DONDERDAG 21 NOVEMBER 1918. 313: De Voorzitter. Het kon zijn, dat de Belgische vluchtelingen nog niet zoo spoedig vertrokken en verleden jaar hebben de totale uitgaven ruim negen duizend gulden bedragen; daarom moet hier een dergelijke som op de begrooting staan, maar het is, zooals ik gezegd heb slechts een soort fictieve post, dus hier niet van belang. De beraadslaging wordt gesloten en vlgnr. 205 wordt zon der hoofdelijke stemming aangenomen. De vlgnrs. 206 en 207, worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Bij vlgnr. 208 komt in behandeling de Begrooting van de Kamer van Koophandel en Fabrieken. Deze begrooting wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. De vlgnrs 208 tot en met 217 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over vlgnr 218 luidende: y>Kosten van Brand verzekering der gebouwen2400. De heer Huurman. M.d.V. Ik ben niet in de afdeelingsvergade- ring geweest, anders had ik daar de vraag kunnen stellen, die ik nu zou willen doen. Is er wel rekening mede gehouden, dat de prijzen zoodanig zijn gestegen, dat als men geassureerd is tegen een bedrag van 5 of 6 jaar terug, dit veel te laag is. Ik zou willen vragen, of daarmede rekening is gehouden De Voorzitter. Wanneer U goed ziet, kunt U lezen, dat het bedrag verdubbeld is. Vlgnr. 218 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De vlgnrs 219 tot en met 224 en 225, verhoogd met 290. wegens aflossing van der uit leeningsgelden bestreden uit- keering aan het Openbaar Slachthuis voor het bouwen van een rij wielloods, worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over vlgnr. 225a, luidende: Kapitaliseering van de hüuropbrengt der huizen aan den Oude Singel en de Lange Scheistraat, bij de Lakenhalf 3043. De heer de Lange. M. d. V. Ik zou willen vragen of tengevolge van de vorstelijke schenking van den heer Pape, deze uitgaafpost van kapitaliseering van huurontvangsten, niet kan vervallen. De Voorzitter. Wij innen nog vier maanden lang deze buur. Dit is echter ook weder een soort fictieve post. De vraag is echter: kon die post uit de omschrijving vervallen? Doch tot Mei kan dat niet. Het geldt hier een gift en nu moet de huur ten goede komen aan de Lakenhal. Naderhand zullen wij verschillende uitgaven hebben te doen, waarvoor dat geld dan zal kunnen worden besteed. De heer Fokker. M. d. V. De heer de Lange heeft gelijk, want er staat, dat dit geld besteed is voor het bouwfonds. Hierdoor wordt derhalve gezegd, dat er een bouwfonds zal worden gevormd tot uitbreiding van het museum. Indertijd is het de bedoeling geweest, toen wij de beschikking hebben gekregen over deze gebouwen om langzamerhand uit de huur opbrengst een kapitaal te vormen ten einde het museum te kunnen verbouwen. Dank zij de vorstelijke schenking is dat niet meer noodig. Deze toelichting, dat dit geld dient tot vor ming van een bouwfonds, kan derhalve vervallen. Nu zegt U, het is eene formeele quaestie, wij zullen dat geld bewaren om dan het geld te besteden tot uitbreiding van de collectie. Nu komt het mij toch voor een dwaasheid te zijn om een bouwfonds te vormen voor uitbreiding van de collectie. De Voorzitter. De heer Fokker vergeet, dat er ook meubelen noodig zijn. Deze begrooting is bovendien opgemaakt, toen van de tweede schenking niets bekend was. Het is louter een formeele aangelegenheid; het beteekent dus niets anders dan dat dit geld niet wordt gebruikt voor de politie of andere doeleinden maar bestemd blijft voor het museum. Wat doet het er nu toe, of er staat: fonds voor den bouw of voor het aanschaffen van meubileering? De heer Fokker. M. d. V. Dit neemt niet weg, dat de op- mérking van den heer de Lange juist was. Er staat «bestemd voor het bouwfonds." U geeft toe, dat deze begrooting is opge maakt voor dat er iets van de schenking bekend was. Het heeft dan ook geen zin meer dit geld te bestemmen voor een bouwfonds dat niet meer noodig is en waar men niet uit wil bouwen 1 De Voorzitter. Het geld blijft toch voor het doel bestemd. De heer Pape heeft niet gezegdik