DONDERDAG 2 MEI 1918. 105 Vóór stemmen de heeren: A. Mulder, Hoogenboom, van Hamel, Bots, van der Pot, van der Lip, Sijtsma, Sasse en van der Eist. XXI. Praeadvies op het verzoek van de afd. Leiden van den Ned. R. K. Bond van Handels-, Kantoor- en Winkelbe dienden, inzake vervroeging van het sluitingsuur van winkels. (Zie Ing. St. No. 96.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XXII. Voorstel inzake de tijdelijke verhooging van het kleedinggeld voor het politiepersoneel, de havenrechercheurs en de brugwachters. (Zie lng. St. No. 93.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XXIII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten be hoeve van het aanbrengen van eenige veranderingen in het politiebureau en de aanschaffing van meubilair en instru menten. (Zie Ing. St. No. 101. De beraadslaging wordt geopend. De heer van der Elst. M. d. V. Ik kan mij begrijpen, dat Burgemeester en Wethouders en de Commissaris van politie gaarne met hun tijd meegaan en de hulpmiddelen voor de recherche zoo goed mogelijk willen maken, maar ik vind het zonde dat f 3500 zal worden uitgegeven voor de verbouwing van die lokalen, welke absoluut niet aan de eischen voldoen. Er is hier herhaaldelijk over gesproken en ik geloof, dat iedereen het daarmede eens is dat wij tot den bouw van een nieuw politiebureau moeten komen, en daarom zou ik willen vragen of het niet mogelijk is met de voorgestelde verbouwing nog eenigen tijd te wachten en of Burgemeester en Wethouders zich niet diligent willen verklaren inzake het overbrengen van het politiebureau naar een ander gebouw, waar zulk een bureau beter kan worden ingericht. Het ver bouwen van die krotinrichting acht ik zonde; misschien kan de recherche op andere wijze worden geholpen. Ik gevoel er niet veel voor om f 3500.uit te geven voor dit doel, dat op zich zelf beschouwd/heel goed 'is. De heer Fokker. M. d. V. Het doet mij veel genoegen, dat Burgemeester en Wethouders met een voorstel van deze strekkirig zijn gekomen. Herhaaldelijk heb ik hierop bij Burge meester en Wethouders aangedrongen bij de algeme'ene be schouwingen voor de begrooting en zooals nu blijkt is dit niet vruchteloos geweest. Aan den anderen kant evenwel schaar ik mij aan de zijde van den heer van der Eist, omdat ik er ook niet voor ben om ƒ3500.te gaan besteden voor den verbouw van het politiebureau, dat vandaag of morgen toch zal moeten worden ontruimd. Het spijt mij daarom zoo, dat ik moeilijk mijne stem aan dit voorstel, indien dit niet wordt gewijzigd, zoude kunnen geven. Het is wel een ongeschikte tijd om aan te dringen op den bouw van een nieuw politiebureau, omdat het bouwen thans zeer kostbaar is, maar ik kan mij er toch ook niet zoo maar me,de vereenigen om in het tegenwoordige gebouw zoo in grijpend verandering te gaan aanbrengen als door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld. De heer Aalberse. M. d. V. Met verwondering heb ik gehoord dat twee juristen zich verzetten tegen dit voorstel. Den heer Fokker wensch ik er aan te herinneren, dat er door den Raad herhaaldelijk op is aangedrongen om ver betering te brengen in den middeleeuwschen toestand, waarin hier ter stede de recherche zich bevindt. Nu komen Burgemeester en Wethouders met een bescheiden voorstel om de recherche in de gelegenheid te stellen wat meer met moderne hulpmiddelen te kunnen werken. Hiertegen wordt tot mijne verbazing juist door een tweetal juristen bezwaar gemaakt. De heer Fokker beroept zich op de tijdsomstandigheden. Ik geloof echter, dat dit beroep den verkeerden kant op gaat. Juist met het oog op de toename van de criminaliteit is er alles te zeggen voor de verbetering van de recherche en dat zoo spoedig mogelijk zal tot stand komen, wat door Burge meester en Wethouders wordt voorgesteld. De heer Fokker zegt, dat men vandaag of morgen toch zal moeten overgaan tot den bouw van een nieuw politiebureau. Met het oog op de tijdsomstandigheden vermoed ik, dat het wel overmorgen worden zal. Door het voorstel van Burgemeester en Wethouders zal een weinigje voorzien worden in de allernoodzakelijkste hulp middelen der recherche, die ik moet het met schaamte zeggen tot heden in Leiden nog niet waren, zooals ze in onzen tijd behooren te zijn. Toen ik als voorzitter van de Commissie voor de salaris herziening het voorrecht had den nieuwen Commissaris van Politie te hooren over de door de Commissie ontworpen regeling, en van hem vernam, hoe de toestand was en hoe deze behoorde te zijn, toen heb ik eerst ingezien, hoezeer Leiden ten achter