106
VERORDENING, regelende de invordering van leges- en
expeditiegelden ter Secretarie, bij het Oud-Archief en
aan het Bureau van den Burgerlijken Stand te
Leiden.
Art. 1.
De betaling der leges- en expeditiegelden geschiedt bij
vooruitbetaling in handen van de ambtenaren, daartoe door
Burgemeester en Wethouders aangewezen.
Voor nasporingen bij abonnement moet de betaling van het
geheele bedrag geschieden bij den Gemeente-ontvanger, vóór
dat van het abonnement wordt gebruik gemaakt.
De rechten, geheven krachtens artikel 2 der wet van 23
April 1870 (Staatsblad no. 72), gewijzigd bij de wet van 20
Juni 1913 (Staatsblad no. 294), worden ingevolge artikel 3
dier wet ingevorderd door den Ambtenaar van den Burgerlijken
Stand.
Bijaldien er onzekerheid bestaat omtrent den duur van
nasporingen of hulpverstrekkingen, zoodat het niet mogelijk
is het bedrag van het daarvoor verschuldigde recht vooraf
te bepalen, kan voor zooveel de Secretarie betreft, door den
Secretaris, en voor zooveel het Oud-Archief betreft, door den
Archivaris, de latere betaling worden toegestaan.
Art. 2.
Het bedrag der ontvangen gelden, benevens van de even-
tueele zegel- en registratierechten, wordt op het stuk ver
meld, terwijl daarop door den ambtenaar, die het geld ont
vangt, ten bewijze daarvan zijn paraaf gesteld wordt.
Voor rechten, ontvangen wegens verrichte nasporingen en
verleende hulp. wordt desgevraagd quitantie verstrekt.
Art. 3.
Op elk der betrokken bureaux wordt een register gehouden,
waarin de ontvangen gelden opgeteekend worden.
Behoudens het bepaalde bij het Koninklijk besluit van 26
September 1879 (Staatsblad N°. 155) worden de over een
maand ontvangen gelden vóór den 5en van de volgende
maand bij den Gemeente-Ontvanger verantwoord en gestort,
op staten, goedgekeurd en onderteekend, wat de Secretarie
betrelt, door den Secretaris, wat het Archief betreft door den
Archivaris en wat het Bureau van den Burgerlijken Stand
betreft door een der Ambtenaren van den Burgerlijken Stand.
Art. 4.
Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1919.
Op dien datum vervalt de verordening, regelende de invorde
ring van leges- en expeditiegelden van 27 Juli 1899 (Gem. Blad
N°. 16), gewijzigd bij verordening van 1 September 1903
(Gem. Blad N°. 39).
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N° 146. Leiden, 7 Juni 1918.
Onder overlegging van één bezwaarschrift tegen een aan
slag in het vergunningsrecht, geven wij U in overweging, om,
evenals in vroegere jaren, dat bezwaarschrift te stellen in
handen van een uit Uw midden benoemde commissie van
onderzoek, teneinde daaromtrent praeadvies uit te brengen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 147. Leiden, 7 Juni 1918.
In de maand April van het afgeloopen jaar verzocht de keur
meester van visch en ooft, D. Braaksma, ons hem met ingang
van 2 Juli 1917 eervol ontslag uit zijne betrekking te ver-
leenen.
Aangezien toen weliswaar plannen tot reorganisatie van
de keuring van visch en ooft bij ons College in overweging
waren, doch het niet mogelijk was deze in zoo n kort tijds
verloop tot stand te doen komen, verzochten wij den heer
Braaksma nog eenigen tijd in functie te blijven, waartoe deze
zich bereid verklaarde.
