.DONDERDAG 23 MEI 1918.
127
De Voorzitter. Ik wensch aan hetgeen de geachte Wethouder
heeft gezegd nog een theoretische beschouwing toe te voegen.
De heer Sijtsma verwart de zaak, want hij stelt het voor
alsof door de grootte van den meter ook het gasverbruik wordt
aangegeven, maar dat verband behoeft geenszins te bestaan.
Men kan een groot huis hebben met een klein gasverbruik,
terwijl men dan toch een grooten meter noodig hoeft om een
behoorlijke capaciteit voor het huis te hebben. De heer Sijtsma
zou in theorie gelijk hebben, als de meterhuur evenredig was
aan het gasverbruik, maar dat is het geval niet. Menschen,
die een kleinen meter hebben, gebruiken soms veel gas en
omgekeerd zijn er huizen, waar weinig gas wordt verbruikt,
terwijl de meter groot is. Het gaat niet om de vraag wat men
gebruikt, maar wat men kan gebruiken.
De heer Sijtsma. M. d. V. Nog slechts een enkele opmerking.
Ik ben toch nog niet geheel overtuigd, noch door hetgeen de
geachte Wethouder noch door hetgeen door U is aangevoerd.
Eigenlijk geeft de Wethouder mij gelijk, want hij zegt, dat,
vergeleken bij het oude tarief, bij het nieuw voorgestelde pro
gressie is toegepast, aangezien onder het bestaande tarief voor
een 3-lichtsmeter naar evenredigheid meer werd betaald dan
volgens het nieuwe tarief betaald zal moeten worden. Dat
mag echter niet als basis gelden. De vraag mag alleen zijn,
of deze regeling goed is. Men mag niet zeggen, nu de regeling
vroeger niet goed is geweest, zullen we dat stelsel behouden
maar de fout wat kleiner maken, zoodat deze minder zwaar
treft. Als juist is en in het algemeen is dat juist dat
iemand, die een 10-lichtsmeter heeft, meer licht verbruikt
dan een ander, die een 3-lichtsmeter heeft, dan moet hij, als
er progessie bestaat in het tarief, ook naar evenredigheid
meer meterhuur betalen en niet, zooals in sommige gevallen,
minder per lichtpunt.
Gij hebt, Mijnheer de Voorzitter, mijn bezwaar een theoretisch
bezwaar genoemd en het geval, door U aangehaald, kan zich wel
eens voordoen, maar als regel zal dat niet voorkomen. Het zal
uitzondering zijn geloof ik, en zal ik blijven gelooven, tenzij
gij mij kunt overtuigen van het tegendeel door te zeggen,
dat de zaak is onderzocht en daarbij de juistheid van uw
stelling is gebleken. Het lijkt mij toch toe, dat een groot huis,
dat veel lichtpunten heeft, ook meer verbruikt dan een huis
met weinig lichtpunten en nu zal dat groote huis slechts een
paar centen moeten betalen per lichtpunt, terwijl huizen
met minder lichtpunten 7 cent in rekening wordt ge
bracht.
De heer Aalberse. M. d. V. Ik geloof, dat de redeneering
van den heer Sijtsma in allo opzichten onjuist is. Bij Zijn
uitgangspunt verwart hij het belastingbeginsel en de huur
van een bepaald voorwerp. Wat moet de basis zijn. waarop
de gemeente een bepaald voorwerp aan een ingezetene ver
huurt? Dit, dat de kosten alsmede de rente en aflossing
behoorlijk worden gedekt, en geen ander. En in alles wat de
gemeente bij die vaststelling verder gaat heeft men te zien
een verkapte belasting, welke totaal ongeoorloofd en in strijd
met de Gemeentewet is.
Bovendien heeft de heer Sijtsma verward de capaciteit van
den meter en de kosten van den meter. Hij zegt: als men
dubbel zooveel lichtpunten heeft, moet men ook tweemaal
zooveel meterhuur betalen. Dat heeft echter niets met elkander
te maken. Waarom is in het tarief het aantal lichtpunten
genoemd Omdat dat aangeeft de hoegrootheid van den meter
en den .prijs van den meter, maar daarmede wordt geenszins
de hoegrootheid van het gasverbruik aangegeven. Zooals terecht
door U is opgemerkt, kan men een grooten meter hebben,
omdat men eens of twee keeren per jaar in zijn huis zooveel
licht wil verbruiken als die meter toelaat, terwijl men echter
als regel een klein verbruik heeft. Dit heeft met de zaak
zelve evenwel niets te maken.
Het gaat om billijk vast te stellen den huurprijs van den
meter. Het is niet de vraag, hoeveel gas er gebruikt kan
worden, maar hoeveel de meter aan de gemeente kost. Wanneer
de meter op is, moeten de kosten hiervan door den huurprijs
behoorlijk zijn gedekt. Dit is het uitgangspunt geweest van
de commissie.
Men is met een nieuw voorstel gekomen, omdat gebleken
was, dat er te weinig werd betaald. Er werd dus cadeau
gegeven, wat een verkeerd standpunt is in een economisch
bedrijf.
Het is dan ook slechts de bedoeling, zooveel huur te vragen,
dat de kosten voor het aanschaffen van den meter zijn gedekt.