is. Dit was een der voornaamste grieven van den nieuwen titularis. In de kleine plaats, waar hij vandaan kwam, was alles uitstekend in orde, terwijl in eene groote gemeente als Leiden er niets aanwezig is van de hulpmiddelen, die de recherche noodig heeft. Ik juich dan ook ten zeerste toe dit voorstel van Burgemeester en Wethouders om op deze bescheiden wijze te trachten in den achterstand te voorzien. Ik zou het dan ook betreuren, wanneer men uit eene ver keerd begrepen zuinigheid dit kleine bedrag niet zou willen voteeren. De Voorzitter, Ik wil heel kort de verschillende heeren, die tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders hebben gesproken, beantwoorden. Ik ben het volkomen eens met den laatsten spreker, ook waar hij er zijne verwondering over heeft uitgesproken, dat er oppositie is gevoerd eener- zijds door een ambtenaar van het Openbaar Ministerie en anderzijds door een bekend jurist, want als hier in iets beter en ruimer moet worden voorzien dan is het werkelijk in de recherche. De heeren weten zeer goed, dat tengevolge van de tijdsomstandigheden de openbare veiligheid er niet op ver beterd is. Waar de burgerij van haar eigendommen wordt beroofd, moet daartegen krachtig worden opgetreden. Nu laat ik dat zelfs terzijde, maar bedrieg ik mij niet in de memorie van de heeren dan zullen zij weten, dat wij bij de vaststelling van de salarisregeling hebben besloten tot aanstelling van een administratief ambtenaar. Welnu, die ambtenaar moet toch een lokaal hebben. De heer Pronk heeft de welwillendheid gehad zijn kamer voor dien nieuwen func tionaris af te staan en hij gaat nu zelf zitten in een klein kamertje met één raam. De plaatsruimte voor de recherche moet uitgebreid worden, omdat er tegenwoordig zeer veel menschen moeten worden gehoord. Van het vertrek, bestemd voor de hoofdagenten van politie, dat ruim genoeg is, zal daartoe een stuk worden afgenomen. Nu zou ik aan den heer Fokker willen vragen wat hij bedoelt met: «vandaag of morgen". Het is nu Donderdag, anders zou ik zeggen, dat het nog wel een blauwen Maandag zou duren. Men moet niet vergeten, dat hier een goed politie bureau dringend noodig is, en ik geloof, dat daarmede zonder overdrijving een bedrag van één a twee ton zou gemoeid zijn. Maar van dat bedrag is f 3500 nog slechts een gering ge deelte. Werd er een verbouwing in dit geheel verouderde politiebureau gevraagd, welke 25000 zou moeten kosten, dan zou ik het zelf zonde vinden om zooveel geld er aan te be steden, maar dit is een betrekkelijk kleine uitgave, waardoor de vernieuwing van het geheele gebouw voor jaren kan worden uitgesteld. Ik zal trouwens nog meer geld voor de politie moeten vragen, want als er steenkolen of levensmiddelen aankomen, zijn die niet meer veilig voor de jeugd, die ervan rooft. Het is een bende van jeugdige boefjes, welke zich daaraan schuldig maakt. Ik krijg briefjes van Raadsleden, die zich over de straatjeugd beldagen, en niet van de eerste de besten, maar van zeer serieuze mannen. Daarom moet ik voldoende politie personeel hebben. Ik denk, dat de heeren binnenkort zullen opschrikken van een nog vrij wat grootere uitgaaf, welke ik in het belang van de gemeente noodig acht. Het gaat er, zooals ik reeds zeide, bij dit voorstel slechts om, den nieuw te benoemen administratieven ambtenaar een bureau te verschaffen en de hoognoodige verbetering in den recherchedienst aan te brengen. Waar het nu gaat om een betrekkelijk geringe uitgaaf, kunnen de bezwaren dunkt mij toch niet zoo heel groot- zijn. Ik mag er wel op wijzen, dat ik niet iemand ben, die buitengewoon veel uitgaven voor de politie vraag. Ik herinner er aan, dat ik indertijd steeds door den heer Fokker ben lastig gevallen, omdat ik die politiehonden niet wilde nemen. Ik ben ook nooit een overdreven politie man geweest. Maar dit is nu werkelijk iets, wat noodig is. De heer Fokker is degene geweest, die aangedrongen heeft op de aanschaffing van honden. En nu wij komen met het voorstel om een nieuwbenoemden ambtenaar een bureau te verschaffen en fotografietoestellen enz, die de recherche hoog noodig heeft, aan te koopen, is hij er tegen. De geheele uit gave zal bedragen 3500.De rente voor een nieuw poli tiebureau te betalen zou in één jaar zeer zeker reeds meer bedragen. Ik raad den Raad dan ook ten zeerste aan, dit voorstel aan te nemen. Ik meen hiermede de geopperde be zwaren voldoende te hebben weerlegd en verder refereer ik mij aan het uitstekend betoog van den heer Aalberse.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 9