GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
99
INGEKOIIES STUKKEN.
N°. 133. Leiden, 21 Mei 1918.
Wij hebben de eer Uwe Vergadering mede te deelen dat
in de Ministerieële beschikking van 30 April j.i., tot verdeeling
van onze gemeente in stemdistricten voor de verkiezing van
leden van de Tweede- Kamer der Staten-Generaal, tengevolge
van abusievelijk plaats gehad hebbende afwijking van de
dezerzijds voorgestelde nummering dier districten, bij besluit
van 17 Mei j.l. wijziging is gebracht.
Dientengevolge stellen wij U voor aan art. 1 van de bij
ons voorstel vah 11 Mei j.l., No. 117, ter vaststelling aan
geboden verordening, regelende de verdeeling der gemeente
Leiden in stemdistricten voor de verkiezing van leden van
den Gemeenteraad, achter de woorden wan 30 April 1918"
toe te voegen de woorden gewijzigd bij dat van 17 Mei 1918".
Wij maken van deze gelegenheid gebruik U tevens een 2-tal
verbeteringen voor te stellen in de reeds genoemde verordening,
regelende de verdeeling der gemeente in stemdistricten en
in die, houdende aanwijzing van de stemlokalen in die dis
tricten en wel in dien zin dat in art. 3 van eerstgenoemde
en in het eenig artikel van de tweede verordening als stem
lokaal voor het stemdistrict 5 in plaats van»de timmerloods
in de Stadstimmerwerf", wordt gelezen: »een der lokalen van
de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit'' en voor
het stemdistrict 12 in plaats van: »het schoollokaal aan de
Paul Krugerstraat (School 3e klasse No. 6)": »de timmer
loods in de Stadstimmerwerf".
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 134. Leiden, 21 Mei 1918.
Aan den Edel Achtbaren Heeren Burgemeester en
Wethouders van Leiden.
EdelAchtbare Heeren!
Namens de Commissie voorde Huishoudelijke Verordeniugen
heb ik de eer U mede te deelen, dat Uw praeadvies op het
voorstel van de Heeren Van der Eist en Sijtsma, tot vast
stelling van een verordening, houdende reglement voor de
Schoolvergaderingen aan de Openbare Lagere Scholen te
Leiden, haar geen aanleiding geeft tot opmerkingen.
Namens de Commissie voornoemd,
P. E. Briët.
N°. 135. Leiden, 23 Mei 1918.
Tegen den door Burgemeester en Wethouders voorgestelden
aankoop van de perceelen Hoogewoerd no. 5 en Jodenkerk-
steeg nis. 1 en 3 voor de som van f 20375.— en de over
drachtskosten, met den daarbij overgelegden begrootingsstaat
(Ingek. St. no. 122), heeft de Commissie van Financiën geen
bezwaar. Evenmin tegen de door Burgemeester en Wethouders
voorgestelde verhoogiug van het voorschot aan den Gemeente
ontvanger verstrekt voor het doen van voorloopige beta
lingen, met f 6000.—met de daartoe strekkende begroo-
tingsregeling (lng. St. no. 118).
De Commissie adviseert U mitsdien conform die voorstellen
te besluiten.
Ook ontmoet de bij Ingek. Stuk no. 124 behoorende staat
van af- en overschrijving op de begroeiing voor 1918 bij de
Commissie geen bedenking, indien de Raad voor de bij die
voordracht bedoelde uitbreiding van het politiepersoneel de
vereischte gelden f 8000.beschikbaar stelt.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 136. Leiden, 23 Mei 1918.
De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te
deelen, dat zij tegen de rekening, dienst 1917, van de
Plaatselijke Schoolcommissie, alsmede tegen de begrooting,
dienst 1919, dier commissie, geen bedenkingen heeft.
Evenmin heeft zij bezwaar tegen den suppletoiren staat
tot wijziging der begrooting, over het dienstjaar 1917, der
Gemeentelijke Bank van Leening.
Zij stelt U mitsdien voor die rekening en begrooting, als
mede dien suppletoiren begrootingsstaat goed te keuren.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën
No. 137. Leiden, 31 Mei 1918.
Blijkens de ter visie liggende rapporten van den Directeur
der Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen
alhier en van de Plaatselijke Schoolcomissie is eene herziening
van de traktementen van de aan die inrichting verbonden
leerkrachten urgent. In het bijzonder is dit gebleken uit het
feit, dat de geschikte candidaten ter vervulling van de be
staande vacature van leeraar in het Nederlandsch en Hoog-
duitsch hunne sollicitatie hebben ingetrokken of van sollicitatie
hebben afgezien, aangezien de bezoldiging, die zij na aftrek
van de verplichte stortingen voor pensioen deelachtig zouden
worden, hun te laag voorkwam.
