166 DONDERDAG 25 JULI 1918: raison zou hebben, dan is het in dezen tijd, nu het bakkers bedrijf is ontwricht en men daarin met den dagarbeid kan volstaan. Men zou een proef kunnen nemen met de afschaffing van den nachtarbeid en daarom leek het mij toe, dat een kortere weg ware te volgen, waardoor tevens het College van Burgemeester en Wethouders misschien van veel arbeid was ontslagen. Er moet een onderzoek ingesteld worden, maar het resultaat zal toch wezen, dat wij aan de Commissie voor de Strafverordeningen vragen een verordening samen te stellen. Ik had daarom liever willen voorstellen dit verzoek onmiddellijk tot die Commissie te richten. De Voorzitter. Doet gij daartoe een voorstel? Burgemees ter en Wethouders achten het beter dit adres in hun han den te stellen om praeadvies. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zou te voren gaarne het gevoelen van den Raad wjllen hooren. De heer Wilmer. M. d. V. Ik kan mij bij de meening van den heer Sijtsma aansluiten. Mij dunkt, dat deze zaak van alle kanten zoo goed bekeken is, dat een praeadvies van Burgemeester en Wethouders in de meening van de Raads leden geen verandering zou kunnen brengen, aangezien ieder eenook Burgemeester en Wethouders een vast oordeel heeft. Een praeadvies is dus overbodig, als de Raad slechts een motie zal kunnen aannemen, welke ik reeds op schrift heb gesteld en tot welker mede-onderteekening ik den heer Sijtsma uitnoadig, om de Commissie voor de Strafverordeningen te verzoeken een dergelijke verordening te ontwerpen. De heer van der Lip. M. d. V. Ik wensch even op te merken, dat het bezwaarlijk gaat op dit oogenblik, zonder eenige voorbereiding over deze belangrijke kwestie een princi- pieele beslissing te nemen. Het moge waar zijn, dat in andere plaatsen een dergelijke verordening reeds bestaat, maar dat is nog geen reden om hier klakkeloos dat voorbeeld te volgen. Er zijn altijd nog meer plaatsen, waar zoo'n verordening niet bestaat dan waar dat wei het geval is. Het komt mij gewenscht voor, dat over deze gewichtige zaak door Burgemeester en Wethouders eerst praeadvies wordt uitgebracht, opdat de Raad dan, nadat de zaak behoorlijk is voorbereid en toegelicht, een uitspraak zal kunnen doen. De heer Wilmer zegt wel, dat de Raadsleden toch wel weten hoe zij zullen stemmen, maar ik zou willen vragenhoe weet hij, dat de Raadsleden met hun stem in den zak loopen? Het eenige wat zou kunnen worden gevraagd is of Burge meester en Wethouders een beetje spoed met hun praeadvies willen maken en, als dit gevraagd wordt, zullen Burgemeester en WTethouders met genoegen in dien zin een toezegging doen, maar om deze kwestie rauwelijks, zonder eenige voor- of toelichting te gaan behandelen, daartegen moet ik bezwaar maken. De heer A. Mulder. M. d. V. Ik zou den heeren Wilmer en Sijtsma willen aanraden hun verzoek in te trekken en ,ik sluit mij geheel aan bij het denkbeeld door den heer van der Lip geopperd om Burgemeester en Wethouders uit te noodigen zoo spoedig mogelijk een praeadvies uit te brengen, aangezien dit eene zaak is, die veel studie vereischt en er reeds in vele plaatsen verordeningen bestaan. Zonder al te groote moeite kunnen Burgemeester en Wethouders een praeadvies uitbrengen. De heer Wilmer. M. d. V. Na den heer van der Lip te hebben gehoord, ben ik bevreesd, dat een dergelijke motie niet een zuiver beeld zou geven van de stemming van den Raad betreffende deze quaestie. Vele leden zullen tegen de motie stemmen, terwijl zij toch niet persé zijn tegen de af schaffing van den bakkersnachtarbeid, omdat zij eerst het praeadvies van Burgemeester en Wethouders willen afwachten. Ik acht het daarom beter mijne motie in te trekken, vooral ook daar de heer van der Lip heeft toegezegd, dat Burgemeester en Wethouders spoedig met een praeadvies zullen komen. Ik verzoek dan ook Burgemeester en Wethouders daarmede de noodige spoed te betrachten. De heer Sijtsma. M. d. V. Nu mijn eerste hulp al dadelijk bakzeil haalt, zal ik mijn voorstel niet handhaven. Wat aangaat het bezwaar, dat men onvoorbereid zou zijn en dat in nog veel meer gemeenten geen verordening bestaat, dan er zijn, waarin eene dergelijke verordening is aangenomen, zou ik er toch op willen wijzen, dat er verschillende groote gemeenten