DONDERDAG
25 JULI 1918.
167
beidersbeweging om de regeling van den gasprijs vast te
stellen overeenkomstig die van Zaandam.
Wordt, gesteld in handen van Rurgemeester en Wethouders
om praeadvies.
7°. Verzoek van G. van der Wilk e. a., allen hulp-fröbel
onderwijzeressen aan het gesticht »Voorgeest" om herziening
harer salarisregeling en om in het genot te worden gesteld
van den vrijen Woensdag- en Zaterdagmiddag.
De Voorzitter. Ik stel voor dit adres aan te nemen voor
kennisgeving.
De heer Eerdmans. M. d. V. Gij hebt voorgesteld dit adres
voor kennisgeving aan te nemen, maar zou er bij U eenig
bezwaar tegen bestaan dat het adres ons wordt voorgelezen.
Het is aan ons nog niet bekend geworden.
De Voorzitter. Mag ik den Secretaris dan verzoeken het
adres voor te lezen?
«Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Edelachtbare Heeren,
Geven met verschuldigde eerbied te kennen G. van der
Wilk, M. de Wekker, H. Cossee en A. van Rooy, allen hulp
fröbelonderwijzeres aan het Gesticht Voorgeest te Oegstgeest,
ten deze domicilie kiezende bij de eerst ondergeteekende;
dat zij wekelijksch aan salaris ontvangen, na aftrek van
de pensioenbijdrage, f 6.47®. Alleen de ondergeteekende H.
Cossee ontvangt wegens 2 jarigen dienst ƒ6.935;
dat steeds wanneer zij aan de Directie om meerdere ver
goeding vroegen, hen in uitzicht gesteld werd, dat salaris-
verhooging plaats zou hebben te regelen door de Commissie
ad hoe;
dat hun nu blijkt dat geen salarisverhoogiug voor hen heeft
plaats gevonden
dat hun tegenwoordige bezoldiging niet in overeenstemming
kan worden geacht met hun bovenmatig langen arbeidstijd
voor dusdanig verantwoordelijk werk;
dat hun werktijd is van 's morgens 8V2 uur113A uur en
namiddags van 1 uur tot 5 uur;
dat voor hen zelfs geen vrije Woensdag- en Zaterdagmiddag
bestaat, zoodat zij na hunnen afmattenden dagtaak niet
instaat zijn zich meerdere bekwaamheid eigen te maken en
voor acten te studeeren;
redenen waarom zij Uwen Raad eerbiedig verzoeken het
daarheen te willen leiden, dat hunne salarisregeling worde
herzien, subsidair hun een persoonlijke toelage worde toege
kend en hun werktijd zoo zal worde geregeld, dat zij in het
genot van den vrijen Woensdag- en Zaterdagmiddag worden
gesteld.
'tWelk doende enz.
Leiden, Juli 1918.
A. v. Rooij.
M. de Wekker.
G. van der Wilk.
H. Cossee."
De heer van der Lip. M. d. V. In dit request worden twee
dingen gevraagdin de eerste plaats een regeling omtrent
den diensttijd, dit onderwerp behoort echter niet tot de com
petentie van den Raad, zoodat wij met het adres, wat dit
gedeelte betreft, niet anders kunnen doen dan het voor kennis
geving aannemen.
In de tweede plaats wordt gevraagd om verandering van
de salarisregeling. Wij hebben hier te doen met een onder
deel van de salarisregeling, die pas in Januari is vastgesteld.
Deze dames toch vallen onder de ambtenaren voor wie toen
de salarissen zijn geregeld. Zooals de Raad weet, is die regeling
toen van alle kanten bekeken en ieder heeft gelegenheid ge
had op- en aanmerkingen te maken. Moeten Burgemeester
en Wethouders nu praeadvies gaan uitbrengen op een ver
zoek van enkele van die ambtenaren die de vrijmoedigheid
hebben nu al weer te.komen vragen om herziening van hun
salaris? Dat gaat toch niet. Op deze wijze kunnen wij wel
aan den gang blijven. Gaan wij er op in, dan komen straks
weer andere ambtenaren om herziening vragen. Wij hebben
de nieuwe regeling juist vastgesteld met de bedoeling er nu
eens voor een tijd van af te zijn en zullen wij, nu de nieuwe
regeling pas een paar maanden werkt, al weer dadelijk notitie
gaan nemen van klachten? Ik zou daarom den Raad in over
weging willen geven mede te gaan met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders om dit adres voor kennisgeving
aan te nemen.
De heer Eerdmans. M. d. V. Naar den vorm betreft dit
verzoek de salarisregeling voor de ambtenaren, die in het
begin van dit jaar is aangenomen geworden. Naar het wezen
der zaak is er evenwel wel eenig verschil. In die verordening
is geregeld de positie van de verschillende gemeenteambtenaren,
waar deze onderwijzeressen ook toe behooren, doch andere
onderwijzers niet. Het geval, dat deze regeling ook geldt voor
de ambtenaren, die staan onder de Commissie voor Endegeest,
neemt evenwel niet weg, dat zij wat hare qualiteit betreft,
gelden als onderwijskracht. Ik kan mij begrijpen, dat er voor
die school verbetering van het onderwijzerssalaris wordt ge
vraagd, aangezien men hier te doen heeft met het geval, dat
deze onderwijzeressen niet gelijk staan met de overige ambte
naren. Zij behooren eigenlijk onder de regeling voor de onder
wijzers te vallen. Ik vestig daaromtrent alsnog geene meening,
maar ik vraag daaromtrent slechts inlichting.