Behalve de bijdrage voor weduwen en weezenpensioen ad
5°/0 en de gewone jaarlijksche bijdrage van 2'A °/0, voorzooveei
het aan de afdeeling B verdiende salaris betreft, wordt toch
van de jaarwedde aan de afdeeling A gedurende de eerste 4
jaren niet minder dan 12Va per jaar gekort, omdat de
leeraren aan de afdeeling A eener gemeentelijke kweekschool
ten opzichte van hun pensioen als burgerlijke ambtenaren
worden beschouwd Tegen deze laatste korting bestaat
vooral bij de candidaten bezwaar. Veelal zijn zij werk
zaam bij het lager onderwijs, alwaar zij ingevolge de
geldende bepalingen, in plaats van de afloopende korting
gedurende 4 jaar ad 12V3°/o, slechts eene jaarlijksche
korting van 2 °/o, zij het ook een doorloopende, behoeven te
betalen. Natuurlijk geldt dit bezwaar in mindere mate bij de
zeer jonge sollicitanten, doch voor een betrekking van leeraar
aan een inrichting, waaraan onderwijzers moeten worden ge
vormd, verdient het aanbeveling in den regel meer ervaren
leerkrachten aan te stellen. Dit is ook in het financiëel be
lang van de gemeente, aangezien zij krachtens het gewijzigde
Koninklijk besluit van 10 Mei 1918 voor iederen kweekeling,
die de akte van bekwaamheid, bedoeld in art. 77a der wet
op het lager onderwijs verkrijgt, een Rijksbijdrage ontvangt
van f 672.
De Plaatselijke Schoolcommissie acht het daarom en met
het oog op de verhooging van de traktementen voor de
onderwijskrachten bij lager, middelbaar en voorbereidend
hooger onderwijs in deze gemeente in de laatste jaren,
wenschelijk, dat ook de laatstelijk in 1910 geregelde jaarwed
den aan de Kweekschool worden verbeterd.
Bij het ontwerpen van eene nieuwe salarisregeling voor de
Kweekschool dient, zoo merkt de commissie in haar rapport
op, met verschillende omstandigheden rekening te worden
gehouden. Vooreerst met het verschil tusschen de zooge
naamde vaste leeraren, wier werkkring aan de Kweekschool
hun hoofdbetrekking is, en de overige leeraren, die aan de
Kweekschool eene bijbetrekking bekleeden. Ten tweede met
het feit, dat niet alle vaste leeraren evenveel'lesuren hebben.
Wordt het salaris berekend naar een vaste som per lesuur,
dan blijft het te laag voor een vast leeraar met weinig uren.
Ontvangen de vaste leeraren dezelfde totaalsom, dan wordt
een lesuur van hem of haar, die weinig uren geeft, veel hooger
gesalarieerd, dan van een met een groot aantal uren. Om
deze bezwaren te vermijden, is het raadzaam aan alle leeraren
een vaste som per lesuur toe te kennen en aan de vaste
leeraren daarenboven een grondsalaris of vaste bezoldiging,
varieerende met het aantal hunner lesuren. Verder is het
volgens de Plaatselijke Schoolcommissie gewenscht het be
ginsel van periodieke verhooging van salaris, thans reeds
geldende bij de afdeeling B en in bijna alle salarisregelingen
van den laatsten tijd aangenomen, ook bij de afdeeling A toe
te passen. Hierbij moet echter, zoo schrijft de commissie, in
aanmerking worden genomen, dat van het salaris aan af
deeling 4, gedurende 4 jaar 12l/2 0/o of 1/8 voor pensioen
wordt gekort, zoodat na 4 jaar het werkelijk genoten salaris
met l/7 wordt verhoogd. De nieuwe salarisregeling behoeft
daarom h. i. voor de afdeeling A geen verhooging na 4 jaar
in uitzicht te stellen, voor de afdeeling B, waar op de
traktementen geen afloopende, doch alleen een doorloopende
korting van 21/2°/0 voor eigen pensioen plaats heeft, daaren
tegen wel.
Een en ander geeft der commissie, bij wier beschouwingen
wij ons gaarne aansluiten, aanleiding tot de in haar rapport
aangegeven voorstellen, waarmede ons College zich, op een
tweetal uitzonderingen na, kan vereenigen.
Volgens de bestaande salarisregeling, opgenomen in de
verordening van 21 Maart 1912 voor de Kweekschool voor
Onderwijzers en Onderwijzeressen te Leiden (Gem. Blad no.
10) bedraagt de jaarwedde van den Directeur f 3200.— en
die van de overige leeraren, met uitzondering van die voor
het teekenen en de gymnastiek, f 75.'sjaars per weke-
lijksch lesuur. Voor zoover de lessen echter aan de afdeeling
B gegeven worden, wordt die bezoldiging, behalve voor de
lessen in het schoonschrijven, tweemaal, telkens na 4 jaar
dienst van den betrokken leeraar aan de afdeeling B, met
ƒ10.'sjaars per wekelijksch lesuur verhoogd.
De leeraar in het Nederlandsch en Hoogduitsch, die in de
Natuurkunde, Wiskunde en Wiskundige Aardrijkskunde en
die in de Geschiedenis en Aardrijkskunde ontvangen boven
dien nog een vaste bezoldiging van f 200.per jaar, welk
bedrag tweemaal, telkens na 4 jaar dienst als zoodanig, met
f 100.— wordt verhoogd.