126
DONDERDAG
23 MEI 1918.
kunnen verstrekken als gevolg van de vele in bezitnemingen
van dat artikel. Maar in het algemeen is Leiden een stad.
welke er werkelijk ongelukkig aan toe is door de gelijkheid
van distributie over het geheele land. Zooals ik meermalen
aan den Minister heb te kennen gegeven, verleden week
nog telegrafisch en meermalen vroeger schriftelijk werkt de
gelijke distributie over het geheele land ongelijk ten voordeele
van de welvarende en ten nadeele van de niet-welvarende
gemeenten.
Ik kan nu iets extra's verschaffen. Aan den heer Sijtsma,
die gevraagd heeft hoe die verstrekking zal geschieden, kan
ik mededeelen, dat ik bezig ben om met een deskundige na te
gaan of het niet beter is per gezin bijvoorbeeld vijf el katoen
te geven. Wij zitten te berekenen hoever wij kunnen gaan
om de menschen te helpen en onze wensch is zoover mogelijk
te gaan.
Nu vraagt de heer Sijtsma of het geen aanbeveling verdient
van dat katoen eerst kleedingsstukken te laten maken. Ik heb
die vraag met mijn deskundige ook onder de oogen gezien,
maar wij zijn tot de slotsom gekomen, dat het 't zelfde
blijft in welken vorm het katoen verstrekt wordt. Maar
bovendien is het niet nuttiger, dat in de gezinnen, welke
het katoen zullen krijgen, de dochters of de vrouw des huizes
deze zal in den regel wel ander werk genoeg hebben, dus
de dochters in de eerste plaats dat maakloon zeiven ver
dienen door van dat katoen kleedingsstukken, te maken? De
gezinnen, over welke het katoen zal worden verdeeld, bestaan
ten deele uit menschen, die op dit oogenblik in de zoogenaamde
busjes- of groentenfabrieken niets kunner. verdienen.
Wat de heer Sijtsma vreest, namelijk dat het katoen, als
het onbewerkt wordt gedistribueerd, in handen van de op-
koopers zal komen, kan even goed gebeuren met gereed ge
maakte goederen. Ook ik vind die opkoopers schandelijke
menschen, maar ik keur evenzeer af de handelingen van de
menschen, die hetgeen zij ontvangen aan de opkoopers over
doen. Het is heel gemakkelijk één categorie van menschen de
schuld te geven. Wat met de sajet is gebeurd heeft ook mij diep
geërgerd. Verscheidene menschen hebben ze zwart laten
verven of verkocht. Menschen, die voor die sajet in aan
merking wenschten te komen, omdat zij, zooals zij dikwijls
in het publiek kwamen vertellen, voor zulke artikelen
geen geld konden besteden, gaven 15 cent uit om die sajet
te laten verven, omdat het zwarte, geen grijze kousen
moesten wezen. Waren er geen opkoopers, dan hadden de
menschen geen gelegenheid die artikelen van de hand te doen.
maar waren er geen menschen, die hun goederen niet ver
kochten, dan hadden die opkoopers niets te doen. Ik meen dan
ook, dat die beide categorieën van personen gelijkelijk te ver-
oordeelen zijn. Nu geloof ik, dat met die gereed gemaakte
kleeren hetzelfde zou gebeuren als met het onverwerkte katoen
en in den tegenwoordigen tijd is het dunkt mij beter bij wijze
van huiswerk die menschen van die katoen kleedingsstukken
te laten vervaardigen.
De uitdeeling zal ik doen geschieden vanwege de gemeente.
U zegt, dat de politie wel eens gedistribueerd heeft; zeker,
dat is wel eens een enkele keer voorgekomen. Bij de sajet-
en schoenendistributie is dit niet het geval geweest. Het is
gebeurd, wanneer het betrof in bezit genomen goederen.
Thans zal ik van gemeentewege laten distribueeren, waar
voor ik de dames van den Urgentieraad denk te vragen zich
er mede te belasten.
Dat bij de distributie de politie aanwezig is, acht ik niet
kwaad. Dat ik bij distributie van olie, waarvan ik slechts een
klein aantal flesschen had, gebruik heb gemaakt van de hulp
der politie, spreekt van zelf. Ik kon hier moeilijk eene com
missie voor gaan benoemen.
Hiermede meen ik Uwe vragen te hebben beantwoord. Ik
dank U, dat U de aandacht op deze zaak heeft gevestigd en
ik hoop gebruik te maken van de nuttige wenken, die U
mij gegeven heeft.
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke
stemming overeenkomstig het praeadvies besloten.
XXII. Verordening, houdende wijziging van de verordening
van 17 December '1914 (Gem. blad no. 36), betreffende de
levering van Gas door de Stedelijke Fabrieken van Gas- en
Electriciteit te Leiden.
(Zie Irig. St. No. 128.)
De algemeene beschouwingen worden geopend.
De heer Sijtsma. M. d. V. Het is eigenlijk te mooi weer
om lang te vergaderen. Ik zal dan ook niet heel veel over
dit punt zeggen.
De heer van der Lip. Ik hoor U anders gaarne spreken.