De heer van der Lip. M. d. V. Ik wil de gevraagde in
lichting gaarne geven. De heer Eerdmans vergist zich, wanneer
hij meent, dat deze dames gerekend moeten worden tot het
onderwijspersoneel. Zij behooren tot de ambtenaren, voor wie
in Januari de nieuwe salarisregeling is vastgesteld. Op den
bij de verordening behoorenden staat D staat: adjunct-fröbel-
onderwijzer(es) 350.450.fiöbelonderwijzer(es) salaris
500.— 700.Derhalve is het salaris van deze onder
wijzeressen in Januari bij de algeheele salarisherziening vast
gesteld. Moeten wij deze regeling nu al weer gaan herzien?
Dit zou toch wel wat al te gek zijn.
De heer Pera. M. d. V. Dat er over deze aangelegenheid
thans gesproken wordt, geeft mij aanleiding te wijzen op een
punt op de agenda n.l. de regeling van het salaris van de
onderwijzers aan de buitengewone scholen. Er wordt hierbij
een punt in rekening gebracht, waar'men tot heden stilzwijgend
aan voorbij is gegaan, n.l. de eigenaardigheid van het onder
wijs en de moeilijkheid aan dat onderwijs verbonden. Waar-
Burgemeester en Wethouders het noodig hebben geoordeeld
om voor de onderwijzers aan de buitengewone school eene
uitzondering te maken, daar doen zich thans de stemmen
gelden van de onderwijzers te Voorgeest", die zeggen: wij
zijn benoemd geworden op een salaris gelijk aan dat van de
onderwijzers der buitengewone school. Nu komt het mij juist
voor, dat waar er gewezen wordt op de moeilijkheid van dat
onderwijs en het onaangename er van in vele opzichten, het
wel eenigszins bekoorlijk mag gemaakt worden door een
goed salaris. Het is de vraag of het niet gewenscht zou zijn
aan deze onderwijzeressen eenige tegemoetkoming te geven
in verband met het eigenaardige en het moeielijke van het
werk. De gedachte, welke als zoodanig door Burgemeester en
Wethouders zeiven op dit gebied in het midden is gebracht,
laat zich wel gelden en laat zich wel hooren. Dus, als op
dit oogenblik niet een beslissing wordt genomen, acht ik het
toch niet' verkeerd, dat er over gedacht wordt, dat het werk
aan Voorgeest onaangenaam en moeielijk is. Dat men aan
het personeel van de buitengewone scholen een hooger salaris
wil geven heeft mijn volle instemming, omdat erkend moet
worden, dat het personeel zeer moeielijk werk verricht en
de animo, waarmede dat werk verricht wordt, behoort mede
te wprken tot de vruchtbaarheid van het onderwijs. Wanneer
dat geldt voor de buitengewone scholen, mag men gerust
zeggen, dat het van niet minder beteekenis is voor het werk.
dat aan het gesticht «Voorgeest" wordt verricht. Bij punt XXI
van de agenda kan ik daarop nog even terugkomen, maar
in elk geval zou ik, wat deze onderwijzeressen aangaat in
overweging willen geven of niet eenigszins rekening dient
gehouden te worden, met den bijzonderen aard van het werk,
dat zij praesteeren.
De heer van der Lip. M. d. V. Ik begrijp het betoog van
den heer Pera niet. De regeling van de jaarwedde der onder
wijzers aan de buitengewone school is nu aan de orde en
daarmede heeft de wedderegeling van de onderwijzers of
onderwijzeressen van «Voorgeest" niets te maken. Deze vallen
onder de ambtenaren wier salaris in Januari is geregeld en
bij de vaststelling van hun salarissen is natuurlijk rekening
gehouden met den bizonderen aard van hun werk. Daarmede
is rekening gehouden, toen de Commissie ad hoe haar voor
stellen deed, toen Burgemeester en Wethouders praeadvies
uitbrachten en toen de Raad een beslissing heeft genomen.
Er is toen uit den aard der zaak gelet op de omstandigheid,
dat hun werk zooveel onaangenamer en moeielijker is dan
dat aan de gewone scholen.
De heer Pera. M. d. V. De heer van der Lip zegt, dat de
salarisseri der onderwijzers aan de buitengewone scholen nog
niet zijn geregeld, maar hier wordt bij de voorgestelde regeling
een element in het midden gebracht en met een punt rekening
gehouden, waarmede een uitzondering wordt gemaakt op den
algemeenen regel. Dat is de moeielijkheid van het onderwijs,
welke als motief wordt genomen om er een hoogere beloo-