180 DONDERDAG 25 JULI 1918. het gemeentebestuur van Zoeterwoude. Voor iemand met fijne reukorganen is die geur niet aangenaam. Ik heb er nog slechts eenmaal last van gehad. Wij hebben aan Burgemeester en Wethouders van Zoeterwoude geschreven, die opgeschrikt zijn geworden. Ik heb toen den Burgemeester van Zoeterwoude met den Directeur bij mij gehad en heb er toen met hen over gesproken. Ik heb nu van den Minister bericht ontvan gen, dat er krachtens de Hinderwet aan Burgemeester en Wethouders zal worden gevraagd de zaak zoo te regelen, dat de geur wordt afgeleid door een watergordijn en door een schoorsteen. Maar dit moeten wij nog afwachten. Door de dagbladen worden sommige dingen op hun kop gezet, maar men mag niet zeggen, dat de fabriek van Dr. van Calcar geen nut zal afwerpen. En waar wij nu misschien een groot voedseltekort tegemoet gaan, geloof ik. dat hij, die hier optreedt als klachtenbus, evenmin als ik de verantwoordelijkheid op zich zou willen nemen om die fabriek direct te laten sluiten, omdat de ge volgen daarvan niet bekend zijn. Ik heb alle moeite gedaan om deze zaak tot oplossing te brengen, omdat wij vermoe den, dat binnen korten tijd een afdoende regeling wordt getroffen, waardoor geen stank meer zal worden verwekt. Het is echter noodig terwille van de voedselvoorziening der be volking een weinig stank te verdragen, want de voedselvoor ziening gaat voor. De heer J. P. Mulder M. d. V. Zoo juist hebt gij gezegd, dat ik hier optreed als klachtenbus, maar ik meen dat ik een bescheiden vraag gedaan heb en daarop mag ik een bescheiden antwoord verwachten. De heer van Gruting. M. d. V. Ik wensch U een woord van hartelijken dank te brengen voor hetgeen gij hebt gezegd. Ik hoor eiken dag en den geheelen dag over die fabriek van Professor van Calcar spreken en nu wil ik wel een en ander daarover zeggen. Zonder twijfel is -de lucht onaangenaam, maar wij hebben te kiezen of te deelen: öf een dergelijke fabriek sluiten, zooals in Arnhem is gebeurd, of in de toekomst geen vet hebben, want de eenige manier om dierlijk vet te krijgen is, dat wij een dergelijke fabriek als van Professor van Calcar hebben, aangezien de varkens moeten worden gevoed met het voedsel, dat aan die fabriek wordt vervaardigd, en op die manier vet moet worden gevormd. Het volk is dan geholpen, want men moet niet vergeten, dat jam en suiker, die, zooals wij lezen, aan de menschen zullen worden verstrekt, het vet niet kunnen vervangen. Vet kan men alleen krijgen door het mesten van varkens en koeien. De koeien krijgen het vet door het eten van gras, maar dat is niet voldoende om het volk behoorlijk van vet.te voorzien, zoodat wij, als wij niet op andere wijze in de behoefte aan vet voorzien, aan ondervoeding ten gronde gaan. Daarom is het toe te juichen, dat Professor van Calcar die fabrieken heeft opgericht Die zeven fabrieken kunnen ondervoeding van het volk voorkomen en nu is de vraag of wij niet een beetje lucht kunnen verdragen. Mijnheer de V'ooizitter. Ik dank U voor het woord, dat gij gesproken hebt. Het is van belang, dat wij die vetfabricage krijgen. De Voorzitter. Ik geef thans het woord aan den heer Wilmer tot het stellen van vragen. De heer Wilmer. M. d. V. Ik zal heel kort zijn. Ik waardeer het, dat U mij de gelegenheid geeft die vragen te stellen, omdat U mij die hadt kunnen weigeren op grond dat die vragen zich bewegen op een terrein, dat tot Uw competentie behoort, niet tot die van den Raad. De distributie van de opgevorderde en in beslag genomen goederen wordt door de bevolking zeer gewaardeerd, maai de wijze, waarop die plaats heeft, geeft aanleiding tot al of niet gegronde ontevredenheid. Ik ben niet competent uit te maken in hoeverre die ontevredenheid gegrond is, maar ik begrijp volkomen, dat die ontevredenheid onder de bevolking is gerezen. Daarom zou ik de volgende vragen willen stellen: Zijn er in alle gevallen overwegende bezwaren, om de distributie van in beslag genomen oi opgevorderde goederen te doen geschieden door middel vari winkeliers? Zoo ja, zou er dan bezwaar tegen bestaan, om deze distributie steeds te doen geschieden op meerdere plaatsen in de stad, opdat ons gespaard mogen blijven dergelijke tafereelen, als zich voordoen bij distributie op één plaats'? De