De heer Sijtsma. M. d. V. Wanneer het waar is, wat de
geachte Wethouder zegt, dat hij mij gaarne hoort, wil ik
mij deze opoffering wel getroosten en wat meer zeggen als
ik eerst dacht te doen.
De Voorzitter. Mag ik U verzoeken te blijven bij het punt,
dat aan de orde is.
De heer Sijtsma. M. d. V. Het is mijn schuld niet, wanneer
ik wat. afdwaal. Houdt U den heer van der Lip in toom.
Ik wil iets zeggen over den meterhuur. Tot mijn leedwezen
heb ik in de tabel in plaats van eene progessie een degressie
aangetroffen.
Voor den 3-lichtsmeter moet worden betaald 20 cent per
maand, of 7 cent per licht, voor den 5-lichtsmeter 25 cent,
dus5 cent per licht en voor den 10-lichtsmeter 30 cent; dat
is maar 3 cent per lichtpunt.
De prijs daalt ten slotte tot 1 cent per lichtpunt. Iemand,
die een 3-lichtsmeter heeft, is gewoonlijk minder kapitaal
krachtig dan iemand die een 30-lichtsmeter heeft. Nu dacht
ik, dat men een andere schaal zou kunnen nemen, waardoor
men een billijker verhouding zou krijgen. Dit is het bezwaar,
dat ik tegen deze regeling heb.
De Voorzitter. U had beter gedaan deze quaestie bij artikel 3
ter sprake te brengen.
De heer Sijtsma. M. d. V. Laat meri het dan beschouwen,
dat wat ik thans heb gezegd, betoogd is bij artikel 3.
De algemeene beschouwingen worden gesloten.
De artikelen 1 en 2 worden zonder beraadslaging of hoofde
lijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 3 luidende:
Het tweede en derde lid van artikel 9 worden gelezen als
volgt
ft De aanwijzing van den gewonen gasmeter wordt aange-
teekend op een daarvoor bestemde kaart, die door den ver
bruiker bij den meter, onder het bereik van den met de
opneming belasten beambte moet worden bewaard. De gewone
gasverbruikers hebben de meters in huur, terwijl aan de
muntgasverbruikers de meters kosteloos in bruikleen worden
gegeven."
De in de tabel, behoorende bij het vijfde lid van dit artikel,
genoemde bedragen van de meterhuur per maand worden
achtereenvolgens gelezen als volgt:
0.20, f 0.25, f 0.30, 0.50, f 0 70, 1.-, ƒ1 30, 1.65,
2.—, 2.75, 3.50."
Het zesde, zevende en achtste lid van dit artikel vervallen.
Het tiende lid wordt gelezen als volgt:
»Blijkt bij den herijk, dat de meter meer dan drie ten
honderd te veel of te weinig aanwijst, dan is de gasverbruiker
van de betaling van de kosten van vervanging ontheven. In
dat geval, benevens, indien de herijk door de Directie is
aangevraagd en de miswijzing meer dan drie ten honderd
blijkt te bedragen, wordt de sedert de laatste opneming ver
bruikte en nog niet berekende hoeveelheid gas door de
Directie op een der volgende wijzen, te harer keuze, bepaald
a. naar den maatstaf van het gemiddelde van het verbruik
der laatstvoorgaande en der eerstvolgende maand, of
b. naar het verbruik gedurende de overeenkomstige maand
van het vorige jaar."
De Voorzitter. Wat de heer Sijtsma gezegd heeft bij de
algemeene beschouwingen, moet geacht worden te zijn ge
zegd bij dit artikel.
De heer van der Pot. M. d. V. De heer Sijtsma komt tot
een onjuiste vergelijking, wanneer hij het bedrag per maand
te betalen voor meterhuur gaat deelen door het aantal licht
punten van den meter. Dan zou het in elk geval nog juister
zijn, wanneer men de werkelijke capaciteit van de meters
ging vergelijken, doch ook dan let men niet op de bedoeling
welke bij het vaststellen van een metertarief heeft voorgezeten,
en deze is dat uit de meterhuur moesten worden opgebracht
de kosten van aanschaffing alsmede de rente en aflossing.
Die kosten zijn niet evenredig aan de capaciteit. Vergelijkt
men nu het bestaande tarief met het voorgestelde, dan ziet
men, dat juist in meerdere mate progressie is toegepast, om
dat de huur van de 3-lichtsmeters van 15 tot 20 cent, dus
met 33 is verhoogd, terwijl voor de rubriek, welke boven
aan staat. n.l. die van 200-lichtsmeters, de huur van ƒ3.—
op ƒ4.50 is gebracht, derhalve is verhoogd met 50%. Dit is
het juiste stelsel, dat in de verordening behoorlijk tot uiting
is gekomen.
Bij de vaststelling van het nieuwe tarief is ook in aan
merking genomen hetgeen in andere plaatsen aan meterhuur
in rekening wordt gebracht en het tarief, dat hier wordt
voorgesteld, geeft in vergelijking met het in andere gemeenten
geldende een zeer behoorlijke en redelijke progressie.