geef de meubelen er bij. Men zal b.v. noodig hebben een dos a dos canapé, die wordt dan aangeschaft van dat geld. De heer Fokker. M.d.V. Wanneer het bouwfonds gebruikt zal worden voor het aanschaffen van meubelen dan ben ik daar op zich zelf niet tegen. Wanneer de heer de Lange een juiste opmerking maakt, mag hier toch wel over gesproken worden. Waar zijn wij hier anders voor? Ik zou wenschen, dat wan neer het de bedoeling is meubelen aan te schaffen men den naam van het fonds moest veranderen. De heer van der Pot. Neen de omschrijving is goed. De Voorzitter. Ik zie de noodzakelijkheid van eene ver andering niet in. De beraadslaging wordt gesloten en volgn. 225, A zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De volgnrs. 226 en 227, dit laatste verminderd met ƒ2287. wegens overlijden van de gepensionneerden Vreugdenburgen van Doesburg, worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De volgnrs. 228, 229 en 230, dit laatste verhoogd met ƒ3000. wegens te verstrekken voorschot aan de kassier-boekhoudster voor de Burgerlijke Armenzorg, worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen; evenzoo de volgnrs. 231 tot en met 239. Volgn. 240, verhoogd met 71000.wegens beschikbaar stelling van brandstoften tegen verlaagden prijs en het ver- leenen van steun aan bakkersgezellen, wordt zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgn. 241, luidende: vNadeelig saldo van het tijdelijk Levensmiddelenbedrijf200.000. De heer de Lange. M. d. V. Ik had gaarne, dat Burgemeester en Wethouders eene begrooting van het Levensmiddelenbe drijf hadden overlegd. Burgemeester eri Wethouders antwoorden, dat de Verordening zulk eene begrooting niet kent en dat het ook geen zin zou hebben. Iu izou aan Burgemeester en Wethouders wel eens willen vragen, hoe zij er dan toegekomen zijn om mede te deelen, dat het nadeelig saldo wordt geraamd op ƒ200.000.—. Als er geen raming is, hoe kunnen zij dan mededeelen, dat er eene raming van 200.000.nadeelig saldo is. Bovendien zou ik willen wijzen op de toelichting, die Com missarissen van de lichtfabrieken geven op hunne begrooting. De Voorzitter. Mag ik U even attent maken, dat wij het niet over het gas hebben! De heer de Lange. Ik wil even aan Burgemeester en Wet houders duidelijk maken, dat het evengoed mogelijk was, dat hier eene begrooting was van het Levensmiddelenbedrijf, als het geval is met de begrooting van de Gasfabriek. De raming van de begrooting der Gasfabriek is ook moeielijk in ver band met den prijs van de kolen, maar Commissarissen schrijven in hun begeleidende missive: »Wij meenden het beste te doen met ons geheel te bepalen tot den toestand zooals deze thans is en daarop onze berekeningen te baseeren." Wanneer Bur gemeester en Wethouders met de begrooting van het Levens middelenbedrijf hetzelfde hadden gedaan, dan hadden zij ons ook eene begrooting kunnen aanbieden en hing het cijfer van 200.000.— niet in de lucht. Maar het kan toch ook niet in de lucht hangen De Voorzitter. Ik meen, dat de reden duidelijk omschreven is in het antwoord van Burgemeester en Wethouders. Niemand weet wat het nadeelig saldo zal zijn. Nu hebben wij vrede; misschien is het nadeelig saldo het volgend jaar de helft. Maar iedereen zal mij toegeven, dat men hier geen raming kan maken. In 1917 is het geweest: ƒ163.000. Nu hebben wij gezegd: er komt nog wat bij, laten wij het ramen op 200.000. Het kon evengoed zijn 250.000. Het is absoluut een slag in de lucht en iedereen kan ook begrijpen dat het zoo is, want men kan niet weten wat er komen zal. Tot nog toe heeft men altijd met vermeerdering rekening moeten houden; nu de vrede komt zou het minder kunnen zijn. De raming is alleen gemaakt om eenigszins gemotiveerd het noodzakelijk bedrag van de plaatselijke Inkomsten belasting te kunnen schatten. Ook begrijp ik niet, waarom men nu wel in eens eene begrooting wil hebben van het Levensmiddelenbedrijf. Niemand valt erover, wanneer wij de raming van het nadeelig saldo van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 31