DONDERDAG *21 NOVEMBER 1918. 311 148 worden aonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 149 luidende: ^Uitgaven voor de stedelijke fabrieken van gas en electriciteit f 197050. De heer de Lange. M. d. V. Ik heb in de sectiën geklaagd over de totale afwezigheid van eene toelichting op de be grooting der lichtfabrieken. Ik wil dit even illustreeren. Er is b.v. een uitgavenpost: koolgasfrabicage van f 1.772.000. en een inkomstenpostverkoop gas van f 1.386.000.Uit deze begrooting is voor een raadslid niets op te maken. Daar om is mijne vraag, of het niet mogelijk zou zijn, dat in het vervolg deze begrooüng vergezeld gaat van eene toelichting, waaruit b v. zou kunnen worden, gezien, welke inkoopsprijs voor kolen wordt geraamd. Ik weet wel, dat het in de-laatste jaren moeilijk is daaromtrent gegevens mede te deelen, maar het is toch wel van belang te weten, wat de raming is ge weest. Vroeger bevatte de begrooting der gasfabriek ook altijd dergelijke toelichtingen. Wat de ontvangstpost betreft voor gas, zou ik willen vragen of het niet mogelijk zou zijn mede te deelen voor welken prijs geraamd wordt het gas te verkoopen. Wat het laatste punt betreft, zou ik nog eene opmerking willen maken. In de vergadering van 26 September j.l. is behandeld geworden de quaestie van de restitutie, die door de gemeente wordt gegeven aan de verbruikers in de buitengemeenten Toen is voorgesteld om die restitutie aan de buitengemeenten te doen ophouden. Mij is toen de raad gegeven om de contracten, waarbij tot gaslevering aan de buitengemeenten was besloten, eens te lezen. Ik heb dien raad opgevolgd en al die contracten nagelezen, maar ik blijf van oordeel dat het mogelijk zou zijn om de buitengemeenten thans voor het gas den kostenden prijs te laten betalen. De heer van der Pot heeft in die vergadering gezegdhet was het beste, dat wij in gesloten zitting daaromtrent eens eene bespreking zouden houden en de Voorzitter heeft daaraan zijn adhaesie gehecht. Ik wil daarop vragen: zouden Burge meester en Wethouders binnenkort den Raad in de gelegen heid willen stellen om over dat onderwerp in gesloten zitting van gedachten te wisselen'? De heer van Tol. M. d. V. In de Stedelijke Fabrieken wordt tegenwoordig veel werk uitgevoerd in eigen beheer en daarbij wordt gebruik gemaakt van werklieden, die verkregen wor den door middel van de arbeidsbeurs. Nu wil het mij voorkomen, dat die werklieden het zelfde loon moeten krijgen als bij de particuliere bedrijven en dat de opmerking, dat die loonen moeten aanpassen bij den loonstandaard op de Gas fabriek niet opgaat. Ik zou dus aan de Commissie ad hoe in overweging willen geven, dat zij overweegt de wensche- lijkheid om die loonen van losse arbeiders te brengen op het peil, dat bij particuliere bedrijven is aangenomen. De heer van der Pot. De vraag die de heer de Lange in de afdeelingen over de Begrooting van de Lichtfabrieken heeft gedaan is beantwoord door Burgemeester en Wethouders op pag. 5 onderaan van de Memorie van Antwoord. Daar hebben wij getracht eene uiteenzetting te geven waarom het moeielijk is om eene begrooting van een der bedrijven op zoodanige wijze toe te lichten als blijkbaar door den steller van de vraag werd verlangd. Ik heb daar weinig aan toe te voegen. Ik geloof, dat men bij een bedrijfsbegrooting met een geheel anderen toestand heeft te maken als bij eerie andere begrooting, bijvoorbeeld bij de gewone gemeentebegrootirig, en dat het moeielijk is daarbij eene andere toelichting te geven dan eene toelichting die weinig zegt. Een bedrijfsbegrooting heeft uitsluitend het karakter van eene schatting en de steller van de vraag heeft uit het antwoord kunnen zien hoe die schatting nu eenmaal noodzakelijk moet gebeuren. Die is zeer globaal omdat men als maatstaf nu eenmaal slechts kan nemen het geen in vorige jaren de ervaring is geweest om daaruit op te maken wat de verwachting is voor het komende jaar. Dit vertoont vanzelf een onzekere gedaante, en daarom geloof ik dat het weinig praktisch nut kan hebben om zoo'n be grooting in te kleeden met eene memorie van toelichting, zooals de heer dé Lange verlangt. Ik zou willen vragen: is niet eene betere wijze van behandeling deze, dat wanneer de begrooting van de gasfabriek ter sprake komt, daarbij even tueel eene vraag op een bepaald punt wordt gedaan en dat op die concrete vraag door Burgemeester en Wethouders wordt geantwoord. Misschien is het dan niet altijd mogelijk daaromtrent zeer preciese gegevens te verstrekken, maar in dien het mogelijk is kan dan door Burgemeester en Wet houders hier op dat punt worden ingegaan en de inlichtingen, die men verlangt, worden