DONDERDAG 17 OCTOBER 1918.
235
een hoofd bij het herhalingsonderwijs bereikte. "Nu werd
ondersteld en ik moet zeggen, dat voor die onderstelling
schijnbaar eenige grond is dat bij Burgemeester en Wet
houders heeft voorgezeten het inslaan van een nieuwen koers,
toen ons die voordracht tot wijziging van de verordening
heeft bereikt, en dat nu die nieuwe koers bij deze voordracht
tot benoeming van een hoofd bij het herhalingsonderwijs tot
openbaarheid komt. Ik ben daarom zoo vrij, waar mij die
uitlegging omtrent de strekking der genoemde wijziging
eenigermate plausibel voorkomt ik kan ook grootelijks
dwalen aan Burgemeester en Wethouders te vragen wat
waar is van die voorstelling van de zaak en, zoo deze juist
is, waarom Burgemeester en Wethouders ons bij het voorstel
hebben onthouden deze toelichting: wij bedoeïen met deze
wijziging van de verordening af te wijken van den bestaanden
toestand, dat hoofden bij het herhalingsonderwijs alleen gere-
cruteerd worden uit de hoofdonderwijzers niet hoofdenwij
wenschen daarin ook de hoofden van scholen te betrekken.
De heer van der Lip. M. d. V. Ik kan in de eerste plaats
op de vraag van den heer Oostdam antwoorden, dat hetgeen
hij gezegd heeft juist is. De heer Krop is inderdaad ook
leeraar aan de Normaalschool te Voorschoten, maar het komt
mij voor, dat dit geen bezwaar behoeft te zijn om den heer
Krop te benoemen, omdat deze zich volkomen in staat acht
deze betrekking er bij waar te nemen.
De opmerking van den heer Sijtsma naar aanleiding van
het rapport van den Districtsschoolopziener is door U, Mijn
heer de Voorzitter, reeds voldoende weerlegd. Wij zijn niet
aansprakelijk voor een advies van den Districtsschoolopziener,
zoodat wij niet kunnen gaan verdedigen wat deze heelt
geschreven omtrent een van de sollicitanten. De bedoeling
van den Districtsschoolopziener is mijn inziens geweest, dat
hij den door den heer Sijtsma genoemden candidaat niet
geschikt acht, omdat deze van het hoofdschap opvattingen
huldigt die niet kunnen doen verwachten dat hij aan de
herhalingsschool de gewenschte leiding zal geven. En hier
mede is, dunkt mij, niets miszegd.
De voornaamste opmerking is gemaakt door den heer de
Lange. Deze meent, dat Burgemeester en Wethouders aan
den Raad niet denoodige inlichtingen hebben gegeven omtrent
een verandering in de verordening op het herhalingsonderwijs,
welke in een van de vorige Raadsvergaderingen is tot stand
gebracht. Ik moet dat met alle beslistheid tegenspreken. Ik
kan mij niet begrijpen hoe de heer de Lange daaraan komt.
In de oude verordening stond, dat over de benoeming van
de hoofden bij het herhalingsonderwijs de hoofden van
de scholen der 2e, 3e en 4e klasse moesten worden ge
hoord. Die bepaling leek Burgemeester en Wethouders wat
vreemd. Alle hoofden der scholen van de 2e, 3e en 4e klasse
zouden advies moeten uitbrengen omtrent de benoeming van
een hoofd bij het herhalingsonderwijs. Die bepaling kon echter
in de praktijk geen kwaad, als onder de sollicitanten geen
hoofden waren;dan konden de hoofden adviseeren omtrent de
sollicitanten, die allen klasseonderwijzers waren.
Maar toen Burgemeester en Wethouders vernamen, dat bij
de bestaande vacature ook enkele schoolhoofden van plan
waren om mede te dingen een recht dat natuurlijk door
iedereen zal worden erkend toen hebben Burgemeester en
Wethouders gezegd: deze bepaling moet veranderd worden.
Men kan toch niet eischen, dat een hoofd der school advies
uitbrengt over zijne eigen capaciteiten en in de verleiding
komt om andere sollicitanten te declineeren om zich zelf op
den voorgrond te plaatsen. Burgemeester en Wethouders
vonden deze bepaling toch al vreemd, maar waar hoofden
van scholen zouden mededingen, was het noodzakelijk, dat
deze bepaling veranderd werd. Ik zie niet in, dat dit zou zijn
het inslaan van een nieuwen koers. Wij hebben volstrekt niet
gezegdvoortaan benoemen wij een schoolhoofd tot hoofd van
de herhalingsschool, evenmin als wij vroeger gezegd hebben
wij recruteeren een hoofd van de herhalingsschool uit de
klasseonderwijzers. Dat hangt er heelemaal van af wie solli-
citeeren. Wanneer de heer Krop niet had medegedongen,
zouden wij weer een klasseonderwijzer hebben benoemd. Er
is dus geen sprake van het inslaan van een anderen koers.
Ik wil hieraan nog toevoegen dat in de meeste plaatsen het
hoofd van eene herhalingsschool een schoolhoofd is. Daar kan
ook, dunkt mij, niets tegen zijn. Ik herhaal het, toen Burge-
jneester en Wethouders vernamen, dat er ook schoolhoofden
zouden mede solliciteeren, hebben zij gemeend dat deze be
wuste bepaling veranderd moest worden en dat het beter
was dat bij de benoeming van een hoofd de Districtsschool
opziener van advies zou dienen.
