192.
ning genomen wordt, een tekort is van 7005. Ontvangsten
uit anderen hoofde toch heeft het uit het Plaatselijk Steun
comité gevormde Crisiscomité niet.
Het komt ons voor, dat het in de lijn van Uw vroegere
besluiten ligt de beide genoemde tekorten voor rekening van
de gemeente te nemen en wij geven U mitsdien, onder ver
wijzing naar de ter visie liggende staten, in overweging het
crediet van het Steuncomité Leiden, Oorlogstoestand 1914,
over het tijdvak 1 Augustus t/m. 31 October 1918 te ver-
hoogen met 4712.391/2 en voorzooveel het Crisiscomité be
treft boven het sedert 1 Januari 1918 toegestane crediet van
27000 nog een bijdrage te verleenen van 7005, teneinde
het op 30 October 1918 bestaande tekort te dekken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 294. Leiden, 15 November 1918.
Zooals U bekend is, werd in verband met het ongeval aan
de Zijlpoortsbrug op 19 Mei j.l. aan den heer W. A. de Graaf,
ingenieur bij Publieke Werken der gemeente Amsterdam,
verzocht rapport uit te brengen over de oorzaken van het
ongeval en tevens te adviseeren omtrent de plannen tot her
stelling, eventueel vernieuwing van de brug.
In zijn rapport, hetwelk in de Leeskamer ter inzage heeft
gelegen, kwam de heer de Graaf met betrekking tot het 2e
punt tot de conclusie, dat het in de eerste plaats gewenscht
was aan de Hollandsche Electrische Spoorweg-Maatschappij
uitstel te vragen van de op de gemeente ingevolge de in 1913
gesloten overeenkomst (zie Ingek. Stukken No. 261 van 1912)
rustende verplichting, om de als tijdelijke maatregel beweeg
baar gemaakte bestaande brug vóór 1 Augustus 1922 te doen
vervangen door een beweegbare brug met een doorvaartwijdte
van ten minste 8 M. Bleek de H. E. S. M. genegen dit uitstel,
b.v. tot 1 Augustus 1928, te verleenen, dan gaf de heer de
Graaf in overweging zoo spoedig mogelijk een geheele nieuwe
houten ophaalbrug, wat vorm en afmetingen betrof overeen
komende met de ingestorte, ter zelfder plaatse te maken.
Aangezien ook ons College van oordeel was, dat onder de
tegenwoordige tijdsomstandigheden eene algeheele vernieuwing
van de brug gepaard- zou gaan met exorbitant hooge kosten,
terwijl het omgekeerd geen zin zou hebben tot herstelling van
de bestaande brug over te gaan, indien deze reeds na onge
veer 3 jaren door eene geheel nieuwe brug moest worden
vervangen, wendden wij ons overeenkomstig het advies tot de
Directie der Spoorwegmaatschappij met het verzoek aan de
gemeente uitstel van hare verplichting te verleenen tot 1
Augustus 1928, terwijl wij inmiddels den Directeur van
Gemeentewerken opdroegen de herstelling van de brug naar
de denkbeelden, in het rapport van den adviseur ontwikkeld,
voor te bereiden.
De H. E. S. M. verklaarde zich bereid het gevraagde uitstel
te geven, echter onder voorwaarde, dat de gemeente aan haar
van af 1 Augustus 1922 tot den dag, waarop de nieuw te
bouwen beweegbare brug van 8 M. wijdte voor het scheep
vaartverkeer zou zijn opengesteld, een vergoeding uitkeerde
ten bedrage van 900.— per jaar, zijnde 4| van het in
gevolge de overeenkomst door dé maatschappij aan de ge
meente in 1913 uitbetaalde bedrag van 20.000.
Het komt ons voor, dat deze voorwaarde alleszins billijk is
en dat het derhalve aanbeveling verdient van het toegestane
uitstel gebruik te maken.
De kosten van herstelling der bestaande brug worden door
den Directeur van Gemeentewerken geraamd op ƒ8500.
Vermits de bestaande brug bestemd is nog een tiental jaren
dienst te doen, is het rationeel dit bedrag ook in 10 jaren
af te lossen.
