147 N°. 163. Leiden, 21 Juni '1918. In nevensgaand adres verzoekt H. Tijhuis, pachter van de invordering der bruggelden aan de Zijl- of Spanjaardsbrug hem een gedeelte van de pacht over 1917 kwijt te schelden. Zooals U bekend is werd hem de pacht opgedragen krachtens raadsbesluit van 4 Mei 1916 (lngek. Stukken no. 93) gedurende het tijdvak van l Mei 1916 tot 1 Januari 1918 voor de som van f 1000.— per jaar en krachtens raadsbesluit van 14 November 1917 (lngek. Stukken no. 267) gedurende het jaar 1918 voor de som van f 500.per jaar. Eenige maanden geleden wendde de pachter zich tot ons met het verzoek om teruggave van een gedeelte der pacht over 1917 en ontheffing van de pacht over 1918. Wij konden toen echter geen termen vinden om inwilliging daarvan te bevorderen, aangezien, zoo schreven wij aan adressant, het risico van de pacht, zoowel in gunstig als in ongunstig opzicht, door den pachter moet worden gedragen en de mogelijkheid geenszins was uitgesloten, dat de doorvaart door de brug zich in den loop van 1918 ten zijnen gunste wijzigde. Thaus herhaalt de pachter zijn verzoek, om kwijtschelding van een gedeelte der pacht over 1917, bij Uwe Vergadering. Op de zooevengenoemde gronden komt het ons nog steeds voor, dat daarop niet anders, dan afwijzend kan worden be schikt. Een zeilde gedragslijn is reeds meermalen door U ingenomen ten opzichte van aannemers, die vergoeding ver zochten wegens geleden nadeel. Wij geven U mitsdien in overweging het verzoek van H. Tijhuis, pachter van de invordering der bruggelden aan de Zijl- of Spanjaardsbrug, om kwijtschelding van een gedeelte der pacht over 1917, niet in te willigen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan de Raad der Gem. Leiden. HoogEdelachtb. Heeren. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen ondergetee- kende Hendrikus Tijhuis te Rijssen, als pachter van de Span jaardsbrug te Leiden. En verzoekt beleefd hem over 't jaar 1917 een resistutie van die pacht te willen verleenen daar hij bijna 700.— schade over dat jaar heeft geleden ontstaan door overmacht, als totaal gebrek aan petrolie en steenkolen waardoor de vaart veel verminderde, bovendien door buiten gewone hooge gaslichtkosten. b.v. over de rpaand Februari 1916 heeft hij f 4,25 betaald en kreeg over de maanden Januari en Februari een rekening van 43,60 wat voor ongeveer 30 aan de tol het Zeilhek dienstbaar is wat in gewone omstandigheden niet zoozeer van invloed was doch wat in deze abnormale tijdsomstandigheden voor hem niet draaglijk is. Reden waarom hij hoopt U Geacht Colege gunstig over zijn verzoek zult beslissen. Gaarne is hij bereid nadere toelichtingen te geven. Teeken ik met de meeste Hoogachting Uw Ed. dw. d.r. H. Tijhuis. N°. 164. Leiden, 21 Juni 1918. In ons voorstel van 26 April j. 1. (lngek. Stukken no. 109) gaven wij U met het oog op het gebrek aan petroleum en kaarsen in overweging een bedrag van 2200.te onzer beschikking te stellen voor het aanbrengen van electrische seinverlichting aan de 4 daarvoor in aanmerking komende be weegbare bruggen in de groote vaart, zijude de Schrijversbrug, de Turfmarktsbrug, de Janvossenbrug en de Marebrug. Aangezien de Minister van Waterstaat enkele dagen, vóór dat het voorstel in behandeling kwam, het verbod van nacht vaart voor alle waterwegen had uitgesproken, meende Uwe Vergadering op 2 Mei j. 1. niet op het voorstel te moeten ingaan. Intusschen heeft de Minister bij zijne beschikking van 16 Mei d. a. v. bepaald, dat het verbod vooralsnog niet van toe passing zal zijn ten aanzien van verschillende wateren, o. m. niet ten aanzien van de vaartverbindiug tusschen Rotterdam en Amsterdam over Gouda, Aar en Amstel en die over Delft, 's-Gravenhage en Leidschendam. Op deze vaart verbinding gaat de scheepvaart dus onge stoord door, zoodat het, nu petroleum door de Toewijzings commissie niet meer beschikbaar wordt gesteld en de voor raad kaarsen uitgeput is, zonder dat nieuwe kunnen worden verkregen, noodzakelijk is tot het aanbrengen van electrische verlichting aan die bruggen der groote vaart, welke niet reeds van gas- of electrischen aanleg zijn voorzien, over te gaan. Overeenkomstig het advies van de Commissie van Fabricage geven wij U mitsdien andermaal in overweging door vast stelling van nevensgaanden staat van af- en overschrijving, een bedrag van f 2200.te onzer beschikking te stellen voor het aanbrengen van electrische seinverlichting aan de bovengenoemde 4 bruggen. Op den post «Onvoorziene Uit gaven" is nog f 143.835 beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 20