1Ï8
DONDERDAG 2 MEI 1918.
Maar wat wij Mijnheer de Voorzitter wel iets scherper
kunnen uitdrukken is het tweede punt van het voorstel
van Burgemeester en Wethouders, n.l. dat de Raad gaarne
zou hebben gezien, dat de grensuitbreiding zich naar de zijde
van Oegstgeest belangrijk verder had uitgestrekt en de aan
Leiden toebehoorende gestichten »Endegeest", Voorgeest" en
Rhijngeest" daarin zouden zijn begrepen. Ik had gaarne
gezien, dat wij in het advies aan Gedeputeerde Staten, waar
mede dat College en wij ten slotte alleen te maken hebben
niet met de toelichting, welke aan ons door Burgemees
ter en Wethouders is gegeven ,nog eens duidelijk hadden
doen uitkomen hoe vreemd het moet worden gevonden, dat
de gestichten »Endegeest" en »Voorgeest", die geographisch
eigenlijk geheel bij Leiden behooren en die geacht kunnen
worden uit een oogpunt van stedenuitleg één geheel te vor
men met den bouw van het nieuwe ziekenhuis, daarvan
geen uitloopers zijn maar daaraan aansluiten, buiten het
gebied van Leiden zullen blijven en aan de grens komen te
liggen; dat het absurd is dat het geheele Wilhelminapark
met uitloopers en de half stedelijke bebouwing van de ge
meente Oegstgeest, waarvan de bewoners eigenlijk geheel
bij de gemeente Leiden behooren, niet bij het territoir van
deze gemeente zijn getrokken, wanneer men de grensuit
breiding toch ter hand neemt.
Ook voor de annexatie van het kasteel Poelgeest, vlak onder
de gemeente Leiden, waren sterkere argumenten aan te voe
ren, maar wat zullen tijdgenoot en nageslacht zeggen van
een uitbreiding van het grondgebied van een groote gemeente
als Leiden, dieophoudt juist bij de begraafplaats Rhijn-
hof, die, ik mag wel zeggen uitsluitend ten nutte van de
gemeente Leiden dient en die binnen de grenzen voor Leiden
noodzakelijk
De Voorzitter. Ik moet U tegenspreken. Ik geef U toe dat
de begraafplaats feitelijk tot Leiden behoort, maar noodza
kelijk
De heer Fokker. Ja, Mijnheer de Voorzitter, uit een hygië
nisch oogpunt mag ik zeggen noodzakelijk. Binnen de gren
zen der gemeente hadden wij tot heden daarvoor geen plaats
en is het nu niet gewenscht dat, nu een groot kerkhof vlak
bij de gemeente is aangelegd, dat praktisch het kerkhof voor
Leiden is, dit dan ook binnen de grenzen der gemeente wordt
getrokken? Het is reeds absurd, dat wij, eene groote gemeente
als Leiden, binnen onze grenzen geene plaats hebben, waai'
wij onze dooden kunnen te ruste leggen, maar nog vreemder
moet het aandoen, dat, wanneer er dan eene grenswijziging
komt, de grens vlak bij dat kerkhof is gelegen en dit kerkhof
nog buiten de gemeente blijft. Ik had deze punten gaarne
wat sterker willen zien gemotiveerd in het stuk, dat aan
Gedeputeerde Staten wordt gezonden. Het zou goed zijn,
wanneer dit alsnog geschiedde.
De Voorzitter. Maar dat geeft niets.
De heer Fokker. U heeft van deze zaken meer ervaring
dan ik en ik wil het dan ook op Uw gezag aannemen. Maar
als U zelf bij interruptie mij toegeeft dat de begraafplaats
feitelijk tot Leiden behoort, waarom staat dat dan niet in de
conclusie, in het eigenlijk advies aan Gedeputeerde Staten?
ïk wil slechts dan nog deze schuchtere opmerking maken,
dat, wanneer de bezwaren van de gemeente wat scherper
worden gemotiveerd en geaccentueerd, er kans is, dat dan de
Kamer hiermede rekening zal willen houden. Wanneer wij
aan Gedeputeerde Staten een slap bericht zenden, zal allicht
aan degenen in de Kamer, die voorstanders zijn van een ruimere
annexatie, worden toegevoegd: Waar maakt gij U zoo druk
om? De Raad van Leiden, die toch in de eerste plaats voor
de belangen van Leiden moet opkomen, heeft gezegd, dat men
wel gaarne had gezien, dat de grensuitbreiding zich wat ver
der had uitgestrekt, maar moeite heeft men er zich niet
verder voor gegeven! Daarom ben ik van meening, dat er in
het schrijven aan Gedeputeerde Staten scherper moet worden
betoogd, dat dit de eerste stap op den weg tot giensuitbrei-
ding is, die gevolgd moet worden door eene van wijdere strek
king. U knikt van ja, maar ik had gewild, dat dit ook in
het advies gezegd was geworden. Er staat op het oogenblik
slechts: dat wij gaarne zouden gezien hebben. Ik zou willen,
dat dit ook uitdrukkelijk aan Gedeputeerde Staten werd ge-
schreveu.
De Voorzitter. Dat heb ik ook gezegd.