Onder mededeeling, dat de Commissie van Fabricage zich
met onze voorstellen kan vereenigen, geven wij U mitsdien
in overweging:
a. ons te machtigen de met de Hollandsche Electrische
Spoorwegmaatschappij in 1913 gesloten overeenkomst inzake
het beweegbaar maken van de Zijlpoortsbrug in dien zin te
wijzigen, dat aan de gemeente uiterlijk tot 1 Augustus 1928
uitstel verleend worde van hare verplichting tot het maken,
onderhouden en bedienen van een beweegbaar gedeelte van
ten minste 8 M. wijdte in de Zijlpoortsbrug, onder voorwaarde,
dat de gemeente aan voornoemde maatschappij vanaf 1 Augus
tus 1922 tot den dag, waarop de nieuw te bouwen beweegbare
brug van 8 M. wijdte voor het scheepvaartverkeer zal zijn
opengesteld, eene vergoeding betale van 900.
b. door vaststelling van nevensgaanden suppletoiren begroo-
tingsstaat, een bedrag van 8500 te onzer beschikking te
stellen voor de herstelling der bestaande brug overeenkomstig
de denkbeelden van den ingenieur de Graaf en onder bepaling,
dat het bedrag der kosten in 10 jaren, telkens voor Vio ge
deelte, uit de gewone middelen zal worden afgelost, te be
ginnen met het jaar 1919.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 295. Leiden, 15 November 1918.
Onder mededeeling, dat ons College zich met nevensgaand
voorstel van Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas
en Electriciteit volkomen kan vereenigen, geven wij Uwe
Vergadering in overweging:
1°. te besluiten aan de Electriciteitsfabriek- een kapitaal van
650.000 te verstrekken voor uitbreiding dier fabriek met
een turbogenerator van 6000 K.W. met bij behoorenden ketel,
onder bepaling, dat jaarlijks door de fabriek aan de gemeente
zal worden betaald 5 °/o rente van het door haar geleende
kapitaal en dat te beginnen met het jaar 1919 jaarlijks 5°/o
zal worden bestemd tot aflossing van schuld of kapitaalbelegging;
2°. over te gaan tot vaststelling van den hierbij overgelegden
suppletoiren begrootingsstaat, groot 650.000.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 11 November 1918.
Hiermede hebben wij de eer Uw College te berichten, dat
het noodig zal zijn het vermogen der Electriciteitsfabriek be
langrijk uit te breiden.
Ondanks de heerschende slapte in de bedrijven der aan
gesloten industrieën zal reeds dezen winter geen volledige
reserve aan machinevermogen meer beschikbaar zijn. Na het
sluiten van den vrede wordt bovendien een zeer verhoogde
stroomatname van de aangesloten industrieën verwacht.
Het aantal nieuwe aansluitingen, zoowel voor licht als voor
kracht en andere doeleinden blijft steeds toenemen.
Nu* de vrede plotseling nabij komt, is dus onverwijlde
voorziening noodig. Voorloopig kan worden volstaan met uit
breiding van de machinecapaciteit der tegenwoordige fabriek.
Het bestaande gebouwencomplex biedt na een geringe
verbouwing van het ketelhuis nog de mogelijkheid tot het
bijplaatsen van een turbogenerator van 6000 K.W. met een
bijbehoorenden ketel, waarvan op grond der ontvangen offerten
de kosten op 650.000 kunnen worden geraamd.
Door deze uitbreiding zal de eerste 4 a 5 jaren aan de
behoefte aan electriciteit kunnen worden voldaan. De capaci
teit van de fabriek zal dan zoodanig zijn, dat per jaar 20.000.000
K. W. U. kunnen worden opgewekt.
Ter toelichting van de reusachtige ontwikkeling, die het
eleetriciteitsbedrijf de laatste jaren heeft doorgemaakt, is
hierbij gevoegd een overzichtx) van het aantal aansluitingen,
de toename van het electriciteitsverbruik en de bruto-inkomsten
van het bedrijf in de laatste jaren, benevens een schatting
voor den eerst komenden tijd.
Op grond van het voorgaande hebben wij derhalve de eer
Uw College te verzoeken den Raad machtiging te vragen tot
het uitbreiden der Electriciteitsfabriek met een turbogenerator
met bijbehoorenden ketel, waarvan de kosten worden geraamd
op 650.000 en het aanleg- en uitbreidingskapitaal der fa
brieken aan te vullen met gelijk bedrag onder bepaling, dat
door de fabrieken van dit kapitaal jaarlijks 5 rente zal
worden betaald en eveneens 5% zal worden afgelost.
De Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van
Gas en Electriciteit.
C. W. van der Pot, Bz., Voorzitter.
H. Dooijeweerd Jr., Loco-Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
Ligt in da Leeakaraer.