De heer de Lange. M. d. V. Ik zou aan Burgemeester en
Wethouders nog slechts deze vraag willen doen: Is het vroe
ger al voorgekomen, dat Burgemeester en Wethouders bij het
opmaken van een voordracht voor hoofd van een herhalings
school reeds hunne aandacht gevestigd hadden op een hoofd
der school. Het is heel moeilijk aan te toonen, dat men een
nieuwen koers inslaat, wanneer er geen geschreven richtsnoer
bestaat, maar het zou toch aannemelijk te maken zijn, indien
zoolang het herhalingsonderwijs bestaat, er nog nooit een hoofd
der school hoold van eene herhalingsschool is geweest. Dit
bewijst wel niet absoluut, dat er een nieuwe koers wordt
ingeslagen, maar het maakt dit toch waarschijnlijk.
De heer van der Lip. Dat is onzin.
De Heer Fokker. M. d. V. Straks is de opmerking gemaakt.
of het wel verstandig is om iemand te benoemen tot hoofd
der Herhalingsschool, die reeds leeraar is aan de normaalschool
te Voorschoten. Hierop is door Mr. van der Lip namens
Burgemeester en Wethouders geantwoord, dat de heer Krop
zich volkomen in staat acht om deze betrekking er bij waar
te nemen. Dat spreekt van zelf. Wanneer hij dit niet vond,
zou hij niet hebben gesolliciteerd. De vraag is evenwel: achten
Burgemeester en Wethouders den heer Krop in staat deze
beide function waar te nemen, en acht men dit gewenscht,
waar hij reeds is hoofd eener school en er zelfs geen klas bij
kan waarnemen, zooals Burgemeester en Wethouders hebben
betoogd in hunne verdediging van het ambulantisme en reeds
is leeraar aan de normaalschool te Voorschoten, dat hij nu
ook nog wordt hoofd van de herhalingsschool? Dat de heer
Krop er nog gaarne een traktement wil bij verdienen, dat
wil ik gaarne aannemen. Maar ik zou gaarne het oordeel van
Burgemeester en Wethouders hieromtrent willen vernemen.
De heer Sijtsma. M. d. V. Nog eene enkele opmerking naar
aanleiding van wat de geachte Wethouder gezegd heeft over
het rapport van den Schoolopziener. De Wethouder zegt: wij
zijn niet verantwoordelijk voor wat deze heeft beweerd. Dat
is zoo, maar Burgemeester en Wethouders hebben deze voor
dracht gemaakt. Nu zou ik willen vragen: is bij het opmaken
van de voordracht rekening gehouden met het rapport van
den Schoolopziener en is het hieraan te wijten, dat de heer
Vos, die meer dienstjaren heeft dan No. 2 op de voordracht,
niet in aanmerking is gekomen? Wanneer kan worden gezegd,
dat, wanneer dit niet in het advies van den Districtsschool
opziener had gestaan, Burgemeester en Wethouders dezen
candidaat wellicht wel zouden hebben voorgedragen ter be
noeming, acht ik het beter, waar ik de pertinente verklaring
kan geven, dat hetgeen de Districtsschoolopziener ten opzichte
van dezen candidaat zegt niet waar is, dat Burgemeester en
Wethouders deze voordracht terugnemen, een nieuwe indienen
en daarbij rekening houden met mijn verklaring. Zij zouden
de betrokkenen ook zelf kunnen hooren. Het gaat niet aan,
dat de Districtsschoolopziener, die dit van den Arrondissements
schoolopziener overneemt, een verklaring omtrent iemand aflegt
van dezen inhoud: die man is niet geschikt, want die zou
den boel in de war sturen en minder parlementair gesproken
komt de verklaring daarop neer.
De heer Eerdmans. M. d. V. Naar aanleiding van het
antwoord, dat door den Wethouder, den heer van der Lip,
a,an den heer de Lange is gegeven, dringt zich bij mij de
overtuiging op, dat de toelichting, welke wij indertijd bij het
voorstel tot wijziging van het reglement hebben gekregen,
niet is geweest de volle wetenschap van Burgemeester en
Wethouders. Het is toch niet te onzer kennis gebracht, dat die
wijziging werd voorgesteld omdat hoofden van scholen wilden
solliciteeren. Ik zou willen verzoeken om, indien dergelijke
wijzigingen weer werden voorgesteld, aan den Raad mede te
deelen wat daarvan de eigeidijke bedoeling is.
De heer Oostdam. M. d. V. Ik wensch mij even aan te
sluiten bij het gesprokene door den heer Fokker. Indien er
gebrek was aan sollicitanten, zou men er misschien nood
gedrongen toe moeten overgaan alles op de schouders van
één man te laden, maar, waar hier geschikte sollicitanten
genoeg zijn, is het niet goed, dat iemand, die reeds hoofd
van een school is en leeraar aan een normaalschool, ook nog
met deze nieuwe functie wordt belast.
De heer de Lange. Mijnheer de Voorzitter.
De Voorzitter. ,U verlangt voor de derde maal het woord.
Heeft de Raad geen bezwaar den heer de Lange nogmaals
het woord te verleenen Zoo niet, dan is het woord aan den
heer de Lange.
De heer de Lange. M. d. V. Ik dank den Raad zeer voor
die vriendelijkheid.
Ik zal de vergadering niet lang ophouden. Ik wil alleen nog
opmerken, dat het werkelijk naar mijn oordeel, al is het dan
niet een afwijking van een gewoonte, goed zou zijn om nu
te benoemen tot hoofd bij het herhalingsonderwijs een onder
wijzer van bijstand, die hoofdonderwijzer is, omdat voor die