306 DONDERDAG 21 NOVEMBER 1918. maar drie uur, maar dan zou ik opmerken, dat iemand niet precies van 2 tot 5 uur zijn werk kan neerleggen. Hij verzuimt daardoor op zijn minst 6 uren of een halven werkdag. Hij moet om 12 uur weggaan en verliest dan het verdere gedeelte van den dag. Dat is dus een verlies van meer dan 3 uur. Dit is door U, Mijnheer de Voorzitter over het hoofd gezien en daarvoor is eene schadeloosstelling van 2.te weinig. Wanneer de nieuwe verkiezing wordt uitgeschreven en er naar candidaten wordt uitgezien, zou menigeen erdoor worden afgeschrikt om .candidaat te zijn, tenzij de kiesver- eeniging het tekort er bij wenscht te leggen. En dat zou toch allerminst gewenscht zijn. Wanneer de nieuwe Raad dadelijk zou moeten overgaan het presentiegeld te verhoogen, zou ik' dit verkeerd achten. Ik acht het daarom beter, dat dit nog door dezen Raad geschiedt en het presentiegeld op een be hoorlijk peil wordt gebracht. De heer Fokker. M. d. V. Ik zou mij met dit voorstel wel kunnen vereenigen, wanneer het de bedoeling was de ver hooging van het presentiegeld te doen ingaan met de instal latie van den nieuwen Raad, die na dezen Raad zal optreden. Ik zou het eene onpleizierige gedachte vinden, dat door dezen Raad aangedrongen zou worden op verhooging van het pre sentiegeld van de thans zittende leden. Ik gevoel evenwel er alles voor, dat de nieuwe candidaten niet behoeven te worden afgeschrikt, omdat het presentiegeld zoo laag is, dat het ver zuim niet wordt vergoed. Het gaat hier niet om zoo'n heel groot bedrag en ik ben van meening, dat er vele raadsleden zich met dit voorstel zullen kunnen vereenigen, wanneer het zoodanig wordt gewijzigd, dat de verhooging van het presen tiegeld zal ingaan voor de na de ontbinding optredende raadsleden. In dat geval zal ik ook mijn stem geven aan dit voorstel. De Voorzitter. Ik ben met de Wethouders te rade gegaan over dit voorstel. Wij gevoelen wel iets voor het betoog van den heer Briët, dat er meer uren worden verzuimd, dan er Raad wordt gehouden. Men moet evenwel niet vergeten, dat hier de gewoonte bestaat, dat voor eene voortgezette verga dering opnieuw wordt betaald. Burgemeester en Wethouders zijn nu van meening, dat liet verstandig zou wezen het presentiegeld te bepalen niet op f 4.maar op f 3.— wij moeten toch rekening houden met de gemeentefinanciën. Wanneer iemand na 12 uur verzuimt en hij dan f 6. verdient, zal niemand kunnen zeggen, dat hij voor niet werkt. Ik ben het niet eens met wat de heeren hebben gezegd betreffende de voorbereidende maatregelen voor eene Raads zitting en het bestudeeren van de ingekomen stukken. Wan neer de 8-urige werkdag wordt ingevoerd, kan men de overige 16 uur toch niet leeg zitten. Men zal dan tijd hebben om de voorstellen te bestudeeren. Ik zou dan ook de heeren Pera en Briët willen aanraden hun voorstel te wijzigen door het bedrag van het presentie geld te veranderen, in f 3.Ik acht eene vergoeding van f 2.wellicht te weinig, maar eene van f 3.ruim genoeg. Kunnen de heeren zich met het voorstel van Burgemeester en Wethouders vereenigen? De heer Pera. Wij gaan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders accoord. De heer van der Pot. M. d. V. Ik ben niet van dezelfde meening. Ik sta in beginsel op het standpunt van den heer de Lange. Ik ben tegen eene verhooging van het presentie geld, ook tot f 3.Wel erken ik, dat het eenige juiste motief voor eene verhooging van presentiegeld is, het motief door de heeren Briët en Pera riaar voren gebracht, n.l. dat er personen kunnen zijn, voor wie eene vergoeding van ƒ2.niet voldoende vergoeding is voor hun verzuim en die daardoor van het raadslidmaatschap zouden worden teruggehouden, doch ik kan nog niet aannemen, dat eene vergoeding van f 2.te laag zou zijn. Aangenomen dat het hier gaat om een halven dag verzuim en dat er menschen zijn, die voor een halven dag verzuim met 2.geen vergoeding krijgen, die opweegt tegen wat zij missen, dan zou ik willen vragenkan dan zoo iemand die dus meer dan 4.daags verdient, dat kleine nadeel niet lijden, wanneer hij toch aan den anderen kant in het bekleeden van het raadslidmaatschap de voldoening vindt dat hij kan medewerken aan de publieke zaak Daarom ben ik niet overtuigd, dat wij dezen weg op moeten. Ik zal dus stemmen ook tegen