De heer Sijtsma, zou er een soort belasting van willen maken,
naar draagkracht, maar daar gaat het niet om. Men heeft
gezocht naar een billijken grondslag voor huur- en verhuur
der meters, en dit heeft niets hoegenaamd met de draagkracht
der huurders te maken.
De beraadslaging wordt gesloten en artikel 3 zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
De artikelen 4 tot en met 7 worden zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming aangenomen.
De geheele verordening wordt vervolgens zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
XXIII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten
behoeve van de uitbreiding van het politiepersoneel met 12
agenten.
(Zie Ing. St. No. 124).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van Romburgh. M. d. V. Ik wil gaarne mijn stem
aan dit voorstel geven, alleen is het mijne overtuiging, dat
de Burgemeester als hoofd der Politie niet ver genoeg is
gegaan met zijn verzoek en dat het aantal politieagenten, dat
wordt aangevraagd, te klein is voor de behoefte.
De heer Fokker. M. d. V. Ik zal gaarne mijne stem aan
het voorstel van Burgemeester en Wethouders geven, maar
toch wil ik daarover een enkel woord zeggen. Wanneer ik
het voorstel goed heb begrepen, is het de bedoeling om het
aantal agenten voor den straatdienst slechts weinig uit te
breiden, maar de uitbreiding van het corps hoofdzakelijk aan
den recherchedienst ten goede te doen komen. Immers zoo
dra de nieuwe agenten voldoende zullen zijn afgericht om zelf
standig dienst te doen, zal uit het corps de recherche met
12 man worden uitgebreid. Hierdoor geloof ik, dat men zich
te veel bindt. Het zou kunnen zijn, dat het de voorkeur ver
diende agenten die elders reeds bij de recherche dienden en
die hiervan routine hebben, aan te stellendeze zou men
niet op het aanvangstraktement krijgen en men zou dus meer
geld noodig hebben ten einde de meest geschikte krachten
van elders te kunnen krijgeD. Door de toelichting van dit
voorstel zou die mogelijkheid mijns inziens zijn uitgesloten.
Ik zou daarom het gevraagde bedrag liever willen verhoogen,
of het besluit geheel los willen maken van de toelichting, ten
einde U mijnheer de Voorzitter als hoofd der Politie op een
hooger traktement rechercheurs van buiten zoudt kunnen
aanstellen wanneer het belang van den dienst dit eischt.
De Voorzitter. Ik geef den heer van Romburgh volkomen
gelijk, maar waar is de grens?
Wij leven in een moeilijken tijd. Aangelokt door de groote
winst wordt door benden aankomende jongens alles, wat men
maar krijgen kan weggenomen. En nu gaat het niet aan om
achter ieder mensch een politieagent te zetten. Wij moeten
probeeren, of met deze uitbreiding zal kunnen worden volstaan.
Om te kunnen instaan voor absolute veiligheid tegen bal
dadigheid, zou men wel 400 agenten noodig hebben, maar
de financieele draagkracht der gemeente heeft grenzen. Ik
meende, dat men met deze uitgave een verbetering zou kunnen
tot stand brengen en daarom ben ik met dezen bescheiden
eisch gekomen. Men heeft tegenwoordig in de gemeente zoo
veel geld noodig, dat ik zelf aarzel met dit voorstel te komen.
De doeleinden, waarvoor men tegenwoordig geld behoeft,
zijn meest economische en, zooals ik reeds bij de bespreking
van de kwestie van de distributie van katoen expliceerde,
worden juist de minst welvarende gemeenten het hardst dooi
de distributie-maatregelen getroffen, ook financieel, zoodat wij
voorzichtig moeten wezen. Wij kunnen wel allerlei uitgaven vo-
teeren, maar dan loopen wij per slot van rekening vast.
Ik heb gemeend deze bescheiden aanvraag te moeten doen,
eerst bij Burgemeester en Wethouders en thans bij den Raad.
Zooals men weet, ben ik er geen voorstander van om rnet
uiterlijke praal en vertoon op straat te komen. Ik bedoel dit niet
persoonlijk, maar men heeft wel eens vermoeden, dat Burge
meesters gaarne veel politie-agenten hebben. Nooit zelfs ben
ik hier met een voorste! tot uitbreiding van het aantal politie
agenten gekomen. Het zit dikwijls in de personen, niet in het
aantal. Als iedereen zijn plicht deed en dien met ijver en lust
vervulde, zou men in verschillende bedrijven zoowel in
gemeentelijke als andere met minder personen toekunnen,
maar of de laatste jaren bevorderlijk zijn geweest aan de
plichtsvervulling, daarover zal ik mij niet uitlaten. Ik heb in
elk geva( gemeend, dat wij voorloopig met deze aanvrage
moesten trachten te volstaan.
Wat de heer Fokker heeft gezegd neem ik meer op als een
goeden wenk dan als een bestrijding van het voorstel.
Het voorstel luidt:
»Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging door
vaststelling van nevensgaanden staat van af-en overschrijving
een bedrag van /8U00.beschikbaar te stellen voor de uit
breiding van het personeel der politie met 12 agenten."
Daardoor wordt inzooverre vrijheid gelaten, dat ik kan zien
hoe met dat bedrag het best valt tewerken.Hetkanzijn.dat
de Commissaris van politie de heeren zullen begrijpen, dat
ik mij met die persoonlijke dingen van de politie niet kan