gegeven. Op één vraag wil ik even ingaan, namelijk op die omtrent den prijs, waarvoor het gas is verkocht. De vraag was niet duidelijk. Die prijs staat in de verordening. Dus hoe men daarmede bij de begrooting komt, begrijp ik niet goed. Omtrent den prijs van het gas van de buitengemeenten, is in de zitting, die de heer de Lange aanduidde, van Burge meester en Wethouders de toezegging gekomen, dat zij op nieuw zouden vragen het advies van den rechtsgeleerden raadsman van de gemeente. Ik kan zeggen, dat dat advies kort geleden is ingekomen en op het oogenblik circuleert bij Burgemeester en Wethouders. Het is ons voornemen om binnenkort in eene geheime zitting van den inhoud daarvan mededeeling te doen. De opmerking van den heer van Tol heb ik niet geheel begrepen. Hij heeft gezegd, dat tegenwoordig door de Gas fabriek werklieden worden betrokken van de arbeidsbeurs, die het loon krijgen dat de andere vaste arbeiders aan de Gasfabriek krijgen uitbetaald, maar hij wil, dat zij het loon krijgen dat wordt gegeven bij het particuliere bedrijf. Wat is de bedoeling van den heer van Tol? Waarom kan men die werklieden in hun loon niet gelijkstellen met de werk lieden aan de Gasfabriek? De heer van Tol. Ik bedoel dit: wanneer men arbeiders van de arbeidsbeurs betrekt, moet men bun het loon uit betalen, dat elders in de particuliere bedrijven wordt gegeven en geen vergelijking maken met de werklieden aan de Gas fabriek. De heer van der Pot. Dat kan alleen bewijzen, dat de loonen aan de Gasfabr iek te laag zijn. Dit is dan ook de reden geweest, waarom wij eene loonsverhoogirrg hebben voorgesteld. Nu heeft de invoering van een hoogeren loonstandaard ten doel gehad meer in overeenstemming te geraken met de loon standaard, die in de particuliere bedrijven geldt. Ik karr mij dan ook niet voorstellen, dat op het oogenblik daartusschen zoo'n groot verschil kan bestaan. Wanneer men aan de losse werklieden een hooger loon zou geven, zou dit tot ontevreden heid bij de andere werklieden leiden. De heer van Tol. Ik hoop, dat deze quaestie bij de Com missie een punt van overweging zal uitmaken. In verschillende adressen is er op aangedrongen, dat de losse arbeiders even veel loon zullen ontvangen als in het particulier aan hen wordt uitbetaald. De Voorzitter. Gesteld eens, dat de particulieren minder uitbetalen dan de Gasfabriek, zou de heer van Tol er dan op aan dringen, dat het loon aan de gasfabriek werd verlaagd? De vraag van den heer van Tol komt mij gevaarlijk voor. Het kan waar zijn, dat de verhoogingen in den gemeentedienst niet zoo vlug plaats vinden als in het particulier bedrijf, maar men moet toch niet vergeten, dat het in-gemeentedienst-zijn nog altijd zeer wordt gewenscht. Wanneer er eene betrek king open is, dan wil men heel gaarne in aanmerking komen. Ik geloof daarom niet, dat het verstandig is van den heer van Tol om te wenschen, dat de losse werklieden evenveel zullen ontvangen als in het particulier bedrijf. Het zou mis schien zoo verkeerd nog niet zijn om de Gasfabriek los te maken van den gemeentedienst; dan werd het een particulier bedrijf, dan was men geen gemeentewerkman meer en had men geen recht meer op pensioen. Ik geloof echter niet, dat de heer van Tol hiervoor veel zou gevoelen. Ik vind het daarom een gevaarlijk verzoek, dat. de Commissie ad hoe deze quaestie zal overwegen en ik betwijfel of de heer van Tol hier mede de belangen der werklieden behartigt. De heer Huurman. M. d. V. Ik geloof, dat U en de Wet houder den heer van Tol niet goed hebben begrepen. De heer van Tol bedoelt dit: verschillende werken, die vroeger wer den aanbesteed, worden thans in eigen beheer uitgevoerd. De werklieden worden nu voor eenige maanden aangenomen. Dit heeft dus absoluut niets te maken met den gemeente dienst. Het is heel iets anders of men wordt aangenomen voor vast, dan voor een of twee maanden. Er bestaat voor de losse werklieden in deze gemeente een standaardloon. Als nu de gemeente als tijdelijk werkgeefster optreedt, verlangen de werklieden hetzelfde loon dat bij particulieren verdiend wordt. Wanneer men voor een lager loon in vasten gemeente dienst kon komen, dan zou er misschien geen bezwaar zijn, maar nu dit niet het geval is en men slechts voor eenige maanden in dienst van de gemeente wordt aangenomen, wenscht men evenveel te ontvangen als in particulieren dienst. De Voorzitter. Ja, dat heb ik goed begrepen. De heer Huurman. Maar dan heeft U niet begrepen de vergelijking met de vaste gemeentearbeiders. De Voorzitter. Als men tegen een lager loon niet wil werken, laat men dan niet in dienst treden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 29