GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
131
OGEKOHEN STUKKEN.
N°. 188. Leiden, 22 Juli 1918.
In zijn adres inzake de reorganisatie en uitbreiding van het
aan de school van het genootschap «Mathesis Scientiarurn
Genitrix" gegeven onderwijs, verzocht het bestuur U om de
jaarlijksche subsidie, die het genootschap van de gemeente
ontvangt, in den vervolge, afgezien van de bijdrage in de
annuiteit der te sluiten leening, te bepalen op 11.900.— d. i.
dus, zooals wij in ons praeadvies van 12 dezer (lngek. Stukken
No. 170) schreven, ƒ1100.meer dan de bestaande subsidie
van 10.800.
Bij de vaststelling van ons praeadvies rees bij ons het ver
moeden, of in de aan het Rijk, de Provincie en de gemeente
aangevraagde nieuwe jaarlijksche subsidiën wel begrepen waren
de toelagen, die Rijk, Provincie en gemeente geven in de
kosten van het pensioenfonds van het genootschap en in
verband waarmede indertijd de bestaande jaarlijksche subsidie
bedragen werden verhoogd.
Wij vestigden daarom op een en ander de aandacht van
het bestuur, met verzoek ons te dezer zake nader in te
lichten.
Uit een na het afdrukken van ons praeadvies ontvangen
schrijven van het bestuur blijkt ons nu, dat ons vermoeden
inderdaad juist is en dat derhalve de aan Rijk, Provincie en
gemeente aangevraagde subsidiebedragen tot een te laag bedrag
in het oorspronkelijk adres en de daarbij behoorende bijlagen
zijn uitgetrokken.
De aan het Rijk, de Provincie en de gemeente aangevraagde
nieuwe jaarlijksche subsidiebedragen hadden mitsdien resp.
ƒ2000.ƒ600.en ƒ900.hooger moeten zijn, zoodat de
gemeentelijke jaarlijksche subsidie behoorde te stijgen tot
ƒ11.900.[-ƒ900.12.800.d. i. ƒ2000.meer dan
de bestaande subsidie.
Aangezien hier uitsluitend van een onwillekeurig verzuim
bij het bestuur sprake is, bestaat er bij ons College geen
bezwaar tegen, U voor te stellen ook het verhoogde subsidie
toe te zeggen, mits natuurlijk ook het Rijk en de Provincie
hunne subsidiën met de zooeven genoemde bedragen ver-
hoogen.
De conclusie van ons praeadvies wijzigen wij derhalve in
dien zin, dat sub 2° in plaats van «ƒ11.900.—wordt gelezen:
«ƒ12.800.—" en sub b der voorwaarden in plaats van «ten
minste ƒ22.400.— en ƒ8700.—": «ten minste ƒ24.400.—
en ƒ9300.—".
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 189. Leiden, 25 Juli 1918.
De begrootingsregelingen behoorende bij de voordrachten
van Burgemeester en Wethouders ten behoeve van de kosten
van electrischen aanleg in de perceelen Nieuwsteeg 10 en
Lammermarkt 36 (lngek. St. No. 187), de uitbreiding van het
aantal kamertjes in de Zweminrichting en de verruiming van
het dameszwembassin (Ingk. St. No. 182), de verstrekking
van bedrijfskapitaal aan de gestichten Endegeest c.a. (lngek.
St. No. 180) en de verbetering van den Hoogen Rijndijk
(lngek. St. No. 173), ontmoeten bij de Commissie van Financiën
geen bezwaar, indien de Raad tot het doen van deze uit
gaven besluit.
Evenmin heeft de Commissie bezwaar tegen de voorgestelde
begrootingsregeling van verschillende posten op den Dienst
1918 (lngek. St. No. 178).
Alleen wenscht de Commissie in overweging te geven te
bepalen, dat, indien de gemeente voor de aan Endegeest c. a.
te verstrekken gelden eene hoogere rente dan 472 moet
betalen, ook aan de gestichten de hoogere rente in rekening
zal worden gebracht.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 190. Leiden, 25 Juli 1918.