De heer Fokker. U heeft het wel gezegd, Mijnheer de
Voorzitter, maarwoorden vervliegen. Ik had het zoo
gaarne met ronde woorden geschreven gezien in het advies
van den Raad aan Gedeputeerde Staten, dat wij deze grens
uitbreiding alleen aannemen, omdat wij niet meer kunnen
krijgen, maar dat wij het absoluut onvoldoende vinden.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik wil niet over dit praeadvies
spreken en ik zou er liever ineens over stemmen. Wij kun
nen er lang over praten/maar wij nemen het tenslotte toch
aan. Het is een zeer belangrijke quaestie, een zaak van
heel groote beteekenis. Ik ben eigenlijk blij, dat er niemand
op de publieke tribune staat, nu wij over een dergelijke
zaak zoo weinig ernstig beraadslagen. Ik zou gaarne nu
stemmen en stel daarom voor de beraadslaging te sluiten.
De Voorzitter. Ik wensch even als Burgemeester te ver
klaren, dat ik geheel instem met de woorden van den heer
Sijtsma, omdat dit voorstel, zooals wij het hebben geformu
leerd, na ernstige en lange onderhandelingen is totstand
gekomen, en dat er in hetgeen de heer Fokker heeft gezegd
weliswaar veel waars ligt, maar dat Burgemeester en Wet
houders datgpne wat hij zou wenschen werkelijk bij de onder
handelingen reeds hebben gepoogd te verkrijgen. Ik ben het
geheel met hem eens het blijkt trouwens uit de conclu
sies dat wij nog niet tevreden zijn, absoluut niet. Volgens
mijn eigen gezegde aan Gedeputeerde Staten, moest Oegstgeest
tot aan het kanaal bij Leiden worden gevoegd, maar Gedepu
teerde Staten hebben dat niet gewild. Moeten wij nu zeggen,
dat wij dan niets willen? Dan wordt de zaak voor jaren
uitgesteld. ïk ben het met den heer Sijtsma eenswij moeten
als ernstige mannen een ernstig besluit nemen.
Ik kan den heeren verzekeren, dat wij aan deze zaak
jaren bezig zijn en dat wij jaren lang met ernst getracht
hebben de belangen van de gemeente Leiden te behartigen.
Er zijn natuurlijk nadeelen aan verbonden voor Leiden,
omdat wij er uit Leiderdorp menschen bij krijgen, die geen
economische verbetering brengen, maar wij hebben dat
is ook zoo begrijpelijk voor een zeker aantal menschen
een zeker gebied noodig. Dat onze voorvaderen dat het best
hebben ingezien, blijkt hieruit, dat zij de heerlijkheden
Oegstgeest, Leiderdorp en Zoeterwoude in de vorige eeuwen
aankochten. Na de afschalfing van de heerlijke rechten en
speciaal in het restauratie-tijdperk heeft men van de natuur
lijke ontwikkeling der stad niets begrepen en heeft men
gedacht, dat men binnen die singels keurig zat. Wij zijn nu
in groote moeielijkheden gekomen.
Voor eiken ingezetene hebben wij een zeker aantal vier
kante meters grond noodig. Wij hebben dit plan niet opgezet
uit eenigen naijver tegenover een naburige gemeente, want
wij als gemeentebestuur staan in uitnemende verhoudingen
en betrekkingen tot de gemeenten Oegstgeest, Leiderdorp en
Zoeterwoude. Wij willen die gemeenten van niets berooven
en het zou ons laatste oogmerk zijn hen in een mindere positie
te brengen, maar het is bij ons een nooddrang en daarom
geloof ik, dat al zijn onze uiterste wenschen niet vervuld,
wij dit ontwerp moeten aannemen, omdat wij, als wij niet
kunnen krijgen wat wij wenschen, moeten trachten te berei
ken wat mogelijk is, niet zuiver voor de gemeente Leiden,
maar ook voor het algemeen welzijn, aangezien een gemeente
ook een deel van de Rijkstaak heeft te vervullen en een
verdeeling in gemeenten ook een verdeeling van het Rijk is.
Ik hoop, dat de heeren daarin met mij kunnen meegaan en
de Raad dit voorstèl met algemeene stemmen zal aannemen.
Wellicht ware het te amerideeren met een kleinigheid, maar
ik geloof niet, dat het noodig is.
De heer Fokker heeft gelijkhet zou op zekere punten kunnen
zijn verscherpt. Maar ik geloof niet, dat het eene taktische poli
tiek is het schrijven aan Gedeputeerde Staten anders te formu
leeren. Dit is eene vriendschappelijke formuleering tegenover de
omliggende gemeenten, waarmede wij leven moeten. Daarom
stel ik voor deze conclusie onveranderd aan te nemen.
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke
stemming overeenkomstig het praeadvies besloten.
De Voorzitter. Nu dit voorstel is aangenomen, dat naar
ik hoop, zoo spoedig mogelijk wet zal worden, wil ik er op
wijzen, dat deze grensuitbreiding voor Leiden financiëel noch
direct, noch indirect voordeel zal aanbrengen, maar dat zij
noodzakelijk is voor een normale ontwikkeling onzer stad.
Ik hoop, dat deze uitbreiding moge strekken tot groei en
bloei van Leiden, dat ons allen even lief is. Ik dank de
heeren voor hunne tegenwoordigheid bij het nemen van dat
gewichtig besluit.
XXIX. Voorstel tot vrijstelling van de gemeente Zoeterwoude
van de verplichting tot garantie van een minimumverbruik
aan electrischen stroom, bij e.v. tot standkoming van de aan
hangige grenswijziging tusschen Leiden en Zoeterwoude.
(Zie Ing. St. No. 94.)
De Voorzitter. Commissarissen der Lichtfabrieken hebben
tegen dit voorstel geen bezwaar, omdat de garantie nooit betaald
is behoeven te worden en dus feitelijk overbodig is. Men zal
daarom verstandig doen, conform het prae-advies te besluiten.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies besloten.