het voorstel om het presentie geld te brengen op 3. De heer Pera. M. d. Y. Ik heb geruimen tijd geaarzeld om met dit voorstel te komen, maar een ding heeft bij mij, zooals ik reeds gezegd heb, per slot van rekening den doorslag gegeven en dat is de verklaring van werkliedenzijde, dat 2.geacht moet worden te gering voor vergoeding te zijn en juist die stem van arbeiïlerszijde heeft mij er toe gebracht om in elk geval nu met dit voorstel te komen. Is de meerderheid van den Raad echter van oordeel, dat drie gulden voldoende is, dan leg ik mij daarbij neer. In elk geval 'wordt het bezwaar voor werklieden uit financieel oogpunt om lid van den Raad te worden geringer. Dat wij echter in deze richting iets doen, acht ik plichtmatig. Het aldus gewijzigde voorstel van den heer Pera wordt in stemming gebracht en aangenomen met 14 tegen 11 stemmen. Vóór stemmen de heeren: Heemskerk, van Tol, Briët, Pera, van der Eist, van der Lip, Bots, de Boer, van Romburgh, A. Mulder, Wilmer, J. P. Mulder, Huurman en Hoogenboom. Tegen stemmen de heeren: de Lange, Eerdmans, van der Pot, Fokker, Knappert, Boot, Oostdam, Sasse, Zwiers, Jaeger en Rei m erin ger. Volgnr. 74 wordt, daarom zonder hoofdelijke stemming aan genomen. Beraadslaging over vlgnr. 75, luidende: y>Jaarwedden van de ambtenaren en bedienden der Gemeente- Secretarie f 49558. De beraadslaging wordt geopend. De Voorzitter. Dit volgnummer moet met f 100 worden verhoogd in verband met de voorgenomen bevordering van den hoofdcommies J. A. van der Valk Bouman tot hoofd ambtenaar. De heer van Romburgh.' M. d. V. Zou ik even mogen vragen, of de ambtenaren, die nu met ingang van 1 Januari tot een hoogeren rang bevorderd worden, nog in het genot van het hoogere salaris aan dien rang verbonden, gesteld worden? De Voorzitter. Het spreekt van zelf, dat die personen niet worden bevorderd zonder daarvoor meer geld te krijgen. De heer Pera. Ik heb gehoord dat er in elk geval een bij is, die wel verhooging van rang heeft, maar geen vooruitgang in jaarwedde. De Voorzitter. Dat kan natuurlijk voorkomen. Maar dan gaan die ambtenaren toch in rang vooruit. Men begint dan met het maximum van den vorigen rang en krijgt vervol gens automatisch zijne vei hoogingen. De heeren hebben deze regeling zelf zoo vastgesteld, zoodat ik deze vraag dan ook niet begrijp. De heer A. Mulder. M. d. V. U zit er in, maar het komt mij toch heel vreemd voor. Nemen wij b. v. den ambtenaar Wijkmans. Dezen man heeft men, opdat hij niet minder zou ontvangen, gegeven eene periodieke verhooging. Nu staat hier, dat het de bedoeling is dien ambtenaar te verhoogen; financieël zal die verhooging eveiiwel eerst ingaan met 1921. Ik vind 2^»lk eene bevordering wel heel aardig, maar wat schiet zoo iemand daar nu mede op, wanneer hij op zijne verhooging toch moet wachten tot '21. De Voorzitter. Door die benoeming is hij in de gelegen heid om verhoogingen te verkrijgen. In Januari hebben wij hier tot middernacht gezeten om deze verordening vast te stellen en wanneer deze regeling aan de leden niet bevalt, moet de Commissie ad hoe daarin maar verandering brengen. Er zijn verschillende rangen, die als het ware in elkander grijpen en het is toch niet wel mogelijk om deze quaestie bij de begrooting weer te gaan behandelen. Wij kunnen daaraan niets veranderen. Wij hebben eenvoudig te nemen de bedragen, die in de verordening zijn vastgelegd. De heer Fokker. M. d. V. ik geef U groot gelijkwanneer men deze regeling niet goed vindt, dan had men daarover moeten spreken bij de vaststelling der verordening. Nu wordt deze verordening uitgevoerd. Ik zou den heeren, die tegen deze regeling bezwaar hebben gemaakt willen aanraden breng deze quaestie ter sprake, wanneer de Commissie ad hoe klaar is met haar werk. Op het oogenblik is hieraan niets te veranderen. De Voorzitter. Bij de begrooting kunnen wij onmogelijk gaan spreken over de traktementsregeling der ambtenaren. De beraadslaging wordt gesloten en volgnr. 75 overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders ver hoogd zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 76, luidende: Jaarwedden van den concierge en van de bodenf 6139.—". De heer Oostdam. M. d. V. De Voorzitter. Er is over dit volgnummer in de afdee-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 24