De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen,
dat zij geene bedenkingen heeft tegen:
1°. den staat van af- en overschrijving op de begrooting,
dienst 1917, van het College van Vrouwen-Kraammoeders
2°. de rekening, dienst 1917, van dat College;
3°. de begrooting, dienst 1919, van datzelfde College;
4°. de rekening, dienst 1917, in de Gemeentelijke Bank van
Leening
5°. de begrooting, dienst 1919. dier instelling;
6°. de rekening, dienst 1917, van den Armenraad;
7°. de rekening, dienst 1917, van de Stedelijke Werkinrichting
8°. de begrooting, dienst 1919, dier Inrichting, en
9°. de balansen en winst- en verliesrekeningen, dienst 1917,
der Stedelijke Fabrieken van Gas- en Electriciteit.
Zij stelt U voor tot goedkeuring van genoemde rekeningen
en begrootingen te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 191. Leiden, 6 Augustus 1918.
Tengevolge van het aan den heer E. J. Eggink verleend
eervol ontslag als lid der Schattingscommissie, bedoeld in
art. 57 der Inkomstenbelasting 1914, zal door Uwe Vergade
ring moeten worden overgegaan tot de benoeming van een
opvolger.
Aangezien het van veel belang is dat de Controleur der
Gemeentebelastingen in die commissie zitting heeft, opdat hij
naast de belangen van het Rijk ook die der gemeente kan
behartigen, geven wij Uwe Vergadering in overweging tot
lid der Schattingscommissie voornoemd, te benoemen den
heer A. J. P. Spiesz, Controleur der Gemeentebelastingen te
Leiden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 192. Leiden, 6 Augustus 1918.
Bij raadsbesluit van den 30en Augustus des vorigen jaars
werd Mej. Dr. S. Hofker, leerares in de Nederlandsche taal
en letterkunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes
alhier, met ingang van 1 October 1917, tot het einde van
den cursus 1917/1918, benoemd tot leerares in het schoon
schrijven aan die school, en zulks ter voorziening in de
vacature welke was ontstaan tengevolge van het aan Mej.
J. H. Hoestra verleend eervol ontslag.
De Commissie van Toezicht stelt thans, bij haar in de Lees
kamer ter inzage liggend schrijven, voor, om Mej. Hofker
definitief met het onderwijs in dat vak te belasten.
Aangezien ons College zich met het voorstel van de Com
missie geheel kan vereenigen en daartegen ook bij den
Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs geen bezwaar be
staat, geven wij U in overweging om Mej. Dr. S. Hofker, met
ingang van 1 September a. s. vast aan te stellen als leerares
in het schoonschrijven aan de Hoogere Burgerschool voor
Meisjes alhier.
Voorts stellen wij U voor, om de jaarwedde van Mej. Hofker,
als leerares in het schoonschrijven vast te stellen op het bij
de verordening bepaalde bedrag van 100.—, voor het geven
van ten hoogste 2 lesuren per week, en haar pensioensgrond
slag voorloopig te bepalen op hetzelfde- bedrag.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 193. Leiden, 6 Augustus 1918.
In de Raadszitting van den 25en October 1917 werd, ter
vervanging van Mej. Dr. C. Ligtenberg, voor den verderen
duur van den loopenden cursus, alzoo tot 1 September 1918,
Mej. C. H. Kool benoemd tot leerares in de geschiedenis en
aardrijkskunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes alhier.
Met het oog op de vacature, die alzoo den len September
a.s. weder zal ontstaan, en in verband met de wijziging die
onlangs gebracht is in de verordening, regelende de jaar
wedden der leeraressen en leeraren aan die inrichting, zijn
door ons sollicitanten opgeroepen naar de betrekking van
leerares in de vakken geschiedenis en aardrijkskunde te zamen,
of van leerares in elk dier vakken afzonderlijk.
Het is evenwel te verwachten, dat in de vacature niet
vóór den len Januari 1919 zal zijn voorzien.
Overeenkomstig het advies van de Commissie van Toezicht
en van den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs, geven
wij Uwe Vergadering daarom in overweging, om Mej. C. H.
Kool tot 1 Januari 1919 te bestendigen in hare betrekking
van tijdelijk leerares in de geschiedenis en aardrijkskunde
aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes alhier.
Tevens stellen wij U voor, om de jaarwedde van Mej. Kool,
voor den verderen duur harer tijdelijke aanstelling, te bepa
len op hetzelfde bedrag, als dat, hetwelk tot nu toe door