prijs op te verklaren, dat, waar ik ruim twee jaar in het Steuncomité heb medegewerkt, aan mijne medewerkers in het Steuncomité de heeren Fokker en van der Pot hebben .er reeds in eene vorige vergadering op ge wezenvan wie ik weet, dat zij met buitengewone toewijding gedurende 4 jaar hun taak hebben vervuld, de dank der gemeente ten volle toekomt, voor wat zij in dit opzicht geheel belangeloos voor de gemeente hebben gedaan. Het spijt mij, dat door hetgeen de heer de Lange heeft gezegd, eenigszins de schijn was gewekt, alsof de medewerkers werden gesalarieerd. Dit is niet het geval, zooals ook uit het schrijven van het Steuncomité ten duidelijkste blijkt. Thans nog een enkel woord over de credietaanvrage van het Crisiscomité. Het is om het tekort van dat Comité te dekken. Ik zou deze zaak hebben behandeld bij de begrooting, maar er is thans eene onverwachte gelegenheid om deze quaestie te behandelen. Ik heb in de afdeelingen de vraag gedaan, of het Comité zou willen overleggen een verslag van het Comité en een lijst der personen, die onderstand hebben genoten. Aan het Crisiscomité zijn telkens groote bedragen beschikbaar gesteld. Het heeft den schijn, alsof dit Comité van den Raad heeft ontvangen een blanco crediet. Wij dekken telkens zonder eenige aanmerking het nadeelig saldo. Er wordt niet een nieuw crediet beschikbaar gesteld, maar er wordt medegedeeld, dat zal worden betaald door de gemeente wat het Crisiscomité uitgeeft. Met alle hulde voor degenen, die in het Crisiscomité die zoo moeilijke taak vervullen, meen ik toch, dat waar door den Raad telkens zoo'n crediet wordt verleend, door het Comité wel had mogen worden voldaan aan het verzoek bij de begrooting gedaan. Ik heb gevraagd om een verslag, welnu er ligt een verslag in de Leeskamer, maar ik heb ook verzocht om een overzicht van de personen, die onderstand hebben genoten. En aan dat verzoek is niet voldaan. Er zijn op de werkzaamheden van dat Crisiscomité wel klachten geuit. De heeren, die daar werken doen natuurlijk hun werk geheel te goeder trouw, dat weet ik; maar het is van belang, dat de werkzaamheden van het Crisiscomité op het oogenblik behoorlijk kunnen worden gecontroleerd en de eenige manier van eene behoorlijke controle is, dat eene opgave wordt verschaft van de personen aan wie onderstand is ver leend en de bedragen, die zij daarvoor hebben ontvangen. Waar nu geen lijst is overgelegd, is het onmogelijk voor de belangstellenden om daarop eenig toezicht uit te oefenen en ik wil mijn leedwezen uitdrukken, dat aan dit mijns inziens billijk verlangen geen gevolg is gegeven. De Voorzitter. Het is mijns inziens toch moeielijk om een lijst met namen en toenamen, om het zoo eens te zeggen, over te leggen. Het komt mij voor, dat het voor de betrokkenen zeer onaangenaam zal zijn, wanneer een dergelijke lijst aan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 3