zijn, waar eene dergelijke verordening bestaat als Amsterdam, Nijmegen en Apeldoorn. Die tellen voor heel wat kleintjes. Wanneer Burgemeester en Wethouders mij evenwel de ver zekering geven, dat zij spoedig met een praeadvies zullen komen, dan zal ik geen voorstel doen. Eerlang hopen wij dan ook een praeadvies van Burgemeester en Wethouders te zullen ontvangen. De heer Briët. M. d. V. Een enkeL woord naar aanleiding van hetgeen de heer Sijtsma heeft gezegd ter ondersteuning van het denkbeeld door Burgemeester en Wethouders geopperd. De heer Sijtsma zegt, dat in verschillende gemeenten eene verordening is vastgesteld. Hij weet toch ook wel, dat die verordeningen veel van elkander verschillen. Het stelsel, dat hier gevolgd zal worden, hangt geheel af van den toestand van Leiden. Daarom is het noodig op de hoogte te zijn van de toestanden in Leiden en de wenschen, die er geuit worden. Daarom acht ik een praeadvies gewenscht en acht ik het verkeerd zoo rauwelings op eene verordening aan te dringen. De heer Eerdmans. M. d. V. Ik hoor deze discussie met bijzonder veel genoegen. Eenige maanden geleden heb ik den Burgemeester gevraagd, of hij den tijd nog niet gekomen achtte om een dergelijke verordening in Leiden in te voeren. Ik heb toen niet kunnen bemerken, dat een van de leden, die thans zoo geporteerd zijn voor eene zoo directe invoering van deze verordening, blijken heeft gegeven van cenigen steun aan de door mij geuite meening. Ik kan er mij dan ook slechts over verheugen, dat er bij velen, zij het dan ook dank zij dit adres, zoo'n omkeer heeft plaats gehad. Ik zou evenwel willen, dat de gewone weg bewandeld werd en dat Burgemeester en Wethouders deze zaak met bekwamen spoed maar grondig voorbereiden, opdat eene verordening kan tot stand komen, die geschikt is voor de Leidsche toestanden. De Voorzitter. Ik kan mededeelen namens Burgemeester en Wethouders, dat zij zullen trachten zoo spoedig mogelijk aan den wensch van de heeren Sijtsma, Wilmer, Eerdmans en anderen te Voldoen. Ik mag derhalve aannemen, dat de Raad besluit dit adres te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders ter fine van praeadvies. Aldus wordt besloten. 2°. Adhaesiebetuigingen aan dat adres van: den Leidschen Bestuurdersbond; den Leidschen Christelijke Bestuurdersbond; de afdeeling Leiden van de Sociaal-Democratische Arbei derspartij de afdeeling Leiden en omstreken van den Nederlandsche Roomsch-Katholieke Volksbond; de Kamer van Arbeid voor de Voedings- en Genotmiddelen de Leidsche Coöperatieve Broodbakkerij en Verbruiksver- eeniging »Ons Doel". 4°. Verzoek van H. A. TheijssenNierhoff om toekenning van eene jaarlijksche toelage van gemeentewege. Dit verzoek luidt als volgt: »Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verscbuldigden eerbied te kennen: Hendrika, Arnoldina Theijssen, geb. Nierhoff weduwe van den op 15 Maart 1917 overleden Johannes Theijssen, in leven Bevolkings agent der Gemeente Leiden, dat zij geen aanspraak kan maken op eenig pensioen van 's Rijks wege, aangezien haar man na zestigjarigen leeftijd met haar in het huwelijk trad. Gedurende zijn diensttijd van 27 jaar heeft hij aan zijn pensioenfonds bijgedragen en ongeveer achttien jaar voor zijn eerste vrouw. dat zij zich, gezien de zeer zorgelijke omstandigheden, waarin zij zich na het overlijden vari haar echtgenoot bevond, gewend heeft tot H. M. de Koningin met het verzoek haar toch voor eenig pensioen in aanmerking te laten komen, »dat op genoemd verzoek afwijzend werd beschikt »dat zij in verband met het bovenstaande de vrijheid neemt Uwen Raad beleefd te verzoeken haar eenige jaarlijksche toelage van Gemeentewege te willen toekennen. 't Welk doende H. A. TheijssenNierhoff. Leiden, 3 Juli 1918. Kaiserstraat 7a." De Voorzitter. Ik stel voor afwijzend op het verzoek te beschikken. Wordt aldus besloten. 5*. Adhaesiebetuigingen van de Werkliedenvereeniging Recht en Plicht" en van de Roomsch-Katholieke Politie- agentenvereeniging »Sint Michiel" te Leiden aan het adres van het Nationaal Verbond van Gemeente-ambtenaren en hunne weduwen en kiuderen. Zal worden behandeld tegelijk met het desbetreffend adres. 6°. Verzoek van de Duurtecommissie uit de Leidsche Ar-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 2