Voorzitter. Ik moet zeggen, dat ik buitengewoon goed de artikelen in de Leidsche dagbladen heb gelezen. Ik heb een stuk gelezen in de Leidsche courant, dat mij leed deed, omdat er uit bleek, dat men de zaak niet begreep. Waar U deze zaak thans ter sprake brengt, wil ik de zaak eens uiteen zetten. Zoodra er eene voldoende hoeveelheid eten in beslag wordt genomen, groot genoeg om op bons beschik baar te stellen, ben ik daartoe dadelijk bereid. Een ander geval is het, wanneer er gehamsterd wordt met eenige goederen en ik de goederen in bezit neem. Nu heb ik aan de regeering verzocht die goederen in Leiden te mogen houden. Ik heb dit gedaan om de ingezetenen zooveel mogelijk ter wille te" zijn. In zoo'n geval is het onmogelijk die arti kelen op bons bij de winkeliers beschikbaar te stellen. Er zijn hier ongeveer 15000 gezinnen. Nu krijg ik bv. 5000 zakjes cacao. Deze op bons beschikbaar te stellen, is eene onmogelijkheid. Ik moet die voorraad dus al bij een gewonen uitverkoop verkoopen. Nu vraagt U: waarom moet dit op één plaats gebeuren? Wanneer U mij extra politie zoudt kunnen geven, en de onkosten zoudt willen betalen, dan zou het mogelijk zijn, maar nu kan het niet anders. De verkoop in de Waag gaat heel goed. Ik heb er keper en katoen laten verkoopen en er is geen wanklank gehoord. Ik dacht daarom: het zal ook nu weer uitstekend gaan, maar ziet er werden daar ter plaatse ontdekt bekende agenten der ontevredenheid. Werkelijk waai-; ik doe de dingen eerlijk, maar ik mag geen geld wegwerpen door de artikelen in een zestal winkels te laten verkoopen. Daarvoor heb ik niet genoeg politie. De vorige maal waren er in 13A uur 4000 porties verkocht. Waarom moet men nu de bevolking gaan opwinden Werke lijk ik zorg dag en nacht voor de belangen van de gemeente en dan is het wel zeer verdrietig zulke ervaringen op te doen. Het is te betreuren, dat er altijd menschen zijn, die de ontevredenheid verdedigen en aanwakkeren. Dit wil ik hier eens zeggen, want ik heb het meis oculis gezien. Ik kan onmogelijk meer winkels voor de distri butie inrichten. De Waag is goed en ruim en het liep uit stekend. Ook vandaag had ik nog iets extra's op het gebied van de levensmiddelen beschikbaar te stellen. Degene, die dat voor mij doet, doet dat uitstekend en het kan niet anders gebeuren, althans niet op de manier, zooals sommigen willen. Het zou dan gaan als beschreven is in die fabel van La Fon taine van den zoon en deri vader die op den ezel wilden rijden en die ten slotte beiden ernaast gingen loopen. Wij zijn vandaag overgegaan tot loting, maar eigenlijk is het verkeerd, want, als men te kort komt, moet men datgene wat men heeft verstrekken aan hen, die 't het meest noodig hebben. Het eenige wat ik er dan op weet is de regel: wie het eerste komt, het eerste maant. Wij hebben, zooals ik zeide, heden geloot, maar dat is eigenlijk verkeerd. Het is zoo gemakkelijk het gezag af t'e breken en altijd met klachten te komen, maar men moet een beteren weg aangeven. De heer Wilmer. M. d. V. Ik dank U voor de inlichtingen. U hebt toch niet uit het feit, dat ik deze vragen heb gesteld, afgeleid, dat ik het, met de klachten geheel en al zou eens zijn Pik behoor tot degenen, die de ontevredenheid betreuren, maar ik ben overtuigd, dat de tevredenheid niet beter kan worden opgewekt en de ontevredenheid niet beter kan worden bestreden, dan door een dergelijke uiteenzetting als U hier gegeven hebt. Teneinde een dergelijke uiteenzetting van U te verkrijgen en om te doen uitkomen, welke groote moeite gij U voor de distributie geelt, heb ik die vragen gesteld. De Voorzitter. Ik dank U, dat gij die vragen tot mij hebt gericht. Niemand meer het woord verlangende, wordt de vergadering gesloten. N.B. Buiten de agenda werden nog behandeld: 1°. Voorstel om goed te keuren, dat het koelhuis van het Openbaar Slachthuis in verband met een des betreffend verzoek van de Regeering wordt omgebouwd in een vriesinrichting. (Zie pag. 176.) 2°. Voorstel tot het oprichten van een gemeentelijke var- kensmesterij en tot het verleenen van een crediet van f 60 a f 70600.voor het aankoopen der var kens. (Zie pag. 179.) Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ik ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 16