Het komt ons voor, dat nu in verband met de reorganisatie
van de keuring van beide voedingsmiddelen, het traktement
van den keurmeester van visch en ooft, hetwelk ingevolge
raadsbesluit van 22 Juni 1893 500 bedroeg, benevens 20
pensioentoelage, niet onder de oogen is gezien bij de alge-
meene salarisherziening, er alleszins termen aanwezig zijn
den heer Braaksma, die tot 15 Mei j. 1. zijne functie heeft
waargenomen, in verband met zijne bereidwilligheid eene
gratificatie te geven en wij stellen U daarom voor te be
sluiten den gewezen keurmeester van visch en ooft D. Braaksma
alsnog eene gratificatie voor eens ten bedrage van 100 toe
te kennen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 148. Leiden, 7 Juni 1918.
Overeenkomstig onze toezegging hebben wij overwogen, in
hoeverre de aan U overgelegde concept-verordening, houdende
reglement voor de schoolvergaderingen aan de openbare lagere
scholen te Leiden (Ingek. Stukken n°. 125) zou kunnen
worden gewijzigd, teneinde aan de door Uw medelid, den
heer Aalberse, in de vergadering van 23 Mei j.l. geopperde
bezwaren tegen de redactie van dé artikelen 9, 10 en 11
tegemoet te komen.
Ofschoon ons wijziging der voorgestelde redactie nog steeds
niet bepaald noodig voorkomt, is alsnog eene gewijzigde
redactie voor de artikelen 9, 10, 11 en 12 door ons ontworpen,
in het vertrouwen, dat de bezwaren van den heer Aalberse
dan zullen zijn opgeheven.
Wij geven U mitsdien thans in overweging:
1°. artikel 9, laatste lid te lezen: y>Deze uitspraken hebben
het karakter van adviezen".
Bij vervanging van «aangenomen voorstellen"' door «deze
uitspraken" zullen ook verworpen voorstellen hieronder vallen.
Immers, bij een voorstel kan de schoolvergadering zich zoowel
in positieven als in negatieven zin uitspreken. Men denke
slechts aan de verwerping van een voorstel, door het hoofd
der school ter tafel gebracht. Het woord «uitspraak" komt
ons daarom in deze alleszins juist voor.
2°. in artikel 10 achter alinea d in te voegen:
»e. de uitspraken der vergadering." en in verband hiermede
de punt achter het woord vbesluiten" in alinea d te vervangen
door een komma punt.
Alinea d moet behouden blijven, aangezien de vergadering
ook besluiten kan nemen, b.v. het besluit tot benoeming van
een secretaris (art. 4) en het besluit tot vaststelling van de
notulen (art. 10). i
3°. het eerste lid van artikel 11 als volgt te lezen:
y>Meent het hoofd der school aan een uitspraak der vergade
ring geen gevolg te moeten gevendan deelt hij dit met opgaaf
van redenen binnen acht dagen, nadat de uitspraak gedaan
isschriftelijk mede aan Burgemeester en Wethouders en aan
den secretaris der schoolvergadering."
4°. in het derde lid van artikel 11 de woorden oorspron
kelijk besluitte vervangen door^uitspraak"tengevolge waar
van het vierde lid kan vervallen.
Het is niet twijfelachtig, dat een besluit krachtens artikel 11,
derde lid moet worden uitgevoerd, nu onderscheid gemaakt
wordt tusschen besluiten en uitspraken. Aan besluiten moet
uitvoering gegeven worden, terwijl uitspraken (d. z. beslis
singen op voorstellen) slechts het karakter van adviezen dragen.
5°. in artikel 12eerste lid de woorden y>en beslotente
doen vervallen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 149. Leiden, 8 Juni 1918.
Overeenkomstig het advies van het College van Stads-
geneesheeren, en gelet op art. 17 der verordening van 15
Februari 1906 (Gem.Blad n° 4), regelende het geneeskundig
toezicht op de openbare en bijzondere scholen en den werk
kring van den schoolarts, laatstelijk gewijzigd bij verordening
van den llen April 1918 (Gem.Blad n° 10), geven wij Uwe
Vergadering in overweging tot 4en schoolarts te benoemen
den heer J. A. Duffels, arts, alhier, onder bepaling, dat de
benoemde voor de eerste maal zal aftreden op 1 April 1919.
Aan den Gemeenteraad. Buig. en Weth. van Leiden.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.